TERUG IN DE TIJD
Twintig jaar geleden kwamen we in onze parochie samen rond “ Het jaar van de Dienstbaarheid”.
Wij werden begeleid door GL en MP.
U kent het verhaal van de barmhartige Samaritaan natuurlijk. Het heeft een sprookjesachtig, onderwijzend en verwijzend karakter. Het gaat over struikrovers die een man beroven en aan zijn lot overlaten ten prooi aan honden en aasgieren. Twee heilige, Godgewijde mannen komen voorbij. Van hen zou je verwachten dat ze de aangewezen helpers zijn, zij kennen immers de wet. Maar ze zijn dusdanig in beslag genomen door hun religieuze plichten, dat ze geen oog hebben voor wat zich nota bene naast hen afspeelt, sterker nog ze zien de man waarschijnlijk wel liggen, maar tonen afweer en vermijdingsgedrag door in heilige gedachten verzonken hun neus in de lucht te steken, respectievelijk in haast, net op tijd, aan de andere kant van het pad te gaan lopen. Hoe menselijk en herkenbaar, toen en nu nog steeds. Als de man bijna dood is en er geen hulp meer te verwachten valt, is het juist de toevallige voorbijganger die hulp biedt en niet alleen dat. Deze Samaritaan, een allochtoon, heeft ook nog de zorgvuldigheid om nazorg te bieden. Schrijf maar af van mijn rekening, zegt hij tegen de herbergier van de herberg waar hij de man onderbrengt. Dit verhaal is zo verweven met onze leefwereld, dat je je kunt afvragen hoe het dan nú gesteld is met onze mate van barmhartigheid.
Misschien herken je dit verhaal:
Je neemt de trein in het Centraal Station van Antwerpen. Meestal kijk je niet op of om, omdat je je trein moet halen. Maar als je eens wat aan de vroege kant bent en wat aarzelend loopt te dubben of je nog even een kopje koffie kunt drinken in het stationsrestaurant, of er toch maar eentje zult kopen voor in de trein, dan kan het gebeuren dat je wordt aangesproken door iemand, een bepaald soort iemand. Iemand op vrije voeten zogezegd, los van alles en iedereen, die zijn schoenen vanwege de warmte, of vanwege de blaren en kloven tot sandalen heeft gesneden, niet gewassen, niet geknipt, lang niet uit de kleren geweest en ook lang niet goed in de kleren gezet, iemand door niemand zo te zien herkend of bemind. En daarom is zo iemand een vage noodlottige verschijning van een verkeerde keus maken, of geen keus hebben. Als zo iemand je dus aanspreekt en vraagt om wat te eten, wat doe je dan: geven natuurlijk! Even later stap je dan de trein op met een gevoel alsof je de hele wereld aankunt en zelfs een beetje redt. Je gevoel een goed te zijn is maar kort. En daardoor verval je tot de ietwat magere conclusie: geven moet, want geven doet je goed. Als je ervan uitgaat dat je behoort tot de gemiddelde westerse mens van deze tijd, dan kunnen de meesten van u zich in dit voorbeeld herkennen en kan je er dus het volgende mee duidelijk maken. Mensen willen en kunnen vrij zijn en autonoom, dat wil zeggen dat mensen zelf kunnen beslissen over wat ze doen of laten. Geven of niet geven is mijn persoonlijke beslissing. Onder cultuurfilosofen is het algemeen aanvaard dat we ons dit idee over de autonome mens bewust zijn vanaf de zeventiende eeuw. De individuele burger heeft zich losgemaakt uit de structuur van sociale en kerkelijke hiërarchie en ontwikkelde zich verder als onafhankelijk individu langs de weg van de ratio en de gevoeligheid voor eer, hoogachting en menselijke waardigheid. Drie eeuwen later is dit beeld van de centrale plaats van het individu nog steeds toepasbaar, maar met één belangrijk verschil. Mensen willen nog steeds onafhankelijk zijn en vrij. Maar desondanks lijkt het wel alsof juist die vrijheid ons beperkingen oplegt en onafhankelijkheid blijkt tot grote eenzaamheid en tot isolement te kunnen leiden. In de zeventiende eeuw waren er nog duidelijke ideeën over God en gebod, over eer en waardigheid. Nu wordt vaak gezegd dat wij de tijd van het grote verhaal voorbij zijn en het moeten doen met kleinere verhalen.
Als de verstaanshorizon helemaal verbrokkelt, of wegvalt, dan spoelt de zee van vrijheid en onafhankelijkheid voor veel mensen over de grenzen van wat als dragelijk en heilzaam wordt ervaren. In deze zee waarin alles mogelijk lijkt, dobberen mensen autonoom rond. Elk moreel standpunt dat met redelijke argumenten omkleed wordt, kan tot acceptatie leiden met verstrekkende gevolgen, want er is geen horizon die houvast biedt voor één of andere koers. De één is voor, de ander tegen euthanasie. De argumenten zowel pro, als contra zijn overtuigend, maar tegelijk is de vraagstelling zo complex, dat velen zich neutraal opstellen. De mens weet zich autonoom, maar voelt zich atoom, een instrumenteel deeltje binnen een onoverzichtelijk krachtenveld van oorzaak en gevolg. Wie zich bij deze vrij weergegeven taal van de filosoof Charles Taylor iets kan voorstellen, heeft twee mogelijkheden. Of zo iemand kan een leven leiden van eenzame opsluiting in eigen hart, ‘iedereen mag denken wat ‘ie wil, maar je ga mijn eigen gang’. Of zo iemand kan zelf zijn of haar eigen horizon construeren op grond van allerlei aansprekende, min of meer willekeurige ideeën. Maar op de achtergrond is daarbij altijd de ietwat pijnlijke wetenschap dat zo’n verhaal zelf bedacht is en zelf geconstrueerd. Dit inzicht, te leven in een moreel niemandsland, of beter gezegd een moreel alles-land, omdat elk standpunt als subjectief wordt beschouwd, doet veel mensen een grote innerlijke eenzaamheid ervaren. Het maken van doelloos lijkende keuzen bij gebrek aan horizon en bij gebrek aan een als reëel ervaren context, is één van de oorzaken waardoor mensen burned-out raken, de zin niet meer inzien van wat ze doen en niet meer weten waar ze voor dan wel tegen willen zijn. Wat doet het er toe waar ik voor kies, waar geef ik me aan, als het niet uitmaakt of ik het ben of een ander. Een moreel bezien neutrale opstelling, dat is wat gangbaar lijkt te worden. Deze houding leidt in sommige gevallen tot een besef waarin alles kan. En dus kan ook alles goed zijn. Zelfs het zwaarste lijden, kan op die manier goed zijn, omdat je daar wat van kunt leren. Het lot valt je niet toe, maar heb je wellicht onbewust zelf gekozen. Op die manier scheppen mensen voor zichzelf een verstaanshorizon, waar ze zich op kunnen richten. Maar in feite is het een poging om de zachte tirannie van de onmacht te kunnen accepteren. Als niets echt uitmaakt, dan kies ik in ieder geval voor mezelf. Dat is een logische positie, die ook door velen wordt ingenomen. Narcisme als onvermogen om anderen dan jezelf lief te hebben en hedonisme als streven naar genot, zijn in dit licht niet zonder meer egoïstische houdingen, maar oprechte pogingen tot zelfbehoud. In deze zin is er onopgemerkt een stille, sluipende oorlog gaande tussen het doelloos goede en het doelloze kwaad. Beide lijken inwisselbaar. Zonder duidelijke verstaanshorizon kunnen we blijkbaar niet. Er moet een doel zijn, of op zijn minst een context, waar je je op kunt richten, wil je niet stuurloos zijn overgeleverd aan wat zich voordoet. We zijn nu eenmaal geen Griekse goden. Jammer misschien, omdat we als mensen sterfelijk zijn en lijden, maar gelukkig ook, want zoals gezegd, ligt daarin nu juist het vermogen tot liefhebben. Maar sterfelijk zijn en toch geen begrenzing meer kunnen vinden, dat levert een grillig of juist een teruggetrokken roerloos bestaan op, een ongeleefd leven.
