MET HET PAASKLOKJE TINGELING NAAR ROME
Hoe het klokje tingeling verhuisde van de kerktoren naar de beiaard van Stekene. (vervolg van deel 1)
Toen de avond viel, verlieten alle klokken Rome, terug naar hun kerktorens. Tingeling had wel last om op te stijgen, maar eens hij achter Bom vloog voelde hij zich trots omdat hij nu ook, zoals de grote klokken, eitjes mocht dragen naar de kinderen van Stekene. Die gedachte gaf Tingeling kracht om Bom te volgen. Dat was niet niks. Bom wist dat ze op Paasmorgen in Stekene moesten zijn. Bam en Bim vlogen links en rechts van Tingeling en gaven hem van tijd tot tijd een duwtje in de rug. Dat hielp, want toen de lucht begon op te klaren, zagen ze in de verte de torenspits van de Heilig Kruiskerk van Stekene. Ze waren al de grote markt van Sint-Niklaas voorbij, dus niet zo ver meer van Stekene. Tingeling had zich tot dan toe kranig gedragen. Maar de koude morgenlucht deed hem naar adem snakken. Het had die nacht zelfs lichtjes gevroren. Tingeling voelde zijn krachten begeven. Hij verloor hoogte. Bom had het niet gezien. Die dacht natuurlijk al aan de plaatsen waar hij zijn eieren zou neerleggen. Bim en Bam merkten dat Tingeling het lastig begon te krijgen. Volhouden! Riepen ze. Tevergeefs. De eitjes die Tingeling droeg waren wel klein, maar dat waren volle eitjes. Een vracht chocolade dus. Tingeling voelde dat hij niet tot in Stekene zou geraken. Rust uit, we komen je straks halen, riepen Bim en Bam. Tingeling probeerde zo zacht mogelijk te landen op een weide in de meersen tussen Sinaai en Stekene. Dat lukte redelijk goed, dat wil zeggen: zonder de eitjes te verliezen of te breken. Daar lag Tingeling nu, uitgeput in het gras. Toen hij eraan dacht dat zovele kinderen het zonder kleine eitjes zouden moeten stellen, werd hij heel bedroefd. Hij begon te snikken. Was hij maar in de kerktoren gebleven! Nu was gans de reis voor niets geweest. Hij zou nooit tijdig de eieren in Stekene krijgen.
Terwijl hij lag te snikken, voelde hij plots een getik op zijn schoudertje. Tingeling keek op. Groot was zijn verbazing toen hij daar een haas zag staan. Het was Zoef. Zoef stond bekend als een extra snelle loper. Wat scheelt er, vroeg hij benieuwd. Tingeling vertelde hem zijn verhaal. Oh, zei Zoef, als het zo zit kan ik helpen. Geef die eitjes maar aan mij. Ik zal ze wel naar de kinderen van Stekene brengen. Zou jij dat willen doen? vroeg Tingeling. Waarom niet, antwoordde Zoef. We moeten helpen waar we kunnen. En zo gebeurde het dat de kinderen van Stekene grote en kleine paaseieren kregen, de ene van Bim, Bam en Bom, de andere van Zoef. Omdat Zoef zo goed zijn werk gedaan had, werd hij verheven tot Paashaas. Hij hielp voortaan de klokken om de eieren tijdig af te leveren op paasmorgen.
En wat gebeurde er met Tingeling? Ja, die besefte dat hij geen tweede keer zo’n avontuur mocht meemaken. Toen hij voldoende uitgerust was, vloog hij stilletjes naar Stekene. Hij passeerde voorbij het Gemeentehuis en hoorde de klokken van de beiaard fluisteren: kom bij ons. Er was een klok gebarsten in de beiaard, een klok die net zo groot was als Tingeling. Kom bij ons, hoorde hij steeds luider: wij kunnen geen liedjes meer spelen. Neem jij de plaats in van de klok met de barst. Tingeling voelde dat hij zich nuttig kon maken door de klokken van de beiaard te helpen. Hij nam de plaats in van de kapotte klok. Van vreugde begon de beiaard Allelujah te spelen. Bim, Bam en Bom waren ondertussen in de kerktoren op hun vertrouwde plaats teruggekeerd. Ze hoorden hoe Tingeling blij meeklonk in het beiaardspel. Ze waren nu gerustgesteld. Tingeling had zijn plaats gevonden. Ook zij begonnen enthousiast te luiden en heel Stekene kon het horen. Tingeling kreeg bovendien nog een belangrijke taak. Wanneer de beiaard elk uur heeft gespeeld, mag hij kleppen om het uur aan te geven. En Rome? Neen daar is Tingeling nooit meer naartoe gevlogen.