De veertigdagentijd zal door de coronavirus in alle soberheid verder moeten gevierd worden. Geen liturgische bijeenkomsten, geen gemeenschappelijk gebed. Het is voor de eerste keer in ons leven dat het gebeurt. Wij die kracht putten uit de dagelijkse of wekelijkse eucharistie, kunnen nu zeker kracht putten uit Gods aanwezigheid door ons persoonlijk gebed te versterken en ons nog meer verbonden te voelen met elkander, hier bij ons of wereldwijd. De lezingen op deze vierde zondag in de veertigdagentijd kunnen ook onze ogen doen opengaan om Gods aanwezigheid te ervaren in het kleine en in het zwakke en ons verder samen in te zetten om de coronavirus in te dijken.
In de eerste lezing lezen wij het verhaal van de uitverkiezing van David. Zeven zonen van Isaï passeren de revue bij de profeet Samuël, maar geen van hen heeft de Heer uitverkoren. En waarom niet ? De mens kijkt vaak te veel naar het uiterlijke, naar zijn gestalte, zijn capaciteiten, maar de Heer kijkt naar het hart.
Over goed leren kijken gaat ook het lange verhaal van de genezing van de blindgeborene.
Het is een echt toneelstuk, waarin de evangelist Johannes het geloofsproces van de blindgeborene in scène brengt. In al die verschillende personages kunnen wij ons wellicht zelf herkennen.
De sympathieke figuur is voor ons de blindgeborene zelf. Een eenvoudig man uit het volk werkt ontwapenend door zijn openheid. Ik kon niet zien en door de ontmoeting met Jezus kan ik wel zien. Tot driemaal toe getuigt hij over Jezus, gekomen als de Mensenzoon. Hij staat verwonderd over de geslotenheid van de Farizeeën.
Dan zijn er de buren. Zij zijn de buitenstaanders, die wel alles weten over de blindgeborene, maar eigenlijk niet begrijpen waarover het gaat.
En dan de ouders. Zij zijn het beeld van mensen die geen risico’s willen nemen. Zij vrezen voor de gevolgen als zij beweren dat Jezus de Mensenzoon is. Zij willen buiten schot blijven en zeggen : Vraag het hemzelf, hij is oud genoeg.
Tenslotte zijn er nog de Farizeeën. Tegenover Jezus en de blindgeborene nemen zij een verdedigende houding aan. Als zij geen antwoord krijgen rond de genezing van de blindgeborene beginnen ze te schelden, te oordelen en te veroordelen. Zij baseren zich op de wet, niet op de blindgeborene . Hoewel Jezus zegt dat noch de ouders, noch de blindgeborene zelf gezondigd hebben, zeggen zij tegen de blindgeborene : In zonde ben je geboren en zij jagen hem de synagoge – d.w.z. de gemeenschap – uit.
Het einde van het toneelstuk is verrassend. Voor de blindgeborene wordt het een happy end. Hij wordt ziende gelovig, omdat hij op Jezus vertrouwt.
Nu wij halverwege op onze weg naar Pasen staan, is het goed dat wij de vraag van Jezus ter harte nemen, die hij ook stelde aan de blindgeborene : Gelooft gij in de Mensenzoon ? En zal dat geloof stand houden, zoals bij de blindgeborene, terwijl zovelen in onze omgeving het laten afweten om hun geloof te belijden en te beleven ?
Laten wij naar Jezus gaan met het gebed van de blindgeborene : Heer, geef dat ik zien kan om mijn geloof te laten groeien en zo ook anderen meer tot geloof te brengen.
Priester Willy