Als oudste zoon van een groot en diepgelovig gezin werd Marcel geboren in Geel op 12 juli 1938. De familie woonde oorspronkelijk op de plaats waar nu het industrieterrein is ingeplant. Het gehucht is gelegen tussen twee kleine parochies: Sint-Apollonia, Stelen en Sint-Gerebernus, Punt. In de familie leerde hij zijn handen gebruiken om te werken en vouwen om te bidden. Lachend vertrouwde hij enkele weken geleden onze bisschop nog toe: “Als ik geen pastoor geworden was, dan was ik waarschijnlijk boer geweest.”
Na zijn secundaire studies aan het Sint-Aloysiuscollege koos hij voor de priesteropleiding in Mechelen. Op 7 juli 1963 antwoordde hij vastberaden: “Adsum … hier ben ik” aan mgr. Daem, toen die hem vroeg om priester te worden. Voor zijn eremis stelde zich een probleem: beide parochies wilden maar al te graag een jonge priester aan hun altaar. Hij koos dan maar voor twee eremissen, de één een week na de andere.
Al vlug werd hij benoemd tot onderpastoor in Broechem, om enkele jaren later geroepen te worden als onderpastoor in Meerhout, Sint-Trudo. In 1977 keerde hij terug naar de barmhartige stede om pastoor te worden in Geel, Sint-Laurentius in Zammel. Als één van de eerste pastoors van het bisdom kreeg hij er een tweede parochie bij, nl. Sint-Lucia in Oosterlo. Met vallen en opstaan trachtte hij die twee parochies te doen samenwerken, en hij is daar wonderwel in geslaagd.
Zijn grote passie was de jeugd. Hij stichtte de Chiro, bouwde vlotten met de jongeren, en ging mee op kamp. Op kampen wilde hij er altijd bij zijn van bij de opbouw. Met zijn gereedschapskist laveerde hij over het terrein om tenten op te stellen, licht aan te brengen enzovoort. Maar hij was ook een goede herder voor de anderen. De sociale bewegingen, de bejaarden en vooral de zieken lagen hem na aan het hart. Ondertussen moest de statige pastorie gerestaureerd worden. De schoonste restauratie was ongetwijfeld deze van de mooie parochiekerk Sint-Laurentius. Op het hoogfeest van Onze-Lieve-Vrouw-tenhemelopgenomen in 1999 mocht hij de vernieuwde kerk in gebruik nemen.
Het werk en de jaren lieten zich voelen. In het begin van dit decennium moest hij enkele keren worden opgenomen in het ziekenhuis. Het deed hem pijn, maar hij voelde dat hij stilaan zijn vertrouwde schapen moest loslaten. Samen met zijn gouden jubileum vierde hij ook zijn afscheid. Daarna ging hij nog enkele jaren genieten in de zorgende nabijheid van zijn oudste zus.
Langzaam kwam ook het uur van het stervende zaad. Ook dat was hem bekend vanuit zijn afkomst. Zaaien doen boeren: zij geloven in de kracht van het zaad, dat zomaar in de grond geworpen wordt, en nieuwe kiemkracht krijgt. En hij voelde dat zijn uur stilaan nabij kwam, om als een goede graankorrel vruchten te kunnen dragen. Gestorven graan wordt brood… zingen wij soms in de vieringen.
Toen ik hem bezocht in het woon-zorgcentrum in Nijlen, tussen Kerstmis en nieuwjaar, was hij stil. Plots zei hij: “In paradisum deducant te Angeli.” Ik schrok op en vroeg: “Marcel, waarom zeg je dat ? Wat bedoel je daarmee?” Waarop hij antwoordde: “Dat het maar niet te lang meer moet duren.” Het heeft niet lang meer geduurd. Gesterkt door de ziekenzalving gaf hij op 18 februari 2017 zijn leven terug aan zijn Schepper. Moge hij volop rust vinden in grote hart van onze trouwe God.
Rik Aegten