Pinksteren
het feest van de Geest
In den beginne en aan het einde…
De geest
Het woord “geest” heeft in ons dagelijks taalgebruik een wat bijzondere bijklank. Geesten doen ons spontaan denken aan spoken, aan paranormale toestanden, aan séances. We denken niet onmiddellijk aan de heilige Geest. En als al de band gemaakt wordt met Gods Geest kunnen we er ons vaak niet zo veel bij voorstellen. Er blijft altijd iets van mysterie, iets mysterieus hangen rond de “heilige geest”.
De Geest in het Oude Testament
Nochtans is Gods Geest al in het Oude Testament geen onbekende. Op veel meer plaatsen en in heel andere omstandigheden dan wij vermoeden, komt Gods Geest ter sprake.
Misschien herinneren we ons dat al op de eerste bladzijde van de Schrift –in het boek Genesis- over Gods Geest wordt gesproken. “De Geest Gods zweefde over de wateren…”. In den beginne brengt de Geest van God het oerwater in beweging. Als met een zucht –een ademstoot-, zoals het vleugelwieken van een duif brengt de Geest van God beweging in en op de aarde. De Geest is de adem Gods, de Geest is de duif die licht en zacht het al beroert. De Geest brengt leven…
Wanneer verder in het Oude Testament de Geest van God aan bod komt, zal het telkens weer een verwijzing zijn naar nieuw leven, een nieuw begin. Denken we maar aan één van de lezingen uit de paasnacht: de lezing uit de profeet Ezechiël. “Ik zal u een nieuw hart geven en een nieuwe geest in uw binnenste. (…) Mijn geest zal ik u geven in uw binnenste en ik zal maken dat ge mijn wetten nakomt…”.
We kunnen verwijzen naar de zalving van Saul –Israëls eerste koning-. “Dan zal de geest van de Heer u aangrijpen: ook u zult in vervoering geraken en een ander mens worden.”
En in psalm 51 lezen we de aangrijpende bede van koning David: “Verstoot mij niet, weg van uw gelaat. Neem uw heilige geest niet van mij weg.”
Vroeger nog dan in de koningstijd laat de Geest over zich spreken in het boek Numeri. “Toen daalde de Heer neer in een wolk, sprak tot hen en legde een deel van de geest die op Mozes rustte op die zeventig oudsten. En toen de geest op hen rustte, profeteerden zij…”
In het Oude Testament brengt Gods Geest steeds een nieuw begin. Op moeilijke momenten in de geschiedenis van het Gods Volk is de Geest er als richtingwijzer en tegelijk als kracht om de ongekende weg te gaan.
De Geest in het Nieuwe Testament
Jezus van Nazareth en de Geest
We zijn niet zo vertrouwd met het handelen van de Geest in het Oude Testament. De tussenkomsten van Gods Geest in het Nieuwe Testament zijn ons daarentegen wel goed bekend. Op vele momenten en op velerlei wijzen speelt de Geest een hoofdrol in het leven van Jezus van Nazareth.
In het verhaal van de boodschap van de engel aan Maria wordt gezegd dat de Geest van de Allerhoogste Maria zal overschaduwen. God wordt mens. In en door de kracht van de Geest maakt God eens en voorgoed een nieuw begin met de mens en de wereld.
In het spoor van de boodschap van bekering en ommekeer die Johannes predikt, laat Jezus zich dopen. Gods Geest verschijnt ten tonele: “Tijdens zijn gebed opende zich de hemel en daalde de heilige Geest in de lijfelijke gedaante als een duif op Hem neer en er klonk een stem uit de hemel…”.
Marcus vertelt ons dan weer in zijn evangelie dat diezelfde Geest van God Jezus naar de woestijn heeft gedreven. “De Geest dreef Hem weg, recht de woestijn in.” Jezus staat aan een nieuw begin. Hij openbaart zich als wie Hij werkelijk is: Gods Zoon die in de wereld is gekomen. De Geest staat aan dit nieuw begin.
Ook wanneer Jezus afscheid neemt van zijn leerlingen, komt het vertrouwen op de Geest aan bod. “Wanneer de Geest der waarheid komt, zal Hij jullie leidsman naar de volle waarheid zijn…” Gods Geest is de gids voor de jonge Kerk.