We bespraken op een van de bezinningsavonden o.a. over 14 werkwoorden bij de ‘Barmhartige Samaritaan’. . Ze vormen een leidraad voor ieder die dienstbaar wil leven.
De Samaritaan is op reis, komt ergens langs
Dit eerste werkwoord zou ons op het verkeerde been kunnen zetten. Het is zeker niet de bedoeling hier te beweren dat je op reis moet gaan om dienstbaar te zijn.Ik denk dat die reis eerder symbool staat. De Samaritaan is onderweg van Jeruzalem naar Jericho. Hij komt van ergens en gaat ergens naartoe. In dat beeld zit ons hele leven vervat van onze geboorte tot onze dood.Wij proberen allemaal om op die reis een zinvol leven te realiseren.
Dat maakt dat we steeds bezig zijn: onszelf ontplooien, een goed gezin en een warme thuis uitbouwen, een boeiende carrière, een spaarpot vergaren voor onvoorziene omstandigheden en wat nog meer. Maar op een reis kom je ook telkens weer ergens langs, op een reis heb je aandacht voor wat er onderweg gebeurt. Op reis laten we onze realisatieplannen eentjes los. We maken tijd om te genieten, om te ontdekken. We staan open voor nieuwe ervaringen, schenken aandacht aan andere culturen, andere mensen.
Dat is in ons dagdagelijkse leven niet altijd zo vanzelfsprekend. Om dienstbaar te leven, moeten we ons iets van die reisinstelling eigen maken.Dit wil zeggen: dat we moeten leren loslaten, niet krampachtig bezig zijn met onze eigen realisaties maar een open oog en oor ontwikkelen, onze aandacht ook geven aan wat er om ons heen gebeurt, wat er bij anderen te zien en te horen is, beschikbaar zijn voor wie of wat op onze levensweg komt. Beschikbaarheid houdt in dat je al een beetje houdt van de mensen die je ontmoet, dan pas wordt een dienstbare levenshouding mogelijk. We hoeven dus niet ver weg gaan om dienstbaar te zijn. Dienstbaar zijn doe je in de eerste plaats thuis, in je woon- en werkomgeving, in de werkgroep of vereniging waartoe je behoort.
De Samaritaan ziet een slachtoffer en is er ten diepste toe mee begaan.
Hier wordt nog eens heel uitdrukkelijk benadrukt hoe belangrijk het is om open ogen en oren te hebben, om aandacht te geven aan wie of wat zich op onze levensweg aandient.En Jezus besefte heel goed dat dat voor ons niet altijd zo gemakkelijk is. In de evangeliën lezen we meermaals zo’n oproep.
Denk maar aan het vers uit Mattheüs 13, 15: “Want verhard is het hart van dit volk, met hun oren luisteren ze slecht en hun ogen doen ze dicht uit vrees dat ze zouden zien met hun ogen, met hun oren zouden horen, met hun hart zouden verstaan en zich zouden bekeren”
Willen zien is de noden van mensen willen leren kennen. Het is een onmisbare stap in de dienstbaarheid. Daarvoor is het nodig dat ik me niet vastklamp aan mijn eigen leven, dat ik eigen zorgen, eigen projecten, eigenbelang af en toe durf loslaten, dat ik tijd maak en aandacht geef aan wat er om mij heen gebeurt en dan niet alleen om erbij te staan en er naar te kijken, maar om mij verder te laten raken tot in mijn hart om er zo echt mee begaan te zijn. De Samaritaan was ten diepste begaan met die halfdode man. Medelijden is de meest menselijke vorm van lijden. In zo’n bewogenheid is de mens geen nummer meer.
Hij gaat naar het slachtoffer toe, giet olie en wijn op zijn wonden en verbindt ze.
Wanneer we ons zo laten raken door wat we in ons leven zien, dan kunnen we niet meer gewoon verder gaan met ons eigen leven. Omdat die man in nood op zijn weg gekomen is, zal de Samaritaan zijn programma veranderen. Hij gaat naar die man, hij heeft besloten zich echt met die man in te laten, hij engageert zich daarvoor. Hierin ligt voor ons een criterium om voor onszelf eens na te gaan in hoeverre wij zien met onze ogen en luisteren met onze oren. Enkel daar waar we ons tot in ons hart laten raken, zullen we ons daadwerkelijk met anderen, met mensen in nood , van welke aard en hoe groot of klein ook , inlaten. Wie kan mij mijn programma doen wijzigen, voor wie engageer ik mij ?
Engagement, echte betrokkenheid kan nooit alleen bij woorden blijven. Het leidt tot daadwerkelijke inzet. In dit verhaal van de Samaritaan wordt met beelden heel duidelijk gemaakt welke daden ons engagement, onze dienst aan de medemens moeten tekenen. Olie en wijn: Olie is balsem, het verzacht, sterkt en geneest. De alcohol in de wijn ontsmet, het neemt de smet, de schuld weg. De Samaritaan biedt al wat hij heeft, het beste van zichzelf aan. Zo brengt hij zachtheid in de plaats van geweld, en troost in de plaats van uitstoting en verwerping.Hij verbindt de wonden en daarmee wordt hijzelf verbonden met de gekwetste mens, zo is die niet meer alleen met zijn lijden. Dàt is solidariteit: de gekwetste mens die door onze daden mag ervaren dat hij niet alleen gelaten en uitgesloten achter blijft, de gekwetste mens die in ons leven mede-lijden en verbondenheid mag ervaren dat we gelijken zijn. Echte troost en ware solidariteit kan ik maar bieden vanuit het diepe besef dat ook ik kwetsbaar en gekwetst ben, dat is niet mogelijk vanuit een verheven machtspositie
Hij zet het slachtoffer op zijn eigen rijdier en brengt hem naar een herberg, waar hij hem verder verzorgt.
Ook in deze handelingen zit een zeer sterke, een diepe beeldspraak.De Samaritaan zet het slachtoffer op zijn eigen rijdier, d.w.z. dat hij zijn medemens recht helpt, hem opheft en optilt tot op zijn plaats. Hij staat zijn comfortabele plaats op het paard af aan de gewonde mens. Daardoor doet hij recht aan deze mens. Hij kijkt verder dan enkel de wonden die hij verbonden heeft. Hij ziet de hele mens.
