Het is een mooie gewoonte om ter gelegenheid van een bijzondere verjaardag of jubileum een dankmis te laten opdragen. In die categorie van vieringen was de zondagseucharistie van 24 juni in Sint-Elooi wel heel speciaal: het was een dankmis voor de honderdste verjaardag van twee parochianen, André Vandenhende en Marie-Louise Cornu. Om precies te zijn: André mocht in februari al zijn honderdste verjaardag vieren, Marie-Louise kijkt ernaar uit om in februari 2019 hetzelfde te doen.
Deken Geert Morlion schetste kort de levensgeschiedenis van deze twee parochianen.
Marie-Louise Cornu werd gedoopt in de Onze-Lieve-Vrouwkerk, maar woont al sinds ze zestien maanden oud was in de Jakob Vandervaetstraat. Ze werkte veertig jaar in de textielsector en nam daarna de zorg op voor haar moeder. Marie-Louise breit graag en maakt nog altijd mooie truien. Ze houdt van een uitstapje naar zee. Marie-Louise is een gelovige vrouw, ze heeft een bijzondere devotie voor Onze-Lieve-Vrouw en bidt ook veel het noveengebed van de H. Livinus.
André Vandenhende kwam in 1946 naar Overleie wonen, eerst in de Elisabethlaan en vanaf 1950 in de Weversstraat. Hij studeerde enkele jaren filosofie aan het Klein Seminarie en Roeselare en is altijd een beetje filosoof gebleven. Hij werkte als boekhouder. In 2001 werd hij weduwnaar. André houdt van een vakantie aan zee, waar hij kan genieten van de schepping. Hij blijft geestelijk nog heel actief: hij werkt met de computer en speelt schaak. Ook André is een gelovige man die veel bidt.
Deken Geert besloot zijn homilie met de overtuiging uit te drukken dat de wereld blijft draaien omdat er zoveel biddende mensen zijn.
In honderd jaar is er in de kerk veel veranderd en dat werd in deze viering op verschillende manieren geïllustreerd. Om te beginnen zagen we bij de intrede Lucas Bekaert niet in zijn vertrouwde acolietengewaad, maar in het plechtstatig uniform van kerkbaljuw. De functie van kerkbaljuw, ook gekend onder de naam “suisse” (die verwijst naar de pauselijke Zwitserse Wacht of “Garde suisse”), werd in de tweede helft van de twintigste eeuw in de meeste parochies opgeheven. In Sint-Elooi was er een suisse tot in 1958. De kerkbaljuw moest erop toezien dat de kerkgangers de nodige eerbied aan de dag legden en de diensten niet verstoorden. Vandaag de dag is er geen kerkbaljuw meer nodig om de kerkgangers op hun plichten te wijzen, maar zijn aanwezigheid gaf aan deze viering toch een extra plechtige toets.
Ook het Sint-Elooiskoor droeg zijn steentje bij om de evolutie in de liturgie te illustreren. Naast het vertrouwde repertoire voerde het koor ook de gregoriaanse gezangen uit die tot de jaren 1960 de kerkmuziek bij uitstek waren. Nadat de twee eeuwelingen in de bloemetjes waren gezet, kwam er nog een muzikaal extraatje met twee liedjes uit de tijd van toen: het toepasselijke “Ik heb eerbied voor jouw grijze haren” en de evergreen “Op de purpren hei”. En daarna was het tijd voor een “moderne” gewoonte: een aangename receptie besloot deze bijzondere viering.