Ingaand op een voorstel van voormalig voorzitter van de parochieraad Karel Moons, heeft een werkgroep ‘Geloofsavonden’ sedert midden van de jaren ’80 tijdens de vastentijd elk jaar drie avonden georganiseerd om van gedachten te wisselen over bepaalde geloofsaspecten. Telkens werd hiervoor een spreker uitgenodigd die het onderwerp zou inleiden, waarna iedereen hierop kon reageren met vragen en opmerkingen.
In het archief van de Nederlandstalige pastoraal van de Verrijzenisparochie zitten twee kistjes met ongeveer zeventig geluidsopnames van die geloofsgesprekken, samen met een map met de folders en de verslagen van de werkgroep. Het lijkt ons interessant die cassettes eens te beluisteren en hierover verslag uit te brengen met de vraag te reflecteren over de actualiteitswaarde van die uiteenzettingen: misschien interpreteren wij vandaag sommige standpunten anders dan destijds…
Op 4 maart 1988 had de werkgroep Jacques Claes uitgenodigd voor een uiteenzetting over verwondering: de sleutel naar een diepere dimensie. Professor Claes was destijds hoogleraar Psychologie aan de Universiteit Antwerpen. Hij filosofeerde over de relatie tussen de mens en de dingen. Aan de Universiteit Leiden promoveerde hij met een studie over ‘De Dingen en hun Ruimte’.
Verwondering: de sleutel naar een diepere dimensie
Jacques Claes
4 maart 1988
Het was Guido Kayaert, destijds pastor van de Verrijzenisparochie, die de bedoeling van de avond verwoordde: ons laten raken door het diepe wonder van het leven. En inderdaad, te oordelen naar zijn woordenvloed, voelt de spreker zich diep aangesproken door dit onderwerp.
In een flink met voorbeelden gestoffeerde inleiding legde de heer Claes uit hoe, mede als gevolg van een cartesiaanse vorming van getallen en kwantitatieven, onze tijd en onze cultuur er een geworden is van mensen die de ons omringende wereld bekijken met ‘vissenogen’: koud, star en analyserend.
Langsheen een pleiade van gekende westerse denkers en vorsers waaronder Plato, Aristoteles, Galilei, Torricelli, Newton, Pascal, Marx, Darwin, Kant, tot Monot, toonde de spreker ons hoe we gedurende honderden jaren getracht hebben het leven en de materie te herleiden tot een achterhaalbaar mechanisme. Toch waren bij die grote namen enkelingen die reeds een angst voelden voor die al te koude mechanische analyse (“On est en train de chasser Dieu des choses”) of die een filosofische twijfel voelden opkomen over het toeval of het bestaan van bepaalde wetmatigheden voor sommige stappen in de evolutie. Het is van essentieel belang, besloot professor Claes zijn inleiding, dat we langs pogingen tot gelovig zijn méér proberen te zien in de ons omringende wereld dan dat louter mechanisme. Hierbij is de wetenschap – die in zich zeker geen contradictie is van het begrip geloof – een goede arena: van hieruit kan langs diepe verwondering de gratie van de schepping in evolutie blijken. Laten we daarom de dingen zien in a) een tijdelijke uitbreiding en b) een ruimtelijke samenhang.
a) Een tijdelijke uitbreiding
Het is verkeerd de dingen en gebeurtenissen te beschouwen als ‘dood’. Ze ‘geschieden’ immers elk moment. De evolutie van de kosmos is het ontzaglijk verhaal van het op weg zijn uit een structuurloos geheel van warmte en druk naar ordening, een schepping van schoonheid en licht. Zo kunnen we de mens beschouwen als een stadium in de luminificatie van de materie, en de materie zien als de achtergrond waartegen Gods verhaal zich realiseert.