Ik leer hieruit dat ik steeds weer moet opletten om mensen niet te herleiden tot hun zwakke plekken en kwetsuren. Jezus roept mij, ons op om ons te laten raken en te engageren om gekwetste mensen op onze weg niet alleen te laten, om hen te troosten en hun wonden te verbinden, te helen. Maar dat helen is slechts mogelijk als we aandacht en eerbied hebben voor de ganse mens, als we solidair zijn in het besef van eigen kwetsuren en bereid onze mogelijkheden, onze plaats te delen. Daarom brengt de Samaritaan de man ook naar de herberg, hij geeft hem onderdak. Het is vlug gezegd, met enkele woorden, maar zien we hierachter nog wel de hele inspanning die dat vraagt:
- de tocht door de woestijn in de hitte van de dag,
- heel de weg zelf stappend er ondertussen voor zorgend dat de gewonde mens op het paard kan blijven zitten,
- uitkijkend en hopend zoveel mogelijk pijnlijke schokken te voorkomen om hem tenslotte op een veilige plek te brengen.
Ik voel mij in deze zin aangesproken op mijn lange adem, op geduld en volharding. Begaan zijn met gekwetste mensen is geen kwestie van eventjes het grootste leed te verzachten. Het is een lange volgehouden weg gaan. Dienstbaarheid aan de arme, gekwetste medemens is niet enkel een kwestie van ingaan op acute noden. Het vraagt ook om inzet voor een structurele aanpak. De Samaritaan verzorgde hem verder in de herberg. Hij stopt niet bij zijn eerste oppervlakkige zorg. Hij laat de man niet aan zijn lot over, maar zoekt naar een duurzame oplossing. Het verhaal van de Samaritaan is geen ontroerend mooi verhaaltje over behulpzaamheid. Het ontneemt mij de illusie van zelfgenoegzaamheid en vlug content zijn over mijn inzet, mijn betrokkenheid, mijn mede-mens zijn. Ik ben niet klaar met een toevallig, eenmalig bezoek aan een zieke. Het is niet gedaan met een wat royalere gift voor BD en evenmin met een begripvol open standpunt in een discussie over vreemdelingenbeleid. Het vraagt om een levensinzet voor waarheid, gerechtigheid en vrede.
Dan haalt hij geld te voorschijn en geeft dat aan de waard en geeft hem de opdracht om voor het slachtoffer te zorgen.
Met deze zinnen raakt Jezus ons toch wel op een gevoelige plek. Hij zegt dat de Samaritaan 2 denariën betaalt. Dat was toen ongeveer het loon van 2 werkdagen, geen onbelangrijk bedrag dus. En voor de zoveelste keer in dit korte verhaal word ik er met mijn neus op gedrukt dat christelijke dienstbaarheid geen simpele klus is die ik er even tussendoor kan bijnemen. Het is een ingesteldheid, een levenshouding van aandacht en zorg voor medemensen die alle domeinen van mijn leven doorkruist, tot in mijn portemonnee.Het verhaal van de Samaritaan roept mij ook op om geregeld mijn omgaan met geld kritisch te bekijken. Hoe verzeker ik mijn inkomsten en waaraan spendeer ik mijn geld. Ooit leerde mij een Franciscaan: “ Als je wil weten welke jouw echte levenswaarden zijn, waar jij voor leeft: ga dan kijken waaraan je je tijd en je geld besteedt”. Ik kan je verzekeren dat dat een heel confronterende oefening is. Ik kom wel eens uit bij heel andere dingen dan wat ik meestal beweer als levenswaarden te aanzien. De Samaritaan verbindt hier niet alleen de wonden, hij verbindt zijn leven me dat van de gewonde. De gewonde man had natuurlijk geen cent meer en de Samaritaan betaalt met zijn eigen geld voor de onkosten in de herberg: zijn geld is echt solidariteitsgeld. Dit is voor ons wellicht een heel moeilijke passage. Onze spontane reactie kan zijn: “ Die Samaritaan kwam één gewonde arme tegen. Maar via de TV komen ze bij ons met duizenden of miljoenen binnen zowel van dichtbij als van veraf.” En dat is natuurlijk zo, maar het neemt niet weg dat wij geconfronteerd blijven met het vele onrecht en de zoveel verschillende vormen van arme en gekwetste mensen op onze wereld. Dit verhaal wil voor ons dan elke keer opnieuw een oproep zijn om ons leven, onze keuzes in vraag te stellen, om niet op te geven of ons te laten ontmoedigen door onmacht en overmacht, om bewust te blijven van het feit dat wat wij hebben ‘geschenk’ is. Het is voor het merendeel niet onze eigen verdienste. Daarom is het goed dat we doen zoals de Samaritaan: Samenwerken, hulp vragen, doen wat wij kunnen maar wetend dat we beperkt zijn en dat het vooral belangrijk is om met velen te werken aan die dienstbaarheid en gerechtigheid.
Hij belooft tenslotte de bijkomende kosten bij zijn terugkomst aan de waard te vergoeden.
Zo eindigt dit verhaal bij de volgehouden inzet van de Samaritaan. Het is goed dat hij hulp inschakelt en niet alles alleen wil doen, maar hij beseft wel dat hij in zekere zin verantwoordelijk blijft voor de goede afloop. Wij mogen en kunnen gelukkig ook nog steeds mensen vinden die mee willen helpen, die beschikbaar zijn en zich dienstbaar inzetten voor de armen en gekwetsten, maar dat ontheft mij of niemand van ons van onze eigen verantwoordelijkheid. De Samaritaan zet zijn reis voort, maar hij blijft trouw aan zijn engagement en zal bij zijn terugkeer verdere onkosten vergoeden. Ook dat is voor ons belangrijk. Ons leven gaat ook voort en dat mag, dat is goed zolang we niet alleen gaan leven. Een menselijk bestaan kunnen we alleen leven in mede-menselijkheid, in solidariteit en dienstbaarheid. Dit verhaal van de barmhartige Samaritaan is een steengoed verhaal, onverwoestbaar. Het is niet verwonderlijk dat het al 2000 jaar lang zo dikwijls verteld en beluisterd wordt. Altijd opnieuw stimuleert het mensen tot dienstbaarheid en voor ieder mens is het een goede leidraad en hart onder de riem.
Ik wil u nu uitnodigen om hierover een tafelgesprek te doen rond uw ervaring en beleving van dienstbaarheid.
Mogelijke opritten voor dit gesprek kunnen zijn:
Heb ik vanavond nieuwe elementen ontdekt in dit bekende verhaal ?
Welke stappen ( zie 14 werkwoorden ) van de dienstbare houding herken ik in mijn leven ?
Welke stappen spreken mij aan, waaraan wil ik ( meer ) aandacht gaan geven ?
Welke stappen liggen voor mij moeilijk, herken ik minder ( of niet ) in mijn leven ?
Mattheus heeft zijn evangelie geschreven voor de Joden van zijn tijd.
Dat merk je aan zijn stijl, maar zeker ook aan de opbouw, aan de manier waarop hij Jezus’ boodschap verwoordt.Mattheüs neemt de Joden mee vanuit hun traditie en hn geloof. Hij maakt hen duidelijk hoe alles wat hen heilig is, door Jezus ook erkend wordt en hoe die Jezus de oude geloofswaarheden nieuw bloed geeft. Jezus herstelt ze weer in hun volle rijkdom door ze opnieuw te vertalen in een hedendaagse taal, aangepast aan de toenmalige levensomstandigheden. Jezus haalt de levengevende geest van het geloof in de onvoorwaardelijke liefde en trouw van God weer naar boven. Hij ontdoet de wet van het stof van de tijd door de essenties terug in het volle daglicht te plaatsen, ontdaan van alle franjes en futiliteiten die mensen er in de loop van de jaren rond weefden.
