De laatste tijd zijn er wel meer mensen die de eeuwenoude route naar Compostella gaan. Haast dagelijks gaan mensen op weg. En toch wordt die voettocht nooit alle-daags. Want elke pelgrim gaat zijn eigen weg, soms eenzaam. Maar geen pelgrim gaat zijn weg alleen. Elke pelgrim draagt in zijn hart mensen mee. Elke pelgrim stapt het hart van zoveel mensen binnen. Een pelgrimstocht is de weg naar zichzelf, de weg naar andere mensen, de weg naar God.
Jan is op paasmaandag vertrokken voor een voettocht van 30 dagen naar Sint-Jakob. Jan woont in Zingem. Als echtgenoot van Lut en vader van Ann, Eva, Liesbeth en Pieter, als voorzitter van de kerkraad en voorzitter van het Centraal Kerkbestuur is hij een geëngageerde parochiaan van de heilige Thomasparochie. Vanuit de drukte van de start en het vertrekken, stuurt hij ons een eerste impressie….
Pelgrimstocht naar Santiago de Compostela: de voorbereiding
Het is gebeurd: ik heb de trein geboekt, en ook de 3 eerste overnachtingen in pelgrimsherbergen. Dat was even stressen om het te doen passen, maar nu is het zeker: ik ga op weg naar Compostella.
Het is al een hele tijd een soort droom om ooit eens te doen, maar toen we verleden jaar in Mechelen waren, zijn we toevallig op het bureau van het Vlaams Compostellagenootschap gestoten. De boodschap was: niet wachten tot het niet meer gaat, doen!
Dat heeft een hele winkel in gang gezet: naar een infodag, boekjes lezen, gaan trainen met rugzak, allerlei gerief kopen dat vooral niet veel mag wegen. Ik moest toch zeker vlot meer dan 20 km/dag aankunnen, anders moest ik er niet aan beginnen. Lut en ik gaan tijdens onze vakantie wel 7 dagen wandelen, maar de Camino ( de weg) is nog een ander paar mouwen: 780 km vanaf de voet van de Pyreneeën ( startpunt van de camino francès in St.-Jean Pied de Port) tot in Santiago de Compostella.
En de oversteek over de Pyreneeën heeft wel iets mythisch: je begint in Frankrijk op 200m, moet over de col van 1430m, om dan na 25 km aan te komen in Roncesvalles (Roncevaux). Dat triggerde mijn kindertijd, want er was een album waar Johan de Rode Ridder meestrijdt met Roeland, de ridder die voor Karel de Grote in de bergpas van Roncesvalles het leven liet tegen de Moren ( of waren het de Basken…). Ik zou nu ook naar daar gaan…en wat me ook aansprak is om op een maand een heel land over te steken…( als je maar de tijd neemt en volhoudt). Het idee dat je ergens begint en na 35 dagen zo ver zou moeten geraken spreekt aan, en mij niet alleen blijkbaar. Er gaan duizenden mensen per jaar, van alle kanten naar Compostella, maar de Franse weg is wel de meest bekende.
Ik heb geprobeerd om mij fysiek voor te bereiden, en ook mentaal: want de man met de hamer zal wel eens passeren om zijne klop te geven. Ik heb me ingeprent van niet ontgoocheld te zijn als het niet zou lukken, dan doe ik het gelijk Filip en Mathilde over meerdere jaren. En ik wou eigenlijk alleen gaan, om zo´n tocht vol ontmoetingen te kunnen meemaken. Ik ben Lut dankbaar dat ze daar mee in wilde gaan, niet letterlijk. Ik heb ook stilaan voorbereid om zo lang weg te zijn.
En ik heb het daar af en toe knap lastig mee gehad. Maar ik heb ook van velen een steunbetuiging gekregen, en onverwacht veel mensen hebben gevraagd om aan hen te denken en zelfs iets meegegeven: omwille van ziekte die hun leven plots binnenvalt, een verlies, een probleem met huwelijk en kinderen…ik heb beloofd om die intenties mee te dragen en sommige dingen ook op een gepaste plek achter te laten. Dat is in zekere zin ook een motivatie om vol te houden.