Het is ondertussen duidelijk dat er in de verbindingen in de materie een preferente gerichtheid aanwezig is naar verten die we niet bevroeden, naar geest en vergeestelijking soms tegen de probabiliteit in (terwijl “God op het toeval speelt maar nooit verliest” – De Duve). Indien we aanvaarden dat materie eigenlijk geest is op weg naar voltooiing, naar luister en glorie, dan bereikt die materie in de Eucharistie even haar absolute bestemming.
b) Een ruimtelijke samenhang
Wij en onze wetenschappers kijken (per definitie) te gefragmenteerd. Na het losmaken van de dingen uit hun context worden ze diabolisch. Ze ondergaan een verwijdering met verlies van wonderlijkheid. Dit in tegenstelling tot het beschouwen in samenhang wat aan de dingen een symbolisch karakter verleent met behoud van hun wonderlijkheid en het behoud van de mogelijkheid om het geheel feestelijk te duiden. Neem als voorbeeld een bloem: het gaat dan niet om de bloem op zich, maar als symbool van een relatie. Een illustratie hiervan vinden we in het Johannesevangelie in het verhaal over de bruiloft van Kana. In Jezus bereiken de dingen hun volkomenheid. Hij verlost de dingen uit hun mechanisch carcan en laat bij gelovigen het wonderlijk besef doorbreken dat in de evolutie liefde het haalt op haat, kosmos op chaos, en leven op de dood.
In het gesprek achteraf heeft de spreker het over het feestelijke van de eucharistie: “Je kan er de vreugde ervaren dat voedsel de allerhoogste betekenis krijgt – de grond van alle leven: Jezus Christus, de hoeksteen van dit ‘zaligend’ gebeuren.
Studie is nodig om de tekorten van ons westers rationeel denken te duiden. Maar naast studie is ook een niet-intellectuele aanpak van belang. De spreker verwijst hiervoor naar de erfenis van Sint-Franciscus. Deze tweeledigheid is een constante in de Kerk en in ons onderwijs: wat we bestuderen – de ratio – legt tegelijkertijd de enorme rijkdom, bevrijding en verwondering bloot.
Ontluikt het sacrale niet eerder in het zwijgen in de plaats van het spreken? Het spreken komt tot het ultieme in het zwijgen. In de stilte valt het cartesiaans recupereren en beheersen weg en krijgt het transcendente zijn kans.
Het verslag is niet ondertekend.
________________________________________________________________________________
Hieronder het verslag van de geloofsavond van 15 maart 1988 met als spreker Maurits Gilissen, moraaltheoloog en redacteur van ‘Mensen onderweg’. In Adem-tocht schreef hij in 2018 een bijdrage over ‘Het verlangen van ons geweten’ en in 2023 over ‘Een goed gevorm geweten’ (zie website Adem-tocht Vl aanderen op kerknet.be). Pater Gilissen overleed op 1 september van dit jaar.
Waarden in verwarring: goed en kwaad in deze tijd
M. Gilissen
Johan Hamels schetst het kader van de uiteenzetting. Het Christendom is een bevrijdend geloof. Net als Christus trachten wij andere te bevrijden uit armoede, ziekte, eenzaamheid, bevrijden uit zonde en schuld door vergiffenis. Wat betekent nu bevrijding? Zijn we dan vrij om gelijk wat te doen? Wie mag oordelen over goed en kwaad? Hoe kunnen we ons eigen aanvoelen van normen overbrengen aan anderen? Mogen we onze normen opdringen?
En wat betekent het de schuld van anderen te vergeven? Wat hebben God en Christendom met dit alles te maken? Pater Gilissen vangt zijn uiteenzetting aan met de vraag: wat is een waarde?
Waarden
Een waarde is een ideaal, een streefdoel, iets wat bevrediging schenkt. Waarden kunnen verschillen van mens tot mens: voor sommigen is bijvoorbeeld gezondheid het hoogste goed, voor anderen is het intellectuele vorming, weer anderen vinden een goede verstandhouding belangrijk, enz.