En als ik vandaag op die manier wil kijken, dan heb ik er ook nood aan om het stof van de tijd nog eens weg te blazen. Het kan voor ons als Christenen van de 21° eeuw verfrissend zijn om de franjes, de vertrouwde zo vanzelfsprekend geworden gewoontes in onze geloofsbeleving nog even tussen haakjes te plaatsen. Ik wil hier, evenmin als Jezus in zijn tijd, niet zomaar alle tradities over boord gooien. Ik wil wel eerlijk op zoek gaan naar de Geest, naar de essentie van ons geloof en ik denk dat we dat op een vrijere en diepere manier kunnen als we proberen even los te komen van structuren en vastgeroeste ideeën. Het gaat er Jezus om dat wat we geloven en belijden, dat we dat ook beleven. Als ons geloof is dat God van ieder mens houdt als een liefdevolle vader en een tedere zorgende moeder, dan houdt dat onlosmakelijk in dat wij als broers en zussen met alle mensen verbonden zijn.
Dit aannemen en als je geloof belijden is één ding, er ook naar leven en doen wat je zegt is een ander ding. Ik voor mezelf denk dat ik mijn hele leven zal bezig blijven om die twee in overeenstemming te brengen. Dat lijkt op ’t eerste zicht misschien wel ontmoedigend of pessimistisch, maar zo ervaar ik het toch niet. Juist omdat onze God zoveel van mij houdt en het nooit met mij opgeeft, krijg ik ook mijn hele levenstijd om te groeien in liefde en tedere zorg voor alle mensen.Belangrijk is niet dat ik volmaakt ben, wel dat ik er blijf naar streven dat ik niet opgeef of afhaak.En dan is het voor mij altijd een hulp om een groot werk op te delen in kleine haalbare stappen.
In het diocesane werkboek voor dit jaarthema vond ik goeie tips om me die dienstbare levenshouding stap voor stap eigen te maken, om in kleine dingen te ervaren dat zorg, aandacht, verbondenheid met anderen mijn leven be-vrij-dend, deugd-doend en vreugde-vol maakt. Het zijn een tiental aandachtspunten, aspecten van zuivere dienstbaarheid die mij kunnen helpen om mijn geloof concreet te beleven.
Eerbied voor elk leven, eerbied voor alles en iedereen. an het geringste plantje, het kleinste insect tot ieder mens. Als ik een dag met die idee start dan scherpt dat mijn bewust zijn. In honderd kleine situaties helpt het mij veel vanzelfsprekendheden te doorbreken, het maakt mij dankbaar om het wonder van de schepping waarin alles zijn plaats en zijn rol heeft. Tegelijk maakt het me nederig. Ik ben maar één klein onderdeel in dat immense geheel van de schepping. Het helpt je te relativeren. Ik ben niet diegene die alles draaiend moet houden. Maar tegelijk maakt het me verantwoordelijk, roept het mij op om mijn eigen inbreng te doen in dat geheel. IK sta er niet alleen voor, maar ik ben juist als alle anderen een onmisbaar deel.
En dat brengt mij vanzelf bij een tweede aandachtspunt namelijk: Anderen helpen en zelf geholpen willen worden. Als ik mijn taak in het grote geheel blijf zien, dan kom ik vanzelf een stuk los van mijn controlehouding waarbij ik zo graag de touwtjes in handen heb. En dat is niet zo gemakkelijk, want geholpen worden voel ik nogal vlug aan als een vernedering. Dan vergeet ik mijn geloof in de verbondenheid, in het geheel. Laat mij maar anderen helpen, maar als ik dat wil doen in eerbied is het ook niet zo gemakkelijk. Iets op mijn manier doen en het zo anderen uit handen nemen is dikwijls vriendelijk bedoeld, maar in de grond neem ik dan toch wel de touwtjes in handen. Anderen helpen in volle eerbied vraagt meer aandacht, meer tijd om te luisteren naar die andere zodat ik de andere kan helpen om te groeien als persoon om meer zichzelf te worden.
Een aandachtspunt dat ik hiervoor altijd weer nodig heb is: Volhouden, elke dag opnieuw ! En daarin is voor mij mijn morgengebed belangrijk. Elke dag opnieuw, soms dat half uurtje in de kerk, soms maar heel kort voor ik aan mijn dagtaak begin even stil worden, mezelf bewust worden dat ik weer een dag krijg om te leven, dat God mij weer de kans geeft om van mensen te houden. Dat helpt mij om los te komen van mijn falen en mislukken en om de verleiding om het maar op te geven om te buigen naar en toch …
Een vierde aspect van echte dienstbaarheid is: Vriendelijkheid. Vriendelijk zijn is in de andere je vriend zien, en een vriend benader ik positief vooringenomen. Ik ben spontaan bereid het goede in hem te zien. Die houding maakt samenwerking veel meer mogelijk dan een argwanende houding, een negatieve vooringenomenheid. Ik merk dat ik daar nog werk aan de winkel heb. Bij mensen die ik niet ken bepaalt uiterlijk voorkomen heel vlug mijn vooringenomenheid. Ik moet alert en bewust omgaan met mijn spontane innerlijke reactie of ik laat me vangen aan uiterlijkheden.
En vanuit een negatieve vooringenomenheid kun je heel moeilijk tot bevestiging komen. Om echt dienstbaar te zijn, d.w.z. de andere zo tot dienst te zijn dat het beste in zijn persoon kan opbloeien, daartoe is : Mekaar bevestigen. Een heel belangrijk aandachtspunt. En ik denk dat we dat allemaal nog veel te weinig doen, zelfs tegenover mensen die we ’t liefste zien. Ik bedoel hier niet het vleien of oppervlakkige complimentjes geven over wat de andere heeft of presteert, maar het uitspreken van zijn goed-zijn, iemand bevestigen is zijn waarde.
Gebedsmoment na de avond rond de Barmhartige Samaritaan.
Voorganger: Als wij vandaag tot U bidden, God, vragen wij niet om volledig inzicht en de grootste wijsheid, maar wel dat wij –zoals de barmhartige Samaritaan – elke keer opnieuw naar mensen kijken met Uw ogen. Vragen wij niet om vervulling van al onze dromen en wensen, maar wel dat Gij ons een open hart schenkt - zoals de barmhartige Samaritaan - dat niemand uit de weg gaat.
Allen: Heer, de Samaritaan zag de gewonde naast de weg en was ten diepste begaan met hem. Geef ons de ogen van de Samaritaan om mensen, jong en oud, te zien die uitgeschud worden door de rovers van onze tijd en samenleving, van reclame en onverdraagzaamheid… Geef ons de ogen van de Samaritaan om mensen, jong en oud, te zien die heel veel kwijtgeraakt zijn: hun geloof in de liefde, in zichzelf, in de anderen, in God, hun hoop op een betere toekomst…Geef ons de ogen van de Samaritaan om de noden van mensen, jong en oud, te zien en te herkennen; om zo met moed de lange weg van geloof, hoop en liefde met hen te gaan door hen met vriendschap en zorg nabij te zijn. Amen.
In voorbeden bidden wij:
Voor hen die naast het gewone leven terecht zijn gekomen: zieken, gehandicapten, bejaarden en werklozen, voor allen die moeten vechten om aanvaard te worden zoals ze zijn. Dat ze mensen vinden die het voor hen opnemen, dat zij iemand op hun weg tegenkomen die niet om hen heenloopt maar hen bij de arm neemt..
