Jacques Debruyne werd geboren in het verre Veurne in de winderige Westhoek op 2 oktober 1947 als derde zoon van Georges Debruyne en Marcelle De Smedt. Hij groeide op in de katholieke gezinssfeer van het kroostrijk gezin van meester en moeder Debruyne in de naoorlogse jaren van WO II. Na zijn humaniora kwam hij naar de abdij van Tongerlo. Hij ontving op het feest van Sint-Augustinus in 1965 het witte habijt uit de handen van prelaat J. Boel en kreeg de naam Idesbald. Op 28 augustus 1967 verbond hij zich door tijdelijke professie aan de canonie van Onze-Lieve-Vrouw van Tongerlo.
Zijn opleiding liep langs de verkennende wegen in turbulente nadagen van mei 1968. Vele vragen waren existentieel beklijvend voor confrater Jakob. De antwoorden vaak niet passend bij zijn reflexief, kritisch en sterk denkvermogen. Hij was een zoeker van in zijn jonge kloosterjaren. Op 29 september 1973 sprak hij zijn plechtige geloften uit. Hij schreef bij die gelegenheid:
Wie wil blijven geloven
dat onmogelijke dingen niet behoren
tot de wereld van dromen-
wie zich durft realiseren
dat machteloosheid, ongeduld en lege handen
ons stukwerk moeten helen-
dat het niet mag ontbreken aan moed
om eerst zichzelf diep in het vlees te snijden-
wie dan nog voor anderen hierin
besmettelijk wil zijn-
zal onverhoeds aan den lijve ondervinden
hoe kleine mensen boven zichzelf uitgetild worden
God-weet-hoe
zoals reeds lang voorzegd is
ja vòòr geleefd…
Mgr. Waterschoot, norbertijn, wijdde hem tot diaken op 22 januari 1974 en op 21 september van hetzelfde jaar wijdde mgr. Schruers hem tot priester. Zijn engagementen in professie en wijding waren telkens een moment van grote uitdaging. Hij zocht rusteloos naar authenticiteit. Hij verwachtte heel veel van gemeenschap en waagde zich in vele bewegingen en was bewogen door de nieuwheid en de experimenten in Kerk en wereld.
Telkens bleek de abdij van Tongerlo te klein voor zijn wervelende geest en onrustig temperament. Soms liep hij verloren en verwaarloosd tussen zijn vele bekwaamheden. Zijn theologische gezindheid vond hij goed verdicht in de poëzie van Huub Oosterhuis en treffend verwoord in diens gedachtegoed.
Vaak had hij een wat zwervend bestaan, aangetrokken door een ideaal dat hoog was gegrepen. De ontgoocheling en misrekening brachten hem soms in stille crisis en diepe eenzaamheid.
Op 6 april 2001 werd hij benoemd voor de Nederlandstalige pastoraal in Vorst en de pastorale eenheid Bethlehem wat hij naar best vermogen en met toewijding heeft gedaan. Het was een tijd van zoekende overgave en pastorale bewogenheid. Sinds een paar jaar werd hij geconfronteerd met groeiende ademnood. Na Nieuwjaar 2016 voelde hij zich erg vermoeid en dwong rust hem zijn levensritme bij te stellen. Wat eerst als algemeen onderzoek was voorzien werd al onmiddellijk een opname in het Sint-Mariaziekenhuis in Halle. Al spoedig bleek zijn gezondheid verregaand bedreigd. Bij ons bezoek op Aswoensdag vroeg hij bij het afscheid spontaan en deemoedig een kruisje. Op 11 februari werd confrater Jakob de volle toedracht van zijn gezondheidstoestand toegelicht. Op zondag 14 februari ontving hij in groot vertrouwen op Gods’ barmhartigheid van zijn broers priester Henri, scheutist, en Philip, jezuïet, het sacrament van de Ziekenzalving.
Hij overleed op 21 februari 2016 in het Sint-Mariaziekenhuis in Halle.
In de Onze-Lieve-Vrouwabdij van Tongerlo vierden wij de uitvaartliturgie op 25 februari 2016 en droegen confrater Jakob naar zijn laatste rustplaats op het abdijkerkhof en legden hem neer te midden van zijn overleden medebroeders, in het volle vertrouwen dat “niemand die in Hem gelooft zal worden teleurgesteld” (Romeinen 10,11).
Het meeste gaat voorbij,
maar meer en meer wordt Hij
de toekomst die ons wacht.
Hij geeft een nieuw gezicht
aan duisternis en licht
aan alles wat wij deden.
(Huub Oosterhuis.)
Onze-Lieve-Vrouw van Tongerlo
Heilige Vader Augustinus
Heilige Vader Norbertus
Bid voor ons.