Zondagmorgen, op Pasen, heb ik de pelgrimszegen ontvangen van pastoor Joost, samen met Lut en de kinderen die mee voorbereid hadden. Dat heeft mij enorm geraakt en ontroerd: ik zal dat nooit vergeten. En dan hebben we met de familie samen gegeten en naar de koers gekeken…
De rugzak werd nog eens nagekeken en gewogen, en dan op tijd gaan slapen want vandaag op Paasmaandag was het vertrekken. Om 3u30 loopt de wekker af, iets eten en Lut brengt me naar het vertrekstation van Tourcoing. Het is lastig afscheid nemen: waarom laat ik haar alleen, en waarom ga ik alleen ? Maar ze geeft me nog een kruisje en dan ga ik er vandoor, en zij ook. We rijden eerst naar Bordeaux, dan naar Bayonne, om met een derde trein naar St.-Jean te rijden. Onderweg al een andere Belg uit Namen ontmoet, die me dunkt wel wat impulsiever heeft beslist, maar ook heel wat jonger.
Als we uitstappen en ik draai me om, schrik ik toch wel bij de aanblik: 2 wagons vol pelgrims. Ik moet niet eens mijn plannetje bovenhalen om naar de Office du Tourisme te gaan voor mijn eerste stempel, en het mag gezegd veel goede raad en uitleg.
Eenmaal gestempeld zijn we er echt klaar voor: morgen trekken we over de Pyreneeën. Eerst nog naar het eerste logement: La vita e bella, dat is een waarheid als een koe. Met 7 op een kamer, ik ben benieuwd…
Het weer is zacht en droog, maar morgen geven ze nat en koud.
De eerste week wandelen
Als we gaan beginnen aan onze eerste wandeldag om vanuit St.-Jean Pied de Port naar Roncesvalles te gaan, is het aan het regenen: dat begint al goed want de eerste 3 uur zijn steil klimmen. Het is alsof de eerste tourrit ineens begint met de Tourmalet. De ganse straat in de verte is belopen met mensen per twee of alleen, zover ik kan zien. Klimmen met een poncho tegen de regen is niet lastig, maar je wordt nat van de regen , én aan de binnenkant ook door te zweten.
Als het ophoudt met regenen, kom ik een berghut tegen en de koffie smaakt. Even verderop kom ik al Kara (US) en Simon ( Zuid Afrika) tegen. Het klikt met Simon en we wandelen door, de zichten zijn “wit mist-gordijn”. Dan moeten we de wegwijzer naar Roncesvalles volgen: paaltjes om de 20 meter geven aan dat het daar dikwijls mistig is. Verderop staat iemand met zijn camionet: een stuk kaas “zelfgemaakt”. Na die paar minuten zitten zijn we verkleumd. Handschoenen aan. Nog de laatste col van 1438 m over en we zijn in Spanje. Nu nog 500 m dalen. Simon en ik komen Jonathan uit Turkije tegen, en rond 15 h zijn we in de abdij van Roncesvalles. Installeren, douchen, beetje liggen en rusten worden vast aankomstritueel. Om 20 uur is het de zegening van de pelgrims, en pas daarna eten ( dat is laat als je honger hebt), maar we zijn erop en erover geraakt: de kop is eraf. Om 22 uur gaat het licht onverbiddelijk uit.
En om 6 uur onverbiddelijk aan, met abdijmuziek…Rond 7u30, na een ontbijt, ben ik er vandoor. De eerste 27 km zijn voorbij , ik moet er nog 755 doen.
Het is een heel andere dag: koud en droog, en we zien mooie landschappen. Er is veel volk vertrokken, en in elk dorp is er wel een bar of restaurant, waar je ook kan stempelen als bewijs dat je de camino loopt. De kilometers van gisteren voel ik nog. Maar rond 15h zijn we in Zubiri. ´s Avonds een pelgrimsmenu voor 15 euro , goed eten en 3 gangen. Het is echt niet moeilijk om een pelgrim te herkennen : lichte kledij en sletsen en een fleece ( elke gram moet je meezeulen, daarom wordt bij aankomst de kledij van overdag gewassen voor de volgende dag).
Volgende dag van Zubiri naar Pamplona ( bekend van de stieren die in de straten worden losgelaten, achter een hoop jongemannen, tot in de arena).