Laat ons zingend bidden ... Ubi Caritas et amor, Ubi Caritas, deus ibi est.
Voor hen die zich in onze samenleving, alleen of in groepen, sterk maken voor de zwakken; dat ze waardering ondervinden, dat hun initiatieven door ons worden gesteund.Laat ons zingend bidden ...
Voor hen die ons in aanraking brengen met God, voor de profeten van onze dagen; dat we ons door hen laten genezen. En voor hen die onze kerk op een bijzondere wijze belast zijn met zorgverlening, dat zij de kracht ontvangen om met hun hart de ander steeds nabij te zijn.Laat ons zingend bidden ...
V: Maken wij het stil in ons hart om God te danken.
A.Wees aanwezig in ons midden God en vervul ons hart met Uw goede Geest. Waar Jezus was, konden lammen weer lopen, gingen de oren van doven open, kregen blinden weer perspectief en toekomst. Waar Hij was werd de besmette melaatse en de uitgestotene weer opgenomen in de kring. Waar Hij was werd brood en vis van harte gedeeld en groeide uit 'amper iets voor één' 'overvloed voor allen'. Hij vertelde het gewone leven: over een zaadje zo klein en de boom zo groot, over een man met schuren vol maar toch zo arm als wat, over een kind dat wegliep en terugkwam, over de mensen die bij het goed dat ze doen en het kwaad dat ze laten niet beseffen hoe sterk ze leven in Gods Geest.
Duidelijke taal voor wie luisteren en begrijpen wil. Onvergetelijk wat Hij zei over de vrije vogels: ze zaaien noch maaien, slaan niet op in schuren en lijden desondanks geen gebrek.Over de bloemen in ’t wild, ze zetten geen stap, ze spinnen geen draad en er is geen mens die gekleed gaat als zij. Van op de berg zag Hij de wereld op zijn kop:
Zalig de armen, want je bent niet gelukkig om wat je bezit en je wordt niet rijk van wat je hebt; Zalig die van wapens niet willen weten, ze winnen de wereld zonder geweld; Zalig wie tijd nemen voor de mensen rondom hen: ze vinden God in de diepte van hun hart; Zalig die kwetsbaar zijn: als een kind bij een moeder zij
De hoop op leven werd opnieuw in het hart van mensen neergelegd; die droom van een nieuwe wereld van liefde en gerechtigheid werd opnieuw door Hem geopend. Het kan ons nu niet meer worden ontvreemd. Opnieuw is Hij tot leven gekomen, uit de dood opgestaan, voorgoed is de steen weggerold en de dorre woestijn in bloei geraakt; voor eeuwig en altijd is de wereld vol van zijn goede geest.
V: Goede God, indien wij ons hart openstellen voor Uw liefdevolle Boodschap dan zijt Gij bereid nieuwe wegen met ons te gaan: wegen die sterker zijn dan elk doordacht initiatief wegen die duurzamer zijn omdat ze meer zijn dan mensenwerk alleen. Wij vragen U: wilt Gij ons omgorden en zenden naar de plaatsen waar Gij ons het meest nodig hebt. Amen.
Tot slot zingen we:
Mens voor de mensen zijn, herder als God, rooster voor groot en klein, zo lief als God.
God roept zijn mensen, Hij roept ze bij naam opdat zij toegewijd zijn wegen gaan.
Klein met de kleinen zijn, vriend onverwacht, niet op zichzelf maar op and’ren bedacht.
Van God gezonden zijn, deemoedig en vrij, teken van vrede zijn, zo trouw als Hij.
In 2006 vroegen onze bisschoppen om in parochies samen te komen rond het JAAR VAN DE VERKONDIGING. Wij gingen graag op die uitnodiging in en organiseerden enkele samenkomsten. Wij nemen u graag terug mee in de tijd en laten u, in enkele ´afleveringen `, lezen hoe het toen was in onze gemeenschap.
Geloofsavonden over verkondiging
De spiritualiteit van de Geloofsverkondiger(1)
Het onderwerp van deze gespreksavond is: “De spiritualiteit van de Geloofsverkondiger”. Dat klinkt heel gewichtig en in eerste instantie was ik er dan ook door afgeschrikt.
“Spiritualiteit” is een duur woord, zoiets als een briefje van 500 euro. Daar kan je bijna nergens mee terecht. Dus heb ik eerst gezocht hoe ik dat kon wisselen. Spiritualiteit betekent: de drijfveer, de geest, de ingesteldheid waarmee je iets doet. Het gaat over je persoonlijke beleving, over wat er in je hart omgaat.
We hoorden al de hoofdlijnen of de grondhoudingen uitgetekend die we in de Bijbel aangereikt krijgen om vanuit een gelovige spiritualiteit te leven. Het ideale model is Jezus zelf. Woord en daad zijn één bij Hem: wat Hij verkondigt is wat Hij beleeft of wat Hij zegt toont Hij in Zijn daden. Zijn hele levenswijze is een verkondiging. In zijn liefdevol leven maakt Hij de radicale liefde van God voor de mensen zichtbaar. In Zijn concrete levenswijze toont Hij waartoe menselijke liefde in staat is en Hij verkondigt die levenswijze als een vreugdevolle boodschap over Gods’ liefdesplan met de mensen.
Jezus grootste drijfveer was zijn sterke band met God, zijn Vader en vanuit dat liefdesverbond kon Hij niet anders dan heel veel van de mensen houden. Het is de liefde die heel zijn doen en laten bepaalt. Zijn boodschap is steeds dezelfde nl. dat God van ieder mens houdt en dat het Zijn diepste wens is dat elke mens gelukkig is. Zijn onvoorwaardelijke liefde is de bron van waaruit wij kunnen liefhebben en die weg van bemind worden en beminnen is de weg naar geluk.
Daarom is Jezus’ boodschap altijd opnieuw in alle toonaarden: “Hebt elkander lief zoals ik u liefheb”.
Ik ervaar in mijn leven die waarheid. Hoe meer ik mezelf kan prijsgeven, hoe meer ik liefdevol omga met mensen, hoe meer ik ervaar dat daarin de weg naar geluk ligt. Ik merk een sterke wisselwerking, een beweging in twee richtingen. Als ik tijd maak om stil te worden, om te luisteren naar Gods’ woord in de Bijbel dan groeit er een zekerheid, een diepe vrede en vreugde. Dat is niet altijd een uitgelaten jubelstemming maar wel eerder zoiets dat ik ervaar als een stevige ondergrond waardoor ik niet onderuit ga of meegesleurd word in de storm van soms moeilijke of pijnlijke omstandigheden. En vanuit die innerlijke zekerheid lukt het mij om liefde door te geven. Da’s een eerste beweging: vanuit het besef dat ik bemind ben, kan ik beminnen.
Maar ook omgekeerd werkt het. Ik merk ook dat ik in de liefde die ik beleef gesterkt word in mijn geloof in Gods’ liefde. Dat klinkt nu allemaal nogal groots vrees ik maar in mijn dagdagelijks leven gebeurt mij dat in kleine dingen. Een zinnetje uit een bijbeltekst of een gebed dat mij plots diep raakt en ineens heel herkenbaar of duidelijker wordt al had ik het voordien misschien al honderd keer gehoord of gelezen.
