De oorsprong van onze parochie en daarmee samenhangend onze kerk situeert zich in de nevelen van de volle middeleeuwen.
De oudst bekende bron waarin de naam Vosselaar voorkomt is een oorkonde van 1164 van de abdij van Sint-Truiden. Daarin meldt abt Wiric dat de abdij recht heeft op vijf Leuvense ponden uit Vosselaar. Dat wil zeggen dat er dan in Vosselaar een parochie bestond waar erediensten werden georganiseerd en waarvan de patronaatsrechten (de inkomsten) toebehoorden aan de St.-Trudoabdij. Hieruit kunnen we afleiden dat hier toen al een kapel of kleine kerk (een altaar) was opgetrokken. Volgens één mondelinge bron was die toegewijd aan St.-Jan maar daar is nergens bewijs van gevonden.
Vanaf het ontstaan van onze parochie tot 1560 maakte deze kapel deel uit van het omvangrijke bisdom Kamerijk dat zich uitstrekte van het huidige Noord-Franse Cambrai tot de streek net ten oosten van Turnhout waar het de grens vormde met het bisdom Luik.
In 1187 is Rogerius van Wavrin er de bisschop. In dat jaar draagt hij de rechten van het altaar van Vosselaar (samen met dat van Beerse en Wechelderzande) over aan het Benedictinessenklooster van Groot Bijgaarden. Dat zal zo blijven tot 1426. Dan worden de rechten overgenomen door Witheren of Premonstratensers van de St.-Michielsabdij van Antwerpen. Zij zijn het die vrijwel onmiddellijk plannen maken om een nieuwe kerk te bouwen. In 1430 worden die plannen gerealiseerd en wordt een bakstenen gebouw in Brabantse gotiek opgetrokken.
In de 16de eeuw nemen de godsdienstoorlogen een aanvang. De beeldenstorm van 1566 lijkt de kerk vrij goed overleefd te hebben. In de beginjaren van de tachtigjarige oorlog, in 1582, roven de Staatsen (de Nederlanders) een kerkklok. Toevallig wordt ze veertien jaar later teruggevonden.
In 1703 heeft de kerk het zwaar te verduren. Tijdens de Spaanse successieoorlog slaat het leger van de hertog van Malbourough zijn tenten op in de heide op het grondgebied van Beerse, Vosselaar en Gierle. Zeventien dagen lang bivakkeren de troepen er. Ze richten in de dorpen zware verwoestingen aan en plunderen de kerk.
De 18de eeuw brengt meer voorspoed. Zo voltooit Jacobus Verbuecken in 1739 een orgel voor de kerk. De kostprijs bedraagt 1100 gulden. In 1783 wordt het prachtige 17deeeuwse barokke hoofdaltaar aangekocht. Het is afkomstig van de Antwerpse kloosterkerk “Ter Siecken” uit de omgeving van de St.-Michielsabdij.
Op 6 oktober 1797, onder het Frans bewind, worden alle erediensten verboden. Op 12 januari 1799 wordt het kruis van de toren gehaald. Maar enkele maanden later, als gevolg van het consulair besluit van 28 december 1799, wordt de heringebruikname van de kerk weer toegelaten en is de “besloten tijd” voorbij.
In 1872 wordt Pieter Jozef Woestenborghs, geboren en getogen in ons dorp, hier aangesteld als pastoor. Omwille van het toenemend aantal inwoners wordt de gebedsruimte te klein. Daarenboven is ze bouwvallig. Pastoor Woestenborghs dringt aan op vergroting en herstelling. Maar in 1875 wordt voor een drastischere ingreep gekozen: de toren behouden, het oude kerkschip afbreken en een volledig nieuw schip optrekken. Pieter Joseph Taeymans is de architect. In 1876 breekt men het oude gebouw af om het jaar nadien met de heropbouw te starten. In 1878 zijn de werken afgerond. De inzegening vindt plaats in 1881 en op 18 september 1886 wordt de nieuwe kerk plechtig ingewijd door monseigneur Goossens. Bij die plechtigheid is ook Jos De Volder, minister van justitie, aanwezig.
