Of ik een gedicht wil horen?
Hij valt meteen met de deur in huis. We zitten in een ongezellige, kale gespreksruimte, met enkele tafels en stoelen, vierkante vensters met zwaar traliewerk. Met de muffe geur van de ventilatie.
Maar hij is duidelijk gefocust. Gedichten schrijven heeft hem geholpen, vooral om zijn gevoelens kwijt te raken.
Ooit waren het gedichten die voor mij moeilijk toegankelijk waren. Hij was voortdurend onder invloed van middelen. Een gesprek met hem was verwarrend, hij had onrealistische verwachtingen, zat telkens op het randje van de psychose. Af en toe weigerde hij een gesprek, wat het contact nog bemoeilijkte. De verleiding was er om aan zijn celdeur voorbij te lopen.
Nochtans heeft het gedichten schrijven hem doen overleven. Het was voor hem een zinvolle daginvulling, zó belangrijk voor gedetineerden. Tegelijk was hij vaak fier op wat hij geschreven had, en het was een aanzet tot gesprek. Zoals nu.
Zijn openingsregel luidt: ‘’Ik ben gelukkig en ik ben haatdragend’. Hij kan naar zichzelf kijken, zien dat er ook een schaduwzijde in hem zit. Hij kijkt er positief naar. De gevangenis heeft hem veel leed gebracht, hij heeft afgezien. En toch kijkt hij fier terug. De schaduwzijde in hem, wat in zijn rugzak zit, kan hij een plaats geven. Hij loopt er niet meer van weg. Hij voelt zich verantwoordelijk, én vrij om keuzes te maken. Enkele jaren terug nog, voelde hij zich slachtoffer, rancuneus, een vat vol kwaadheid. Eigenlijk zie ik nu voor mij een vrij man, klaar om ‘buiten’ te gaan. Hij kijkt ernaar uit. Naar een normaal leven: terug bij zijn familie, werken, zijn leven opbouwen. Hij straalt, hij hoopt over enkele weken vrij te zijn, als de surb (strafuitvoeringsrechtbank) groen licht geeft.
Nu heeft hij perspectief. Toch is het niet dat vooruitzicht dat hem heeft doen ‘keren’. Hij vertrouwt me toe dat hij al meer dan een jaar vrij is van drugs. Hij is er fier op. Om de twee weken heeft hij een gesprek met een psycholoog, het heeft hem goed gedaan. Een (ex)collega heeft hem gevolgd in een vorige gevangenis en komt hem nog regelmatig bezoeken. Ik bewonder die man, want het zijn soms zware tijden geweest.
Voor enkele maanden had ik het idee om voor hem een mooi boek te kopen, met blanco bladen. Ik had gezien dat zijn gedichten op allerlei losse blaadjes stonden, en in een fardje zaten. Of hij ze ook zou inplakken? Het was een gok, maar nu heeft hij een mooi boek. “Ik schrijf er nu de datum bij, dan weet ik wanneer ik ze geschreven heb”, zegt hij. Mooi zeg, hij zet zich op een tijdslijn, klaar om die detentie af te sluiten en gericht op wat nog mag komen.
Hugo, augustus 2025