Zo zei een vriend priester enkele jaren geleden toen wij Eucharistie vierden bij het begin van het Grote Dankgebed: “Verhef uw hart”, iedereen antwoordde: “wij zijn met ons hart bij de Heer” en Guido zei: “ als dat zo is: brengen wij dan dank aan de Heer, onze God”. En sindsdien is dat moment in elke eucharistie voor mij een serieuze oproep om bewust te kijken welke plaats ik God geef op dat moment in mijn leven.Zo zijn de kleine attenties, gebaren en woorden waarin ik mijn genegenheid, mijn zorg of liefde uitdruk geregeld aanleiding om bewust te worden van de kracht en de weldaad die de liefde in mijn leven brengt. Momenten van echte vergeving vragen en krijgen, momenten waarop ik met het meest kwetsbare van mijn beleven bij mijn manechtgenoot dit is groter dan mezelf, dit overstijgt ons tweeën. En zo brengt de liefde tussen ons mij weer op het spoor van Gods’ liefde. (MP)
Omgaan met geloofsverscheidenheid
Meer en meer komen we tot de vaststelling dat geloven voor de hedendaagse mens een persoonlijke keuze inhoudt. Het geloof wordt niet meer automatisch doorgegeven. Het zal ook een keuze zijn waarin mensen meestal groeien. Dit brengt mee dat er een grote verscheidenheid zal zijn in de beleving van het geloof. De vraag die ons daarbij bezig houdt is: Waarin bestaat die verscheidenheid en hoe hiermee om te gaan? We ervaren meer dan vroeger, dat we niet allemaal hetzelfde geloofsmodel hebben.We ondervinden dat in ons gezin, in onze familie, in de parochie, in onze verenigingen, in de bredere kerkgemeenschap.
In de Kerk is er zelfs een groepsvorming rond bepaalde geloofsmodellen.
We denken in dit verband aan de nieuwe bewegingen: de Charismatische beweging, de Egidiusgemeenschap, de Ark-gemeenschap, de Focolarebeweging. Allemaal groepen die zich goed vinden in een bepaald model. Ook iedereen die in de parochie werkzaam is ondervindt een grote verscheidenheid: Hetzij in een werkgroep of catechese, in een bijbelgroep of gespreksgroep, bij de gebedsleiders of in het parochieteam. We ervaren, als we tot een dieper gesprek komen over geloven, dat er verscheidenheid is. Dit hoeft zeker niet negatief gezien te worden.Ook geloofsverscheidenheid kan tot verbondenheid groeien, als we eerst mekaar bestaansrecht gunnen en de verschillen aanvaarden.Een tweede stap zal zijn: bereid zijn mekaar zonder angst of vooroordelen te ontmoeten.Een derde geloofshouding wordt dan erg belangrijk, nl: mekaars geloof echt waarderen.Als we dan willen getuigen gaan we mekaar niet bekeren Zo groeit een echte eenheid in verscheidenheid.
Er is echter ook een geloofsverscheidenheid met ingrijpende gevolgen voor de verkondiging en de catechese, nl. bij de doorsnee gelovigen die een beroep doen op de kerk bij gelegenheden: bij de vormelingen en, in de familie bij een overlijden.Bovendien weten we dat velen van onze tijdgenoten, kinderen, jongeren en volwassenen, hun ouders, bij de ouders van de doopkinderen, bij trouwers de gangbare taal niet meer verstaan die wij als christenen gewoon zijn te hanteren.
Hetzelfde geldt voor allerlei symbolen en rituelen die we in de liturgie en de sacramenten gebruiken. De rituelen en sacramenten die men vroeger in de kerk vroeg als een automatisme, omdat de grote meerderheid van de bevolking katholiek was, zullen in de toekomst gebracht worden als iets waarvoor men kiest.Het zal niet blijven bij een simpele service door de kerk aangeboden. Het wordt een pastoraal die het geloof voorstelt, die een degelijk aanbod heeft.
Daarom zal de catechese voor volwassenen heel belangrijk worden. Het zal een pastoraal worden die in liturgie en catechese, zelfs in de klassieke kinderdoop of vormselviering, ook bij huwelijk of begrafenis, het evangelie aanreikt als een serieuze optie voor vandaag. Christelijk geloof is immers een vrij antwoord op de uitnodiging van God. En zijn aanbod staat verwoord in het evangelie.Als dat zo is, moeten we ons in de verkondiging dan niet concentreren op de kern van ons geloof.En de allereerste vraag is dan komt de inhoud van het evangelie volop aan bod?Verkondiging gebeurt dan vanuit de overtuiging dat we iets kostbaars aan te bieden hebben.(GL)
Het is weer een tijd om te spreken (2)
Dat onze westerse cultuur zich losmaakt van de godsdienst maakt het niet gemakkelijk.Op zich is het goed dat staat en godsdienst niet verweven zijn want alleen dan is het mogelijk dat mensen vrij kunnen kiezen vanuit welke spiritualiteit zij hun leven willen richten.Ik ervaar wel dat wij hierin nog een weg te gaan hebben om te leren met respect mekaar daar de nodige ruimte voor te geven zonder wederzijdse veroordeling of afwijzing. Als ik naar ons kinderen en naar jongeren luister dan merk ik dat velen van hen ook verlangen naar zingeving en spiritualiteit voor hun leven al kunnen zij dat niet altijd zo duidelijk verwoorden. Ze zoeken naar een geloof, een houvast; soms duidelijk, soms vaag religieus, maar zij zoeken naar iets dat gedragen wordt door een dubbele grond.
Ten eerste willen ze duidelijk weten in wat of wie zij gaan geloven. Ik hoor dan: in die verhalen van de bijbel staat toch veel onzin. Dat kan niet waar gebeurd zijn. Of: in de kerk, in de godsdienstles daar zeggen ze van alles waar ik niks van snap.Als ik dan concrete voorbeelden vraag en probeer de diepere zin van dat verhaal te vertellen of uitleg hoe je een parabel of een wonderverhaal moet lezen dan krijg ik nogal eens te horen: “Waarom werd ons dan eerst wijsgemaakt dat het allemaal letterlijk waar is”.
Maar de tweede grond waar ze misschien nog meer naar verlangen is kunnen aanvoelen bij de andere hoe die uit zijn geloof levensenthousiasme en vreugde put. Met een theoretische, heldere theologie en exegese alleen denk ik niet dat we nog veel jongeren zullen overhalen om te gaan geloven in de levengevende God. Ze willen het niet alleen horen maar ook zien en ervaren in onze geloofsbeleving.Ze hebben nood aan mensen die trachten te beleven wat ze verkondigen al is het met vallen en opstaan. Laat het ons maar profeten van deze tijd noemen.
Ik zie voor mij daarin een golfbeweging met periodes waarin het beter lukt en periodes waarin ik me onzeker voel, wie ben ik maar, denk ik dan. En dan verlamt de angst mij om op mijn beperking en mislukken gepakt te worden. Dan zwijg ik liever. Tot ik dan weer ontdek dat er niets nieuws onder de zon is.Ook bij de grote profeten uit de Bijbel lees ik die angst en die weerstand. Hun verhalen herlezen helpt mij om altijd opnieuw terug in te zien dat het niet om mijn persoon gaat. Het is God die het initiatief neemt, die ons vraagt om te getuigen van zijn liefde en zijn zorg, van zijn droom voor de mensen. En in die verhalen lees ik ook de bemoediging van een God die ons niet in de steek zal laten, die zijn woord in onze mond zal leggen als wij ons hart voor hem openstellen.