In het leven van Jezus is de Geest aanwezig op de scharniermomenten en stuwt Jezus om de weg te gaan van vernedering naar heerlijkheid.
De eerste Kerk en de Geest
Nog in de dagen van vrees en twijfel ervaren de apostelen de kracht van de Geest. Het verhaal van het eerste Pinksterfeest wil die ervaring weergeven: “Plotseling kwam er uit de hemel een geraas alsof er een hevige wind opstak en het vulde heel het huis waar zij waren. Er verschenen vurige tongen die zich verspreidden en zich op ieder van hen neerzetten. Zij raakten allen vol de heilige Geest en begonnen te spreken in vreemde talen, zoals de Geest hun ingaf.”
Ook Paulus –de apostel die er op het eerste pinksterfeest niet bij was- schrijft over de werkzame aanwezigheid van de Geest. In zijn eerste brief aan de christenen van Korinthe lezen we: “Wij allen, Joden en Grieken, slaven en vrijen zijn in de kracht van één en dezelfde Geest tot één lichaam gedoopt en allen zijn wij doordrenkt van één Geest.” En even verder in diezelfde brief lezen we het beroemde hooglied van de liefde. Paulus beschrijft er de zichtbare en tastbare werking van de Geest en hij voegt er een aantal zeer concrete raadgevingen aan toe. In zijn tweede brief aan de Korinthiërs stelt Paulus het expliciet: dankzij Gods Geest houden wij stand: “… waar de Geest van de Heer is, daar is vrijheid. (…) Daarom geven wij de moed niet op, nu wij door Gods ontferming met deze dienst zijn belast”. Paulus verwijst hier naar de dienst van de verkondiging. Hij ontkent niet hoe moeilijk dit is, maar hij blijft vertrouwen: “Dezelfde God die gezegd heeft: ‘Uit de duisternis zal licht schijnen’.”
In de eerste Kerk is de Geest de gids en leidsman die voorgaat op de moeilijke weg die waarheid en vrijheid combineert.
Onze Kerk en de Geest
In de catechese van paus Franciscus over het vormsel kan de verwijzing naar de Geest uiteraard niet ontbreken. Paus Franciscus zegt daarover: “De Geest van God vult de longen en monden van christenen. Het Vormsel is een sacrament dat de genade van het doopsel bevestigt en dat aanmoedigt om van Christus te getuigen in de wereld. Daarom ook worden wij gezalfd door de heilige Geest. Met het doopsel worden wij herboren in een nieuw leven. Dat wordt met het Vormsel bevestigd waarin wij de kracht krijgen om als christen voorwaarts te gaan. Zonder de kracht van de heilige Geest zijn wij machteloos. De heilige Geest is Gods grote geschenk aan ons. Het is in het hart en onze ziel. Hij leidt ons in het leven, zodat we zout en licht in de wereld kunnen worden.”
En in zijn pinksterhomilie van vorig jaar sprak paus Franciscus over de gave van de Geest als waarborg om aan twee verleidingen te weerstaan. “Dezelfde Geest creëert de verscheidenheid en de eenheid.” Daarmee legde paus Franciscus er de nadruk op dat zowel streven naar eenheid als streven naar verscheidenheid in de Kerk een gevaar kan inhouden. Streven naar eenheid kan de verplichting opleggen om alles op dezelfde manier te doen. Dan is er geen vrijheid. Streven naar verscheidenheid kan leiden tot het ontstaan van fracties en partijen en scheuringen. Verscheidenheid bestaat niet in het denken de besten te zijn of degenen die altijd gelijk hebben. Dan houdt verscheidenheid een gevaar in -met de woorden van de paus zelf-: “Als we kortom zelf “hoeders van de waarheid “ denken te zijn.” Paus Franciscus besluit zijn pinksterboodschap met deze wens voor elke christen en voor de hele Kerk: “Wees geen starre hoeders van het verleden of voorlopers van de toekomst, maar allereerst nederige en dankbare kinderen van de Kerk.”
In onze kerk vandaag bidden we de Geest om de rust die noodzakelijk is bij tegenwind en ontij en in het woeden van de storm.
Zusters en broeders,
in die geest wens ik u allen van harte een zalige hoogdag van Pinksteren.
Joost De Boever, pastoor