Zussen en broers,
De veertigdagentijd is een tijd van bekering. “Bekeer u” zijn de eerste woorden van Jezus in het evangelie volgens Marcus. “Bekeer u”, zegt Hij tot zijn volksgenoten. Niet “bekeer de anderen”. Bekeren is een reflexief werkwoord. Vaak wordt “bekeren” verstaan als anderen overhalen om van godsdienst te veranderen. Maar Jezus vraagt ons om onszelf te veranderen. Bedoelt Hij van godsdienst veranderen? Misschien wel want welke god dienen wij in feite? We zeggen wel de ene ware God, Vader, Zoon en heilige Geest te dienen, maar klopt dat? Doen we dat? Jezus vervolgt na “Bekeert u”, met: “gelooft in het evangelie”. Met andere woorden: “vertrouw op het goede nieuws dat God koning is”.
Geloven betekent inderdaad vertrouwen.
Heel ons leven is dag in dag uit een aaneenschakeling van “aktes van geloof”, daden van vertrouwen. Als je in huis bent, vertrouw je erop dat je huis niet gaat instorten door een aardbeving zoals in Turkije of Syrië. Als je je huis verlaat, vertrouw je erop dat je niet gaat overreden worden, of niet zal worden overvallen. Je gaat ’s avonds slapen in het vertrouwen dat er morgen weer een nieuwe dag komt. Leven kan niet zonder vertrouwen in de natuurwetten, in de mensen die je omringen, enz.
Maar het uiteindelijke vertrouwen dat ons in leven houdt, is het vertrouwen dat we bemind zijn, dat het voor iemand zin heeft dat we leven.
Het goede nieuws is dat God van ons houdt, ook als we dat zelf niet (meer) zouden doen en denken dat niemand ons nog wil.
Kiezen om te blijven leven betekent dus dat we nog op iets of iemand vertrouwen.
Godsdienst betekent: op God vertrouwen. Letterlijk betekent het: God dienen. Maar welke god? De ware God die te vertrouwen is? Of een afgod die belooft ons gelukkig te maken maar die zijn belofte niet kan houden? Zoals middelen die ons een korte tijd in een roes van gelukzaligheid kunnen brengen, maar die verslavend werken – ons dus beroven van onze vrijheid – en uiteindelijk onze gezondheid ondermijnen.
Geld is zo’n middel dat vlug een afgod wordt en veel dood en vernieling zaait.
Zonder geld kan je in een stadscultuur niet leven. Het is een noodzakelijk ruilmiddel om aan de dingen te raken die we nodig hebben om te leven. Maar het wordt vlug een verslavend middel waarvan we denken dat we er niet genoeg van hebben om onze toekomst te verzekeren. We vertrouwen er op dat het levensnoodzakelijk is voor ons geluk. Heel het werkritme in onze samenleving getuigt ervan hoe verslavend het werkt, hoe het onze vrijheid ontnomen heeft. Geld verdienen – of geld verzamelen is misschien een beter woord, want wanneer is het geen verdienste meer? – is een echte godsdienst geworden: een god waaraan vele offers worden gebracht.
Zelfs mensenoffers. Want vele slachtoffers van het verkeer vallen omdat het verkeer georganiseerd is in functie van een economie die moet opbrengen. Mensenlevens die vallen als slachtoffers van handel in verdovende middelen. Om te zwijgen van de slachtoffers van armoede en oorlog omwille van de jacht op grondstoffen, van de wapenhandel en de hebzucht van ieder van ons.
Slachtoffers van ons geloof dat we best zelf voor ons geluk zorgen en daarvoor niet te veel moeten rekenen op anderen. En niet durven vertrouwen op de God van Jezus die riskeerde zijn leven te verliezen in het vertrouwen in één Vader van alle schepselen die Hem geluk schenkt over de dood heen. De veertigdagentijd is een tijd om ons te bekeren tot dat Paasgeloof en te bidden dat alle mensen zouden vertrouwen in Jezus’ God van liefde.
Hendrik Hoet, pastoor
hendrik.hoet@scba.be