Zoals vorige zondag horen we ook dit weekend een verschijningsverhaal. Op deze derde paaszondag verhaalt de evangelist Lucas de gebeurtenis wel heel plastisch. Ik vond enkele interessante bedenkingen in het 'Tijdschrift voor verkondiging' en in het boek 'Komt allen tot mij' als leidraad voor wat toelichting.
Voor diegenen die niet vertrouwd zijn met deze passages, wil ik vooreerst wijzen op een allicht iets bekender verhaal, nl. het verschijnen van de verrezen Heer aan twee leerlingen op weg naar Emmaüs. Jezus is wel degelijk aan die twee verschenen maar het duurt tot de Verrezene samen met hen opnieuw brood breekt alvorens zij beseffen wat zich aan het voordoen is. Ondersteboven van het gebeuren, brengen ze verslag uit aan de elf overgebleven apostelen, die op hun beurt nog steeds in zak en as zitten.
Terwijl ze dit aan het vertellen zijn, staat Jezus plots voor het voltallig gezelschap en toont zich als de Gekruisigde; 'Kijkt naar mijn handen en voeten: Ik ben het zelf. Betast Mij.' Vervolgens eet Hij een stuk geroosterde vis! Daar waar de leerlingen eerder een geest menen waar te nemen, stelt de evangelist in deze scène de verrezen Jezus dus heel lichamelijk voor. Toch is het gezelschap niet helemaal overtuigd, het zal nog wat tijd vragen eer ze echt de deuren zullen opengooien en naar buiten gaan om te getuigen. Dat zal gebeuren na de uitstorting van de Heilige Geest bij Pinksteren.
Voorlopig staat iedereen daar in die kleine ruimte een beetje perplex. Hoe moeten ze dit interpreteren? Hoe staan wij daar, meer dan 2000 jaar later, tegenover? In dit verhaal wil Lucas onderstrepen dat de Verrezene niemand anders is dan de Jezus die zij gekend hebben, met wie zij zo lang opgetrokken hebben en die werkelijk aan het kruis is gestorven. Getuige daarvan zijn de littekens van de kruisiging. Dit is een heel belangrijk detail om de verrijzenis enigszins te kunnen vatten. De verleiding is nl. groot om de verrijzenis als een louter geestelijk gebeuren te interpreteren. In de evangelietekst staat trouwens: 'In hun verbijstering en schrik meenden ze een geest te zien.'
Het lichaam als geheel heeft dus deel aan zijn verrijzenis en dat is dus ook de belofte die het verrijzenisgebeuren voor ons inhoudt! Maar een heel belangrijk detail is dit; Hij neemt de tekenen van zijn lijden mee, zijn wonden zijn nl. littekens geworden. Ten diepste betekent dit dat Jezus ons uitnodigt om niet alleen naar Hem te kijken als de verheerlijkte Heer na zijn kruisiging maar hierdoor helpt Hij ons, in het lijden dat wij meemaken, al een vooruitblik te geven op onze komende heerlijkheid. Ook wij zullen de tekenen van het leven meedragen naar die mysterieuze overkant voorbij de dood. Het zal anders zijn, iets nieuws. Toch mogen we het ons ook niet te simplistisch voorstellen alsof we ons aards leven proberen uit te doen om daarna gewoon een nieuw leven te beginnen alsof er nooit iets voordien is geweest.
Bepaalde spirituele strekkingen willen de mens verlossen 'van' lijden en dood terwijl Jezus ons wil verlossen 'door' het lijden en de dood. Maw. Jezus neemt onze kommer en kwel ernstig, Hij heeft het lijden zelf ondergaan en gaat daar niet lichtzinnig over. In de nieuwe schepping worden ons lichaam en onze ervaringen dus niet zomaar afgeschreven, ze worden mee opgenomen.
Als we 'nadenken' over de verrijzenis geraken we algauw verstrikt in een welles nietes discussie. Als christenen mogen we niet in die valkuil lopen. Geloven in de verrijzenis is vooral een zaak van vertrouwen. Jezus leeft ! Het christendom staat en valt bij deze bewering. Jezus is meer dan een historische profeet, een moraalridder en toonbeeld van goede zeden uit zijn tijd. Hij is de Zoon van God en zijn oproep tot ieder van ons is:'Vrees niet, Ik ben het, ook vandaag ben Ik hier bij jou!'
'Toen maakte Hij hun geest toegankelijk voor het begrijpen van de Schriften' …
De kern van het christelijk geloof leest niet als een verhaaltje voor het slapen gaan. Maar dat het mij ten diepste vervult van hoop en kracht om door dit aardse leven te navigeren, dààr wil ik van getuigen.
Luc,
bewerking van externe bronnen.