Ingaand op een voorstel van voormalig voorzitter van de parochieraad Karel Moons, heeft een werkgroep ‘Geloofsavonden’ sedert midden van de jaren ’80 tijdens de vastentijd elk jaar drie avonden georganiseerd om van gedachten te wisselen over bepaalde geloofsaspecten. Telkens werd hiervoor een spreker uitgenodigd die het onderwerp zou inleiden, waarna iedereen hierop kon reageren met vragen en opmerkingen. In het archief van de Nederlandstalige pastoraal van de Verrijzenisparochie zitten twee kistjes met ongeveer zeventig geluidsopnames van die geloofsgesprekken, samen met een map met de folders en de verslagen van de werkgroep. Op momenten met weinig parochienieuws lijkt het ons interessant die cassettes eens te beluisteren en hierover verslag uit te brengen met de vraag te reflecteren over de actualiteitswaarde van die uiteenzettingen: misschien interpreteren wij vandaag sommige standpunten anders dan destijds…
Vandaag een uiteenzetting van 2 maart 1987 waar Jan Duchêne zijn visie gaf over een zinsnede uit het evangelie: ‘En gij, wie zegt gij dat ik ben?’ (Mt. 16:15)
EN GIJ, WIE ZEGT GIJ DAT IK BEN?
Jan Duchêne
2/03/1987
Het was Molli Dierickx die de spreker inleidde als leraar, nationaal VKSJ-proost en destijds diocesaan verantwoordelijke voor de opleiding van pastorale werkers. Zij nodigde Jan uit om ons een antwoord te helpen vinden op de vraag wie Jezus voor elk van ons is, en hoe we dat mekaar voor elkaar konden aanvullen.
In de bezwarende crisissfeer van de jaren ’80 waarin zoveel gelovigen een rouwproces doormaken, is het noodzakelijk eigen ongeloof en scepticisme te kunnen uitspreken en wordt het terugzoeken naar de wortels van ons geloof onontbeerlijk.
In tegenstelling tot veel andere bewegingen en overtuigingen, zei Jan Duchêne, is Christen-zijn geen boekengeloof, maar hoofdzakelijk gebaseerd op één figuur: Jezus Christus. De spreker bood ons aan die elementen te behandelen die hem in Jezus van Nazareth het meest treffen: zijn sterke JA, zijn even krachtig NEEN, en het samenspel van deze twee paradoxen. En hij zou het ook hebben over Jezus’ ABBA-ervaring.
Een sterke JA!
Er zijn in het evangelie verschillende elementen te vinden die wijzen op een sterke JA in Jezus’ leven. Jezus beaamt het leven, Hij houdt van het goede, van de vreugde. Hij treedt op als een geestelijke ‘vroedvrouw’: Hij vindt in mensen het ongeboren geloof en helpt het geboren worden. Hij gelooft in de groeikracht van het bijna niets, in een onzichtbare dynamiek tijdens groeifasen vóór de oogst. Jezus opent steeds op elk ogenblik een nieuwe toekomst in de plaats van een mens vast te spijkeren op zijn verleden. Tenslotte houdt Jezus vooral ook van het gekwetste leven: de tederheid waarmee Hij elke ‘arme’ benadert, is opvallend. De verzamelbeweging die Hij maakt door het Rijk Gods open te stellen voor iedereen, maakt van het evangelie inderdaad een ‘Goede Boodschap’.
Een sterke NEEN!
Ook de harde NEEN is in Jezus’ leven zeer duidelijk. Het is immers een onmiddellijk gevolg van de sterke JA.
Zijn JA aan God betekent een NEE aan al de tegenstanders en al de tegenpolen van zijn overtuiging. Mensen met prestigedrang, macht, geldzucht, … en ook bepaalde bevolkingsgroepen waaruit stilaan het verzet tegen Jezus zal groeien: het politieke en religieus establishment, de groep van zeloten die wel zoals Jezus radicale eisen stelden maar met geweld het heidens Romeins regime wilden bekampen, de Essenen die, in tegenstelling tot Jezus, zich buiten het maatschappelijk leven in een welbepaalde hiërarchie organiseerden, en de farizeeën die zich afzetten tegen al wie de wet niet kon of niet wilde onderhouden, wat in tegenspraak is met Jezus die geen enkele excommunicatie aanvaardt.