Ik kom onderweg een Oekraïner tegen: “mijn moeder is Russisch, mijn vader Oekraïner, maar wat ben ik dan?” Even verder neem ik afscheid met een Slava Ukraïne, en hij met Heroïm slava. Letterlijk 20 meter verder schuif ik onderuit, maar hij komt direct toegesneld: dat is ook de camino. Gelukkig geen erg voor mij. Vóór de grootste warmte zijn we in Pamplona: een mooie stad, waar toch verschillende mensen al stoppen.
Na Pamplona verandert het landschap, en krijg ik voor het eerst het compostela-gevoel: glooiende landschappen in groen en geel en met veel kleurige bloemen, daarover een weg uitgesmeten die je heel ver kan zien, en daarop enkelingen en groepjes verspreid zover het oog reikt ( zoals in de boekskes).
We moeten naar de Alto del Perdón: tot 10 minuten voor ik bovenkom hangt er mist. Maar boven is het een prachtig zicht, ook door het mooie kunstwerk dat pelgrims toont van alle tijden. De afdaling is lastig door de stenen, maar we komen aan in Puente la Reina ( de brug die een koningin liet maken voor de pelgrims).
Het ochtendritueel begint minder tijd te nemen, zodat ik de volgende dag om 6u30 al op weg ben, met een vogelconcert van jewelste. Zo gaat dat dag na dag, maar de volgende dag , vertrokken zonder eten met het plan om in het eerste dorp te ontbijten, valt tegen: alles dicht ( zondag). En nog erger, ik moet nog 12 km doen tegen dat ik een volgende kans krijg. Maar alles wordt vergeten als we in onze herberg een heerlijke paella voorgeschoteld krijgen door Ivan: hij vindt dat het zijn taak is om ons goed te voeden en te verzorgen. Net voor 22u komt hij tellen of iedereen wel binnen is. Een onvergetelijke avond.
Ik besluit om maandag Logroño voorbij te gaan: je kan geen koffie krijgen, want de elektriciteit is uitgevallen in heel Spanje. Dus nog 13 km erbij, wat ik beter niet had gedaan. In de namiddagzon zie je niemand, want ze doen hun siësta. Na 33km kom ik eindelijk aan. Efkes letterlijk en figuurlijk te ver gegaan.
Daarom besluit ik vandaag 29 april om maar 18km te doen, een soort rustdag: picknick langs een beekje en rond 12u er al zijn : we zijn bijna 200km ver en ik heb toch al een keer de man met het hamertje tegengekomen…
Op het ogenblik dat ik dit schrijf, dinsdag 6 mei, heb ik zo´n 374 km afgelegd. De tijd vliegt, en de kilometers ook. De conditie is goed en geen klachten van de voeten: toch is dat elke morgen opnieuw goed afplakken ter preventie van blaren. Ik krijg het gevoel dat 25km per dag een goed gemiddelde is, meer is zwaar, minder is bijna rusten. De pelgrims krijgen in de restaurants ook een speciale menu voor 15€, met 3 gangen: dat helpt om op krachten te komen. En het is niet moeilijk om pelgrims van Spanjaarden te onderscheiden. Een paar dagen geleden ben ik in Burgos gepasseerd: een stad met een prachtige katedraal, vol goud dat uit de spaanse rooftochten in Midden- en Zuid-Amerika is meegebracht. Ik ben daar naar de zegening van de pelgrims geweest ( een 40-tal uit verschillende landen).
Een tweetal dagen geleden was ik in de mist aan het klimmen , toen ineens een bliksemschicht te zien was. Daarop begon het hard te regenen: er was geen schuilplaats over 8 km, er zat niets anders op dan door te stappen, maar aan een hoog tempo, om zo snel mogelijk in een dorp te zijn. De dagen nadien heb ik veel mensen gesproken die hun eigen verhaal hadden over het onweer.
Nu zijn we in een andere streek gekomen: de meseta. Dat is een hoogvlakte op 800m waar gigantisch uitgestrekte velden zijn. Je ziet de weg heel ver liggen, en er is geen beschutting. Vandaag heb ik 33 km gedaan, waarvan 18 km rechtdoor naast de weg. Dat stelt het mentale wel op de proef, maar het is goed gegaan.