Hoe verhouden deze waarden zich tot elkaar? Veel dingen zijn waard om beleefd te worden maar ze zijn niet allemaal even belangrijk. Binnen de waaier van waarden brengen we structuur aan, een hiërarchie. Meestal onderscheiden we vitale waarden zoals voedsel en kleding, wat hoger op de ladder leggen we onze relatie met mensen: respect, het mogen meetellen, … Nog wat hogere leggen we de zin van ons bestaan: het mysterie van zich geborgen te weten, God. Ieder mens heeft ‘een ladder’: een waardenschaal waarin hij de dingen afweegt t. o. v. elkaar. We kiezen dus waarden die voor ons van doorslaggevende betekenis zijn.
Vandaag de dag zien we dat de vaste waarden waarmee we opgegroeid zijn in vraag gesteld worden, dat ze geen overtuigingskracht meer hebben. Dit komt vooral tot uiting in de gezinssituatie waar de waarden van ouders en kinderen tegenover elkaar komen te staan. Er treedt a. h. w. een waardenverschuiving op, voor sommigen zelfs een waardenverwarring. Om waarden te kunnen doorgeven, moeten we er ons eerst van overtuigen, er verder in groeien om ze ten slotte te kunnen doorgeven.
Een aantal nieuwe waarden zijn ontstaan: verdraagzaamheid, zelfontplooiing, wederzijds respect, solidariteit. Andere waarden worden anders beleefd: sexualiteit, gezag, arbeid, ontspanning, … We voelen een spanningsveld tussen de verschillende waarden waartussen we moeten kiezen. We kunnen niet alles realiseren. Kiezen we voor de eerbied voor het leven of een menswaardig bestaan (keuze voor euthanasie of niet), kiezen we voor de instelling ‘huwelijk’ of voor een liefdesgemeenschap, kiezen we voor rechtvaardigheid op lokaal vlak of op wereldniveau, …
Voortdurend worden we geconfronteerd met waarden. Je mag spreken van een waardencrisis. Maar je moet het woord ‘crisis’ niet negatief opvatten. Het gaat niet om het verlies aan houvast, het gevoel van onbehagen, van onzekerheid. Crisis kan een moment zijn van reflectie, een moment om na te denken om tot iets nieuws te komen. Crisis is dan een teken van hoop.
Waardenverwarring: ons levensklimaat veranderde
We proberen voeling te krijgen met de tekenen van onze tijd. Welke zijn de maatschappelijke veranderingen sinds WO 2? Veranderingen die waarden onder druk hebben gezet, of die ze zelfs aan wankelen hebben gebracht. Aan de hand van 4 thema’s worden belangrijke verschuivingen verduidelijkt.
1. Van een gezag dat boven ons staat naar een gezag dat naast ons staat
We evolueren van een autoritair waardenbesef naar een democratisch waardenbesef. Wie heeft gezag? Niet diegene die het voor het zeggen heeft, maar diegene die iets te zeggen heeft. Niet de uiterlijke tekenen van gezag zijn belangrijk, maar de persoon zelf krijgt de bovenhand. Jongeren hebben de behoefte aan iemand die naar hen luistert, die met hen meezoekt, iemand die de dingen kan verantwoorden, een persoonlijkheid die motiveert.
2. Van de vierkante kilometer naar verre horizonten
De wereld is ons dorp geworden. We worden geconfronteerd met nieuwe opvattingen. Wereldproblemen worden ook onze problemen. We worden medeverantwoordelijk voor wat in de wereld gebeurt. En de wereld is een supermarkt geworden met de bekoring voor alle mooie dingen.
Onder de kerktoren vallen mensen terug op zekerheden en de gemeenschap waartoe ze behoren. In de stad verzinken mensen in de anonimiteit. De jonge mens valt terug op het hier en nu: ogenblikmensen die zonder tijdverlies dingen willen beleven en ervaringen opdoen.