Ik mag zwak en beperkt zijn maar ik moet wel bereid zijn om al mijn mogelijkheden te benutten. Daarvoor moet ik eerst loskomen van het idee dat ik enkel op mezelf kan rekenen.En ik moet eerlijk bekennen dat dat voor mij niet simpel is. Ik ben nog steeds behoorlijk bang om gepakt te worden, om te mislukken, om gekwetst te worden. Om bv. hier nu te staan en u mijn verhaal te vertellen en te delen wat het geloof in mijn leven betekent, dat beklemt mij nog altijd wat.Ik kan dit maar doen vanuit mijn leven vanuit de laatste weken waarin ik tijd gemaakt heb om te lezen in de Bijbel, om te bidden en na te denken, om te luisteren naar Gods’ woord in de vieringen, om in gesprek te gaan tijdens de voorbereiding van deze avond. Langzaam sijpelen die woorden door tot in mijn hart en toets ik ze aan mijn doen en laten, aan wat ik ervaar in het leven. En stilaan groeit er dan genoeg moed en overtuiging vanuit het bewust ervaren dat Zijn woord mijn leven inderdaad stuurt en mij vreugdevol en dankbaar maakt. Maar dat is geen verworvenheid en dat zal het wellicht ook nooit worden.Ik zal altijd opnieuw tijd en ruimte nodig hebben om Gods’ woord te beluisteren, om met anderen te mogen delen wat het in mijn leven betekent.
Een grote voorganger in dat hele proces is Jezus.
Hij was het toch die in woord en daad Gods’ liefde concreet en tastbaar maakte. Zijn evangelie beleven, met hem mee op weg gaan is de leidraad van mijn leven. En ik weet ook dat ik niet altijd leef zoals ik zou willen. Ik vind dat zelfs niet erg zolang ik maar dag na dag opnieuw op weg ga.
Wij zouden u nu twee werkvragen willen geven om daar aan tafel een halfuurtje rond te praten.Wie of wat ( welke gebeurtenissen ) is in mijn geloofsleven van belang geweest ? Waar getuig ik van mijn geloof, wat is daar moeilijk in of wat helpt mij om dat te doen ? (MP)
Het is weer een tijd om te spreken (1)
De geloofsgemeenschap is nog volop in beweging. Ik ervaar het als een sneeuwbal die langzaam heel klein begon en die hoe langer hoe sneller aandikt. Toen ik jong was en opgroeide, leefde ik in een maatschappij die religieus was. Het sociale, het politieke, zelfs het economische leven was doordesemd met het Christelijk geloof. De godsdienst hoorde erbij zoals eten en drinken, werken en slapen. Bijna iedereen was katholiek en ging naar de kerk. Als er over geloof gepraat werd dan was dat allemaal glashelder.
Het gesprek ging enkel over de inhoud en die inhoud stond als een paal, daar werd niet over gediscussieerd. In de catechismus stonden alle antwoorden kort en bondig geformuleerd. Aan het eind van de lagere school wist je op alles een antwoord. Of toch bijna, want de vragen met een sterretje waren voorbehouden voor de ondertrouw. Dat waren zaken waar kinderen niets mee te maken hadden. Toch herinner ik mij vooral de lessen ‘Gewijde Geschiedenis’. Elke namiddag op school begon immers met een boeiend verhaal. En elk schooljaar opnieuw begonnen we bij Adam en Eva om langs de grote verhalen van het Oude Testament te komen bij de geboorte van Jezus.
Daarna lazen we de grote Jezus-verhalen.En de zaterdagen in de les liturgie leerden we namen van de kerkelijke gebruiksvoorwerpen, feesten en riten tot zelfs de namen van Latijnse onderdelen van de mis en de priesterlijke gewaden. We wisten en kenden veel van de geloofsinhoud. Maar of we ’t allemaal begrepen of hoe we ons dan voelden: dat waren zaken waar men niet bij stilstond.
Over je geloofsbeleving spreken, was een even groot taboe als spreken over je seksualiteitsbeleving. Maar na het concilie, begin jaren zestig, ging die sneeuwbal aan ’t rollen, langzaam maar zeker. Het liturgie vieren in de eigen taal i.p.v. het Latijn bracht een hele omwenteling. Maar dat was pas het begin. Door die eigen taal, maar zeker ook onder impuls van de bisschoppen werd het geloof stilaan meer in het dagdagelijkse leven geïntegreerd. Geloof werd stilaan terug een bestaanservaring, een manier van leven, geïnspireerd en gestuurd door de bijbelse spiritualiteit. De godsdienst werd losgemaakt uit zijn aparte hokje van catechese en liturgie. Het geloof was niet langer een zaak van theoretische kennis en blind vertrouwen in de regels die de kerkleiders oplegden. In deze stroming hield een oppervlakkig geloof geen stand, het werd ofwel bewust gelovig leven, zoals wij proberen te doen, ofwel kiezen voor een andere grondhouding.Evangelie en kerk konden niet meer bestaan los van of naast de rest van je leven.
Het geloof groeit door het leven en omgekeerd.
Maar die groei vraagt tijd van leven en ieder maakt die groei in eigen tempo zoals ook ieder kind in zijn eigen tempo leert lopen en spreken.Spreken over geloof werd meer en meer persoonlijk vanuit het diepste van je eigen wezen.
Dat spreken is heel delicaat en kwetsbaar. Je merkt ook direct verschillen op in de geloofsbeleving. De zekerheden van de theoretische kennis en de blinde gehoorzaamheid aan wetten en regels vallen meer en meer weg. Dat bracht en brengt bij mij nog altijd periodes mee van twijfel, onzekerheid, zoeken en angst soms. Er zijn ook periodes van duidelijkheid, van innerlijk evenwicht en vrede in eigen hart. Maar zelfs dan blijft het moeilijk om het diepste van mijn geloofsbeleving onder woorden te brengen. Langs de ene kant heb ik behoefte aan gesprek, aan beluisteren van anderen. Het helpt om mijn eigen beleven uit te zuiveren, om duidelijker en bewuster te begrijpen.Langs de andere kant ben ik ook wel bang voor confrontatie die mijn gevonden evenwicht weer kan verstoren of vrees ik niet begrepen of afgekeurd te worden in wat voor mij heel kostbaar is.
Als jonggehuwden al gingen wij op zoek naar vieringen met een voorganger die een taal sprak die aansloot bij ons eigen zoeken en bij wat voor ons belangrijk was. We zochten ook naar gelijkgezinden om over ons leven en geloof te praten. Zo sloten we aan bij een gezinsgroep en we namen jaren lang ook 3 à 4 keer per jaar deel aan een weekend waar we met andere koppels onder leiding van een priester de bijbelse boodschap aan ons eigen leven te toetsen.Het was een lange en moeizame weg van zoeken en vinden en soms terug kwijtraken om dat verlangen naar innerlijke vrede en diepe zingeving te beantwoorden in een gelovige spiritualiteit die ingebed is in ons leven, in onze cultuur. (MP)
Geloofsavond over verkondiging (1)
In de verkondiging buigen we os over de vraag; Hoe kunnen we door getuigenis, catechese en predikatie, de moderne mens aanspreken? Moeten we ons afsloven in allerlei strategieën om het geloof aan de man te brengen? Laten we bij dit alles bedenken dat christelijke verkondiging niet zozeer informatie geven is over God en geloof. Ons geloof is geen theorie over God. Het voornaamste is niet wat wij ‘over God zeggen, maar wel wat God zelf ons te zeggen heeft: God die spreekt. Dat is precies het originele van de bijbel: God zoekt contact en daarom spreekt Hij tot ons.Hij heeft gesproken en een mens die Abraham heette, heeft voor het eerst zijn woord gehoord. Daarna heeft Hij het woord tot Mozes gericht en aan zijn volk bevrijding gebracht en er een liefdesverbond mee gesloten. Gods spreken is het duidelijkst geworden in Jezus. In Hem is God één van de onzen geworden. In Jezus heeft God zich helemaal uitgesproken.
