25e zondag door het jaar - C
Zondag 21 september 2025
Feest van de H. Mattheüs, tollenaar, apostel en evangelist
Lezingen
- Amos 8, 4-7 (Tegen machtigen en verdrukkers)
- Lc 16, 1-13 (De gewiekste zaakvoerder)
Homilie
Geachte Medegelovigen,
De voorbije week voelde ik een onweerstaanbare drang tot onchristelijk leedvermaak. Ik zag ze al vóór mij, die pastoors en dominees, die zich in allerlei bochten zouden wringen om een evangelietekst waarin Jezus een gewiekste zaakvoerder onrechtstreeks de hemel inprijst, naar hun hand te zetten en iets anders te laten zeggen dan wat er staat. Maar wat staat er dan?
Zoek op het internet maar eens termen op als de ‘onrechtvaardige’ of ‘oneerlijke’ rentmeester uit Lucas 16, de ‘onbetrouwbare’, ‘bedrieglijke’, ‘leugenachtige’, ‘valse’ of weet-ik-nog-wat-allemaal beheerder, en U zal beseffen hoe men met deze tekst nog altijd blijft worstelen. Toch kan men er niet omheen dat Jezus uitgerekend voor deze man zijn bewondering uitspreekt. Vooral mensen die met het reeds enige tijd ingeburgerde beeld van Jezus als een soort naïeve, wereldvreemde ‘Gutmensch’ rondlopen, zullen het moeilijk hebben.
Een bijkomende reden voor mijn ongepast leedvermaak, was het feit dat we precies vandaag, 21 september, het feest vieren van de apostel en evangelist Mattheüs. Het valt toevallig samen met een zondag waarop we de profeet Amos (8ste eeuw v.C.) in de eerste lezing tekeer horen gaan tegen de rijken en machtigen van zijn tijd, lieden die de kleine man onderdrukten en aan de lopende band bedrogen met vervalste maten en gewichten. En laat Mattheüs van beroep een belastingpachter geweest zijn, een zogenaamde tollenaar, een man die tegenover de staat met eigen vermogen borg stond voor het innen van belastingen en daarom door het volk werd gevreesd en gemakkelijk, terecht of ten onrechte, van corruptie en uitbuiting kon worden verdacht. Ook in het kerkelijk leven zit soms een stuk ironie, en dat is maar gezond ook.
Laten we ons focussen op dat verwarrende 16de hoofdstuk van Lucas. Zoals de parabel bij Lucas uitgeschreven staat, begreep ik er, eerlijk gezegd, ook niet veel van. Stond Jezus werkelijk aan de kant van bedriegers en sjoemelaars? Eigenlijk was mijn leedvermaak een beetje misplaatst. Veel elementen die voor toehoorders van tweeduizend jaar geleden vanzelfsprekend klonken en daarom gewoon niet worden vermeld, zijn het niet meer voor ons. Bovendien zijn moderne bijbelvertalingen ook niet altijd correct. En daar staan we dan
Gelukkig herinnerde ik mij dat één van mijn oude vrienden, een specialist op het gebied van het vroege christendom én de vroege islam, ooit een grondige en overtuigende analyse had gemaakt van die bewuste parabel. Zijn stuk dateert inmiddels al van 2009, maar het is aan hem te danken dat ik betekenis en achtergrond van het verhaal nu enigszins begrijp.
De rijke man uit de parabel moeten we ons voorstellen als een grootgrondbezitter, die zich wellicht ook bezighield met het verhandelen van zijn eigen en andermans goederen en die bovendien eigenaar was van een soort private bank. Dergelijke ondernemers met uitgebreide netwerken kwamen méér voor in die tijd.
In landen als het nabijgelegen Egypte was het bankwezen (met zowel private als staatsbanken) al vanaf de jaren 300 v.C. sterk ontwikkeld en in Jezus’ tijd zijn er ook bankiers geattesteerd in Palestina (Mt 25, 27).
Zijn bank en wellicht ook andere winstgevende activiteiten had de baas van het landgoed toevertrouwd aan een oikonómos, een ‘econoom’, d.w.z., een zaakvoerder, rentmeester, beheerder, enz., een man die hij volledig vertrouwen schonk en aan wie hij carte blanche gaf. Uit het verhaal kunnen we afleiden dat de eigenaar voor God staat. De zaakvoerder symboliseert dan de mens, die met gedrevenheid een taak op zich neemt, maar zich daarbij ook danig kan vergissen.
Hoe dan ook, de bank moet hebben gefloreerd: vele boeren uit het omliggende deponeerden er hun overtollige geld en wellicht ook overschotten van onbederfbare waren (graan, olijfolie, enz.), om hun deposito’s na verloop van tijd, uiteraard met een vorm van interest (en de goederen omgezet in geld) weer terug te halen. Inmiddels had de bankier – in dit geval dus via zijn zaakvoerder – die deposito’s aan gunstige voorwaarden trachten te verhandelen of te investeren (bijv. door het verschaffen van leningen aan derden), dit om uiteraard zelf winst te maken, maar ook om de klanten van daarnet (die bij hem geld en waren hadden gedeponeerd) zoveel mogelijk tevreden te stellen. Bankier spelen vereiste, en vereist nog altijd, heel wat inzicht, mensenkennis en ‘Fingerspitzengefühl.’