In 1913 zorgt de firma Bressers uit Gent voor de muurschilderingen en de kerkdecoratie. De firma polychromeert ook de 14 staties van de in terracotta vervaardigde kruisweg. Die is van de hand van Hendrik Peeters en Pierre Divoort. Het is een pronkstuk uit 1867 dat nog op de wereldtentoonstelling van Parijs heeft gestaan en afkomstig is uit het oude kerkgebouw.
In de loop van de jaren vinden regelmatig herstellings- en restauratiewerken plaats. Zo wordt, in de periode 1925-1926, het Verbueckenorgel helemaal vernieuwd maar op een manier die nogal wat vragen oproept. Gelukkig zal het instrument in 2006 in zijn oude glorie hersteld worden. De firma Thomas, gevestigd in Ster-Francorchamps, voert dan met veel zorg de werken uit.
Tijdens de tweede wereldoorlog, op 3 augustus 1943, slaagt de Duitse bezetter 2 kerkklokken aan. Ze worden na de oorlog teruggevonden maar de grootste klok is ernstig beschadigd. Later neemt men het initiatief om ze te smelten en te hergieten.
In 1973 verandert het binnenaanzicht van de kerk totaal. De heiligenbeelden worden van de pilaren verwijderd en de muren en het plafond witgeschilderd. De communiebank, net als het hoofdaltaar nog afkomstig van het klooster “Ter Siecken” uit Antwerpen, wordt verwijderd. Met de panelen van de oude eikenhouten preekstoel bouwt men een nieuw altaar. De kerk krijgt het uitzicht zoals we ze nu nog altijd kennen.
Voor de Vosselaarse kerkgemeenschap is 1958 een belangrijk jaar. Dan wordt de parochie O.-L.-Vrouw opgesplitst en het Heieinde als zelfstandige geloofsgemeenschap erkend. Onder de stuwende kracht van pastoor Frans Hermans wordt met de hulp van veel medeparochianen een nieuwe kerk, toegewijd aan St.-Jozef Arbeider, gebouwd.
Maar als gevolg van de ontkerkelijking loopt de kerk stilaan leeg en de inkomsten vallen weg. De parochie wordt opnieuw samengevoegd met die van het centrum en in 2007 wordt besloten de kerk te ontwijden.
Het interieur van de O.-L.-Vrouwekerk bevat enkele zeer waardevolle elementen. We denken onder meer aan het barokke portiekaltaar met het schilderij van Maria-Tenhemelopneming, aan het Verbueckenorgel, aan enkele bijzondere glasramen en aaneen laatgotisch beeld, de Madonna met Kind en granaatappel.
Maar hét beeld waarvoor Vosselaar al eeuwenlang bekend staat en dat sinds mensenheugenis door talloze gelovigen wordt aanbeden en waarvoor generaties lang grote groepen bedevaarders naar ons dorp op pelgrimage kwamen, is uiteraard het miraculeuze beeld van O.-L.-Vrouw van Vosselaar, de Troosteres der Bedrukten.
Over de ouderdom van het beeld en de datum dat het in Vosselaars bezit kwam, zijn tot nog toe geen documenten gevonden. Een grondige studie aangaande de stijlkenmerken en een vergelijking met andere beelden werd uitgevoerd door Robert Hermans s.j.. Hij kwam tot de bevinding dat het hier een laat-romaans beeld betreft waarvan we kunnen aannemen dat het omstreeks 1225 gemaakt werd. Het is een typevoorbeeld van genoemd wordt een “Sedes Sapientiae”, een “Zetel der Wijsheid”.
Reacties
Om reacties te zien en te reageren op dit artikel moet je je eerst even aanmelden via het menu bovenaan. Tot gauw.