JA, of NEEN
Het is duidelijk dat je met het evangelie niet alle kanten op kan, zoals sommigen beweren. De NEE-elementen houden ons op de juiste weg, en de JA-elementen verduidelijken het uiteindelijke doel: een leven van rechtvaardigheid, barmhartigheid en trouw zonder excuses op het vlak van traditie, gewoonte, regel, gevaar, … Op het einde van zijn leven maakte Jezus dan ook de voor hem enig mogelijke radicale maar fatale keuze: ondanks de dreiging zou Hij toch naar Jeruzalem gaan. Zijn levensproject werd een stervensproject.
ABBA – God behoedt ons
Deze sterke paradoxale kracht (ja-neen) moet gesteund worden door een diep en krachtig levensgeheim. Jezus kan de voor hem diepste werkelijkheid aanduiden met het woord ABBA – Vader, een woord uit de vertrouwelijke gezinssfeer: God behoedt ons.
In deze sfeer van dagelijks vertrouwen bidt Jezus mee met de hoogte- en dieptepunten in zijn leven: mee met het ritme van het leven, maar ook soms zomaar en voor lange tijd. Zijn verbondenheid met de Vader kent het toppunt in de verrijzenis: een leven zoals dat van Jezus wordt door God vervolmaakt. Geloven in de verrijzenis (de kern van ons credo) brengt diep vertrouwen in het leven en besef van waarde van alles in een sfeer van zorgeloosheid, vertrouwen en hoop.
Benadering van het evangelie
Als afsluiter van zijn lezing bood Jan Duchêne zijn publiek enkele accenten voor onze benadering van het evangelie.
Vermits onze godsdienst er een is van een persoon, is juist onze relatie tot deze persoon het belangrijkste. Deze relatie kan verschillende niveaus doorlopen: het niveau van de behoefte, het niveau van de inspiratie en het meest transparante: het niveau van de vriendschap.
We lezen het evangelie fragmentarisch in momentopnames, maar we zouden het beter in zijn geheel lezen. Onze eigen levensgeschiedenis zal de figuur van Jezus kleuren tot een Jezus van gebed, of tot een maatschappelijke Jezus, of tot een radicaal iemand. Samen kunnen we elkaars waarheid aanvullen onder de inspiratie van de Geest.
En tenslotte: de pluriformiteit van het geloof die groeide na het concilie kan voor sommigen een moeilijkheid betekenen. Laten we echter proberen om te gaan leven met de aanwezige veelkleurigheid.
Reacties
Jan Duchêne ging nadien op een paar vragen. Zo stelde iemand dat er 40 jaar ligt tussen de dood en van Jezus en het schrijven van het eerste evangelie. In hoeverre is wat er in het evangelie staat ook objectief waar?
Jan Duchêne beaamt dat het schrijven van de evangelies volgt op een periode na de dood van Jezus waarin we het Paasgebeuren situeren, de verkondiging van Jezus’ leer aan verschillende volkeren en het ontstaan van een reeks verhalen over zijn leven, gekleurd door de op gang komende catechese en liturgie. Studies slagen er steeds beter in om de aardse Jezus te profileren. Hij verwijst ook naar andere geschriften waarin er kleine historische aanduidingen te vinden zijn.
Op de vraag of Jezus God is, antwoordt hij dag Jezus niet vereenzelvigd kan worden met God, maar dat Hij wel de openbaarder is van God, het gelaat, de dienaar, het Woord, en dat hij Zoon van God genoemd wordt. Jezus’ formuleringen over God zijn gebaseerd op zijn diepe wezensverbondenheid met hem.
Bij het slot pleitte iemand uit het gehoor dat we overeenkomsten zouden zoeken tussen de verschillende christelijke kerken (Rooms- katholiek, protestants, byzantijns, …) om in een verzamelbeweging tot de ene Kerk van Jezus te kunnen komen zoals Hij het zelf zeker bedoeld heeft. Het is een thema geworden dat door Tuur Van Der Taelen in een ander geloofsgesprek besproken is.
Paul De Sadeleer
op basis van het verslag dat destijds -anoniem- door één van de leden van de werkgroep Geloofsavonden werd opgesteld.