Binnenkort zijn we in de helft: ik begin te geloven dat het kan lukken…
De tocht door de Meseta
De vorige keer heb ik afgesloten met een lange rechte weg van 18km. Dat is het doembeeld dat rondgaat over de meseta: een hoogvlakte op zo´n 800m hoogte, die me zeer vruchtbaar lijkt, want tot de laatste vierkante meter is ingezaaid met tarwe en mosterdzaad, nergens een wijngaard. De grond is donkerbruin, en doorspekt met stenen. Wat de meseta zo geliefd of gehaat maakt is de eindeloosheid: je ziet eindeloos ver, de landschappen zijn prachtig en in kleur, het is er stil en je hoort de vogels. Je ziet mensen heel ver lopen, en je mag dat niet in je kop steken dat ze zo ver weg zijn. Het landschap verandert traag dus. Hoewel het lastig is kan ik er diep van genieten. Dat verandert als we richting León trekken, wat samen met Burgos de 2 voornaamste steden zijn van Castilla y León. Je begint naast wegen te lopen, zoals de Kruishoutemsesteenweg of de N60, en dat over kilometers en kaarsrecht. Dat is ook de meseta van zijn andere, minder gezellige kant: je mag niet beginnen tellen, je moet gewoon gaan en zeggen “pas aan die brug in de verte kijk ik hoeveel ik weer verder ben”. Het pad is bijna altijd van de weg gescheiden, maar de auto´s stinken. In de zomer is alles bruingeschroeid en smijten ze hier met uitdroging en zonneslagen
Ik begin wat last te krijgen aan het scheenbeen, en besluit om in León een hotelkamer te boeken, om eens een lang bed te hebben. Ik ben de dag naar León onderweg met Mary uit de U.S. , en ze vertelt wat ze heeft meegemaakt. Mensen vertellen aan vreemden de meest intieme verhalen, omdat ze weten dat die vreemden niet écht vreemden zijn: ze hebben ook dezelfde inspiratie en droom. Dat maakt de camino speciaal. Eénmaal in León scheiden onze wegen. Na een goede siësta, zonder snurkers, ga ik de kathedraal van de stad bezoeken, gotiek en mooi. In 1300 zijn ze beginnen bouwen, in een stad met amper 5000 mensen, nadat ze de Moren uit de streek hadden verdreven ( deze zogenaamde Reconquista van het Spaanse land op de Moren startte in de 9e eeuw en zou duren tot 1492, met de val van Granada). Om het herwinnen van het grondgebied in de verf te zetten, mocht het mooi zijn en wat kosten. Na de zaterdagmis spreken we nog af om tapas te gaan eten in de uitgangsbuurt. Toch op tijd naar bed om er maximaal van te genieten. Vandaag op moederdag is de weg zo lelijk, dat de enige mooie foto´s van bloemen zijn. Na nog eens 12 km rechte weg , slaan we eindelijk af naar Hospital del Órbigo, dat de langste brug van de camino heeft. En na een lange dag komen we aan in Astorga, een kleine maar mooie stad, ook met kathedraal.
Op dinsdag begint het klimwerk opnieuw, om over de bergen rond León te geraken: een mooie tocht tot 1440 m.
Morgen gaan we naar het Cruz de Fierro, het ijzeren kruis, het hoogste punt van de camino, waar ik de meegebrachte intenties zal neerleggen: onderweg heb ik veel uitgekeken naar dit punt. Ik hoop dat het iets speciaal mag worden.
Vandaag vroeg vertrokken om naar het hoogste punt van de camino te gaan: het Cruz de Fierro ( ijzeren kruis). Ik moet 45 min klimmen en ineens sta ik ervoor: een klein ijzeren kruis op een hoge houten paal. De voet is bezaaid met stenen en steentjes, briefjes en foto´s. Ik ben alleen nog als ik de meegenomen dingen een plaats geef. Voor Joost, Lieve en Dirk, Karin en Peter, Marieke, Ann, Tina, Lara, Frouke, het werk, onze families… Het is een heel mooi en emotioneel moment voor mij. De camino gaan zonder iets mee te pakken van anderen lijkt me wat ongepast . Er valt een soort verantwoordelijkheid van mijn schouders, een hoofddoel is bereikt. Ik denk zelfs belangrijker dan tot in Santiago te geraken. Tegen dat ik wil vertrekken, staat het vol Koreanen. Ik vertrek met tranen in de ogen. Het zindert nog lang na. De weg gaat langs kleine dorpjes.