Luisteren
Natuurlijk moeten de grote zinvragen van mensen vandaag in de verkondiging aan bod komen. Maar het eigene van de verkondiging is precies dat op al die vragen een heel ander licht kan schijnen als we leren luisteren naar God die ons aanspreekt. Gods woord is ook voor ons, moderne mensen, iets vreemds. Weer vertrouwd geraken met het verhaal van Israël en Jezus is misschien ons probleem : God lijkt vaak niet te spreken.
Voor velen is de kerkelijke crisis het beste bewijs van zijn zwijgen. Geloven begint met luisteren. “Luister Israël”; dit wordt door de joden nog elke dag drie maal herhaald. En volgens de joodse traditie, die ook de onze is ,komt het erop aan de Schrift met gelovige oren te beluisteren zodat we het zachte spreken van God in ons eigen leven ontdekken.De bijbel is daarom meer dan een boek; het is een oproep van God zelf. God wil het leven met ons delen en daarom spreekt Hij ons aan. Mensen komen maar tot geloof in de ontmoeting met mensen die van dat geloof leven.
Verkondiging vanuit de liefde
Verkondigen gebeurt vanuit het luisteren, maar ook vanuit de liefde. Het is uiteindelijk een vriendendienst. Je deelt aan anderen mee wat jezelf hebt mogen ontvangen;omdat je die ander echt graag ziet, omdat je het beste ook aan hem of haar wil meedelen. Het is uiteindelijk de liefde die het meest geloofwaardig is in ons getuigen. Hiervoor laten we ons inspireren door Jezus’ leven en voorbeeld.In de bijbel, de liefdesbrief van God aan zijn volk, zegt God hoe Hij met zijn mensen omgaat. n Jezus is het gelaat van God.Als Jezus hoort bij zijn doopsel; Jij bent Mijn geliefde, dan gaat Hij verkondigen. Het fundament van de verkondiging is dat we door God bemind worden en dus allemaal broers en zussen zijn van elkaar. Meer dan met woorden getuigen , we met ons leven, namelijk door onder elkaar de liefde te bewaren. Dat was ook zo bij Jezus:Zijn spreken en liefdevol omgaan lagen dicht bijeen. Een boodschap brengen en genezen gingen samen.“Met de liefde die de Vader Mij heeft toegedragen heb Ik jullie liefgehad.” “Gij zijt mijn vrienden als gij de liefde onder elkaar bewaart?’
Zowel in het spreken als in het voorleven stond de liefde centraal: Hij verkondigde Gods barmhartigheid maar nam zondaars terug op in de gemeenschap. Hij vroeg naar de verstotenen te gaan maar was zelf ook te gast bij tollenaars.Wie met liefde voor de mensen bezield is heeft recht van spreken en kan het evangelie verkondigen.
Paulus
De grote apostel Paulus is een sprekend voorbeeld van getuigen door de liefde. Tot de christenen van Tessalonika spreekt hij zijn grondhouding uit: “Wij zijn als weerbare kinderen onder u opgetreden, zoals een voedster die haar kinderen koestert.We waren u zo innig genegen dat wij u graag niet alleen het evangelie, maar ook ons eigen leven hadden geschonken; zo lief waren jullie mij geworden.”Paulus verbindt hier de boodschap van het evangelie met zijn liefdevolle verbondenheid met de gelovige gemeenschap. “Aan heidenen de ondoorgrondelijke rijkdom van Christus verkondigen.”
Zo formuleert hij kernachtig zijn opdracht. Dat is voor elke christen vandaag ook de opdracht: Aan mensen de ondoorgrondelijke rijkdom van het evangelie verkondigen. (GL)
TERUG IN DE TIJD ……
Bij de start van het nieuwe werkjaar 2003 lazen we volgende tekst in onze editie Vosselaar van Kerk&leven
KERK IN 2003
Dat er de laatste jaren veel veranderd is in het Kerkbeeld hoeven we eigenlijk niet meer te zeggen. Als we nog naar onze eigen gemeente kijken, worden we al met onze neus op de feiten gedrukt: één priester voor meerdere parochie wat met zich meebrengt dat hij minder bereikbaar is, dat er minder vieringen in het weekend zijn ¼
De tijd van een cultuurchristendom is veranderd naar een keuzechristendom. Die evolutie lijkt zich vandaag in een versneld tempo te voltrekken.Het christendom is niet langer het overkoepelende zingevingssysteem, maar de overtuiging van een (kleiner wordende) groep binnen onze samenleving. Christenen en hun boodschap, de Kerk en haar geloof mogen er zijn, maar het hoeft niet. Wie christen wil zijn, wordt uitgedaagd daar uitdrukkelijk voor te kiezen, want niemand wordt nog ‘automatisch’ in het christendom binnengeleid.
Hoeveel angst, aarzeling en onwennigheid die nieuwe situatie ook met zich meebrengt, ze maakt geloven niet onmogelijk. Ze biedt zelfs kansen tot een echt en doorleefd geloof. Maar dat vraagt wel dat we ons als christenen en als Kerk anders opstellen dan pakweg tien, twintig jaar geleden. De traditionele vormen en plaatsen waar over geloof gesproken werd (op school, in verenigingen en parochies) is anders geworden. Leidt dat tot een heroriëntering van het pastorale veld? Er ontstaan nieuwe vormen van gelovig gemeenschap vormen naast de traditionele structuren. Wie iets over het ontstaan en de geschiedenis van de parochie weet en de huidige veranderingen ziet, krijgt misschien het sombere voorgevoel dat mét de christenheid ook de parochie gedoemd is te verdwijnen.
In een artikel van enkele jaren geleden heeft Alphonse Borras ( kerkjurist, hoogleraar aan de UC Leuven en voormalig vicaris-generaal van het bisdom Luik ) echter aangetoond dat die vrees in principe ongegrond is. De Kerk wordt gekenmerkt door een dubbele dynamiek, zegt hij :
"De Kerk maakt de gelovigen en de gelovigen maken de Kerk."
Zonder een gemeenschap die, vóór ons, de blijde boodschap van Jezus Christus ontvangen heeft, zouden wij nooit van het evangelie gehoord hebben. Men kan niet authentiek het geloof belijden zonder tot de Kerk te behoren. Gelovigen maken ook de Kerk. God Bij ons Vormsel ontvingen we de heilige Geest en dat bracht ons samen met onze verscheidenheid, ieder met zijn talenten en gaven. Die ten dienste stellen van een gemeenschap is een fundamentele gelovige houding. Samen op weg gaan blijft een uitdaging voor dit nieuwe werkjaar dat voor de deur staat.+(MP & HM)