Voor mij was het in elk geval ook al een kans om wat meer te lezen. Zo kwam ik in die lectuur ‘via-via’ terecht bij
een straffe madam uit de 17de eeuw: María Jesús de Ágreda.
Deze Catalaanse non schreef een énorm werk (2676 pagina's) over het leven Maria, de moeder van Jezus.
Die 17de eeuw was de tijd van veel tierlantijntjes en van de kleurrijke verbeelding die we ‘de barok’ noemen. Een tijd van heel wat verschijningen en mystieke ervaringen en tegelijk ook van de afschuwelijke vervolgingen door de Inquisitie, vooral van zelfstandige vrouwen. Toch is María Jesús de Ágreda op haar eigen correcte manier een onafhankelijk denkende vrouw gebleven (niet toevallig in Catalonië ;-) met interessante ideeën. Ik wil één gedachtegang met u delen, die ons, zeker in deze meimaand, doet nadenken en de kern van ons geloven raakt.
In onze eeuwenlange traditie wordt Maria met eerbied: ‘Moeder van God’ genoemd. Dat is de vertaling van het Griekse Theotokos,
dat je letterlijk eigenlijk zou moeten vertalen als: “diegene door wie God geboren wordt”.
Dankzij Maria kon Jezus en kon dus God in de wereld komen. Het onmiddellijke gevolg is dan ook dat voorafgaand aan die geboorte Maria eerst uit vrije wil moest instemmen om dat mogelijk te maken. God heeft zich niet opgedrongen maar heeft een uitnodiging aan dat eenvoudige meisje uit Nazareth gebracht. In haar boek kan je lezen hoe zij op dat verzoek van de engel Gabriël reageert. Hoe ze alles kritisch beluistert en dan vraagt: “Hoe zal dit geschieden als ik nog bij geen man gelegen heb?”. Daarna weegt ze in zichzelf het voorstel af en analyseert de mogelijke consequenties. Tenslotte zou dat jonge meisje in volledige vrijheid en met volle verstand: “Mij geschiedde naar uw Woord”, geantwoord hebben. Geloven is dus geen kwestie van blindelings gehoorzamen maar een vrije, autonome beslissing.
Het is die beslissing die het leven van Jezus op aarde mogelijk maakte. Zonder dat fiat, zou er nooit een kerstmis gekomen zijn. Er zou geen geboorte geschieden waarbij God zich met de weerloosheid van een pasgeborene aan de vrouw geeft die zich daarvoor open stelt. Óf God in de wereld kan komen om ons te verlossen, hangt dus (volledig?) van ons, mensen af. Vandaar de vele vragen:
Zijn ook wij bereid tot die liefdevolle dialoog met God die ons zwanger achterlaat? En willen ook wij ‘Moeder van God’ worden? Durven wij dat aan?
Aan het einde van elk hoofdstuk laat María Jesús de Ágreda, de maagd Maria zelf aan het woord om één en ander te bevestigen of kritisch in vraag te stellen. En zo lezen we: “Mijn dochter, nu wil ik mijn aandacht naar jou richten omdat ik denk dat God zich in al zijn nederigheid niet alleen tot mij heeft gericht, maar evenzeer naar jou! Gods barmhartigheid is eindeloos en Hij geniet van en zorgt voor elke persoon die Hem verwelkomt. (…)
Op dezelfde manier is God dus ook op zoek naar jou, Hij roept Jou, zorgt voor Jou, streelt je en houdt van je alsof je zijn enige schepsel zou zijn.
Wees je dan bewust van de grote verantwoordelijkheid die dat met zich meebrengt en handel voortaan vanuit geloof en met grote liefde.”
Een vierhonderd jaar oude uitdaging dus om zelf ook ‘moeder God’ te durven worden, d.w.z. diegene door wie God geboren kan worden! Een confronterende ‘roeping’ met verregaande consequenties. (PBb)