Stilaan eindigt de tocht door Castillië en León, want we lopen nu door het mooie Bierzo, waarvan ze hier zeggen dat ze zich eerder bij Galicia thuisvoelen dan bij León. We moeten nog 1 keer echt hoog klimmen. Ik besluit om die klim te onderbreken, in een gat dat La Faba heet maar wel met een heel mooi kerkje en een herberg met bedden van 2,20 m. Ik zal de klim de volgende morgen afmaken en van de zonsopgang genieten. Die is prachtig, en als ik boven aankom in O Cebreiro, staat een Galicische doedelzakspeler aan de ingang van zijn dorp: welkom in Galicia, de laatste provincie van mijn tocht. De afdaling loopt gezapig en ik heb precies niet genoeg ogen om alles te zien.
Ondertussen zondag ben ik in Sarria beland, waar veel wandelaars starten, omdat je minimum 100km moet lopen voor een diploma. Het zijn er nog 114: ik kan het halen, en voel me wat triest dat het bijna gedaan is, maar ook blij dat ik weer naar huis zal kunnen: ik ben 4 weken aan het stappen.
In Sarria regent het 4 uur aan een stuk. De volgende morgen is de temperatuur zacht en de lucht zuiver. Het landschap is weer anders, veel onder de bomen. Na 14 km stappen is er een kleine file, want iedereen wil op de foto met de 100 km-paal. Ik heb er dus 690 afgelegd sedert de start. Je kan de nieuwkomers die de laatste 100 willen doen makkelijk herkennen: ze hebben propere kleren en schoenen, en ze stappen (nog) rap. Enkele km verder kom ik aan in Puertomarin. De laatste rechte lijn is nu echt ingezet.
De laatste 100km
De weg vanaf Sarria loopt door mooie bossen, maar het loopt dus wel vol mensen. Er staat nog één etappe van 30km op het programma: als je vroeg vertrekt, en de eerste uren goed doorstapt, dan geraak je tijdig in de herberg, en kan je nog wat slapen of rusten. Maar er komen mensen aan tot half zeven, die heel de middag in de warmte hebben gelopen: die hebben afgezien. Er is nog een mooie pelgrimsmis.
De 2 laatste etappes zijn 19km, dat is echt goed te doen. Op vrijdag 23 mei passeer ik na 3u wandelen de Monte de Gozo ( berg van vreugde), waar pelgrims voor het eerst de stad zien liggen. Een mooi standbeeld vertolkt goed wat je dan voelt: dáár in de verte ligt het eindpunt, na al die dagen. Je loopt echt vol…
En dan gaat het snel: voorsteden, entree in de stad, door de straatjes, onder een portaal en plots sta je voor de kathedraal. Mijn ogen schieten vol, iemand heeft dat gezien en geeft een applausje. Het plein is dé verzamelplaats waar pelgrims naar toe komen om hun kameraden op te wachten en te begroeten, en dat is hartelijk. Mijn tocht van 780km zit erop. Ik ga nog om mijn Compostela- diploma ( in het Latijn).
Ik zal nog mooie ontmoetingen hebben tijdens de dagen voor mijn terugkeer. En pas op zondag, tijdens de pelgrimsmis zal het wierookvat van 60kg door de kerk vliegen, opgehangen aan een dik touw. Dat is een gepaste afsluiter van een mooie tocht, begonnen als een fysieke uitdaging, die ook enkele dagen mentaal moeilijk was, maar meer en meer een echte pelgrimstocht werd voor mensen die het gevraagd hadden. En met die opdracht ging ik verder, stap voor stap, met hun steun ook om het vol te houden. Ik ben content en voel me gezegend door de tocht en alle ervaringen. Nu kan ik naar huis, naar mijn geliefden…