3. Van gelijke monniken met kappen naar zoveel hoofden, zoveel zinnen
Daar waar vroeger de opvoeding verliep volgens een bepaald patroon, normen en waarden, wordt nu de nadruk gelegd op het persoonlijk geweten, op het durven kiezen, op mondigheid. De zorgende en dienstbare moeder en partner is nu een vrouw met eigenheid die ook kiest voor haar ontplooiing. Dit alles evolueert naar een vorm van zelfbeschikkingsrecht. Een patiënt moet kunnen kiezen voor of hij nog in leven wil blijven. Mensen hebben ‘recht’ op een kind, enz.
Voor zijn ontwikkeling moet iedereen kunnen beschikken over alle kansen. Maar de nadruk op zelfontplooiing mag niet verworden tot een ideologie van het individualisme.
4. Van vertrouwde tuinpaden naar een ingewikkeld doolhof
Samen met de verhoogde techniciteit is het leven bijzonder ingewikkeld geworden. We zijn terecht gekomen in een netwerk van over-organisatie. Mensen zijn nummers geworden. Spontaan kwam er verzet tegen het naamloze. Het verzet komt tot uiting in de keuze voor het kleinschalige: basisgroepen, zelfhulpgroepen, …
Door ingewikkelde structuren luisteren we niet meer naar elkaar: de directeur van het bedrijf is niet meer toegankelijk: zijn secretaris of zijn woordvoerder zorgen voor een perfecte éénrichtingscommunicatie. Dialoog wordt weggestopt in overlegstructuren.
Waardenverheldering: kansen tot vernieuwing
Maurits Gilissen belicht de kansen om tot waardenbesef te komen aan de hand van 4 wegwijzers.
1. De contrastervaring: via het negatieve proberen we te ervaren welke waarden we willen nastreven. We komen in opstand tegen acties waarvan we aanvoelen dat we dit niet willen. Hieruit komen nieuwe waardedefinties tot stand.
2. De controverse: we verschillen onder elkaar van mening maar beseffen dat we van elkaar kunnen leren door te zoeken naar gemeenschappelijke raakpunten zonder emotioneel te worden of sloganesk.
3. Voorbeeldig leven: waarden zitten tussen en in mensen. We hebben nood aan profetische figuren die iets kunnen voorleven. Het voorbeeld is het enige middel om te overtuigen. Denk aan ‘oriëntatiefiguren’ zoals Gandi, Romero, Cardijn, maar ook de kleine mens die groot is in wat hij doet.
4. Jezus als morele leider, met waarden als zijn onbeperkte aanwezigheid voor anderen, zijn aandacht voor kleinen en marginalen, zijn ‘waarheid’ en waarachtigheid, zijn vrijheid (vrij van macht, geld, succes) en vergevingsgezindheid.
Hoe kon Jezus deze waarden doorgeven?
Eerst en vooral door ze voor te leven en door verhalen te vertellen waarin zijn waarden tot uiting kwamen. Jezus bracht geen nieuwe waarden aan. Hij heeft ze ‘doordacht’ in 3 richtingen:
- in de breedte: liefde met naar alle mensen gaan
- in de diepte: goed doen begint vanuit het hart
- in de verte: we moeten ons niet laten beïnvloeden door de reacties van anderen, maar we moeten zelf de eerste stap zetten en blijven volhouden.
Het grenzeloos beleven van deze waarden leidt tot de dood. Dat was bij Jezus zo, maar ook M. L. King, bij Romero en vele anderen die stierven omdat ze deze waarden ten volle beleefden, waarbij niet alleen de persoon wordt vermoord, maar ook geprobeerd wordt de waarde zelf te doden.
In de nabespreking stelt de spreker dat Jezus geen antwoord geeft op hedendaagse vragen rond sexuele beleving, euthanasie of genetische manipulatie. Hij legde wel de nadruk op eerbied voor de mens en het leven. De mens moet persoonlijk de waarden tegenover elkaar afwegen: hij is een verantwoordelijk wezen, hij kan voor die verantwoordelijkheid niet vluchten. Anderen kunnen hem niet opleggen wat hij moet doen. Anderen kunnen/moeten wel elementen aanbrengen waarop de keuze gebaseerd kan worden.
Het verslag is ondertekend door ‘An’
Paul De Sadeleer