Op een bepaald moment moet de zaakvoerder onvoorzichtig zijn geweest, overmoedig. Waarschijnlijk had hij teveel geïnvesteerd en beschikte hij plots over onvoldoende cash, kasliggend kapitaal, om zijn crediteurs terug te betalen, die met te velen tegelijkertijd hun deposito’s kwamen opeisen. De grote baas kreeg er lucht van, eiste de rekeningen op ter controle en dreigde zijn zaakvoerder met ontslag. Die laatste maakte zich uiteraard ongerust en trachtte te redden wat er te redden viel. Hij hoopte zo, na een effectief ontslag, nog ergens, bij een van zijn klanten, aan de bak te kunnen komen als hij de zaak professioneel zou afwikkelen. Hij richtte zich alleszins in eerste instantie tot de schuldenaars van de bank, de boeren aan wie de bank leningen (in geld of natura) had verstrekt, met het verzoek hun uitstaande schuld terug te betalen. Zo zou er opnieuw kapitaal vrijkomen en kreeg de bank wat ademruimte. Het is op dit punt dat Lucas wat meer details geeft.
Als de zaakvoerder de schuld van genoemde debiteuren volledig zou kwijtschelden – wat hij kon doen om bij hen op een goed blaadje te staan, zou de bank van zijn baas, zonder diens financiële tussenkomst, wellicht bankroet gaan, want dan konden haar schuldeisers (de mannen die geld enz. hadden gedeponeerd) niet meer worden vergoed en zouden ook zij́ in moeilijkheden kunnen geraken. Als de zaakvoerder daarentegen hardvochtig op zijn strepen zou staan en alle schuldenaars zou dwingen tot onmiddellijke en volledige terugbetaling, zouden velen onder hen wellicht ook failliet gaan en zou hijzelf – de zaakvoerder – in hun ogen definitief zijn afgeschreven. Hij zorgde dus voor een verstandige, billijke middenweg, een soort onderhands akkoord. Hij riep de schuldenaars één vóór één bij zich en verminderde, al naargelang de situatie, telkens het verschuldigde bedrag.
Mogelijk was, zoals door sommigen wordt verondersteld, het bedrag dat in mindering werd gebracht, de commissie die oorspronkelijk bestemd was voor de zaakvoerder zelf, maar dat is lang niet zeker
Schriftvervalsing? Neen, want als vertegenwoordiger van zijn meester had de zaakvoerder het volste recht nog op dit uiterste moment de contracten aan te passen. Het gevolg was dat uiteindelijk iedereen zijn hoofd boven water kon houden. Dat was te danken aan een zaakvoerder die eerst onvoorzichtig was geweest, maar nadien heel oordeelkundig had gehandeld. Schuldeisers en schuldenaars van de bank leden misschien wat verlies, maar dat verlies bleef beperkt en leidde niet tot drama’s. De zaakvoerder verloor ongetwijfeld aan de operatie, maar kon waarschijnlijk, zoals gehoopt, aan de slag bij een van de kleine kapitalisten die hij van de ondergang had weten te redden. Voor hem was dat altijd beter dan ergens voor de kost kanalen te moeten gaan graven of varkens te hoeden. En misschien werd hij uiteindelijk helemaal niet ontslagen, want de heer prees hem! De enige die zwaar financieel verlies leed, was die rijke heer zelf, maar die kon tegen een stootje en dankzij het verstandig optreden van zijn zaakvoerder hield zijn bank uiteindelijk stand en werd hem – zeer belangrijk in die maatschappij – gezichtsverlies bespaard.
Het is dus terecht dat Jezus lof had voor de ‘slimmigheid’ en vindingrijkheid van de zaakvoerder. Die had niet helemaal gehandeld volgens het boekje, maar nog minder had hij iets illegaals gedaan. Vandaar de door mijn collega bewust gekozen titel: “de ‘ongerechte’ (in een wat ongebruikelijke betekenis) en niet: ‘onrechtvaardige’ rentmeester”. De man had zijn fout ingezien, zijn beroepsleven een nieuwe wending gegeven en blijk gegeven van creativiteit. Had hij de gestrenge regelneef, de koele jurist of de verstokte puritein willen uithangen, dan waren de regels wel strikt gevolgd, maar waren ze er allemaal bekaaid van afgekomen, behalve de rijke eigenaar, maar die zou zijn reputatie zijn kwijtgespeeld.
Christenen gedragen zich wel eens als ‘tjeven’, maar ‘dezekes’ mogen ze in geen geval zijn. Via deze gelijkenis spoort Jezus ons aan even vindingrijk te zijn als die fameuze rentmeester. Het volstaat niet zuiver en rechtzinnig te denken; men moet, als het nodig is, ook bereid zijn zijn handen vuil te maken en creatief op te treden met de soms beperkte mogelijkheden die er zijn. Laat dat de les zijn voor vandaag.
Gelukkig zijn de meeste parabels niet zo moeilijk als die van de slimme rentmeester. Maar verrassen doen ze altijd.
© Hans.Hauben@kuleuven.be
Reacties
Om reacties te zien en te reageren op dit artikel moet je je eerst even aanmelden via het menu bovenaan. Tot gauw.