Eerste lezing uit de Handelingen der Apostelen
HANDELINGEN 13,14.43-52
In die dagen reisden Paulus en Barnabas
langs Perge naar Antiochië in Pisidië,
waar zij op de sabbat de synagoge binnengingen.
Na afloop van de dienst in de synagoge
liepen vele Joden en godvrezende proselieten
met Paulus en Barnabas mee;
dezen spraken hen toe en drongen er bij hen op aan
in de genade van God te volharden.
De volgende sabbat kwam bijna de hele stad bijeen
om naar het woord van God te luisteren.
Bij het zien van die grote menigte
werden de Joden zeer afgunstig
en beantwoordden de uiteenzetting van Paulus
met beschimpingen.
Toen verklaarden Paulus en Barnabas in alle vrijmoedigheid:
"Tot u moest wel het eerst het woord van God gesproken worden,
maar omdat gij het afwijst
en uzelf het eeuwige leven niet waardig keurt,
daarom richten wij ons voortaan tot de heidenen.
Want aldus luidt de opdracht van de Heer tot ons:
Ik heb u bestemd als een licht voor de heidenen,
opdat gij redding zoudt brengen
tot aan het uiteinde van de aarde."
Toen de heidenen dit hoorden
waren zij verheugd en verheerlijkten het woord van God,
en allen die tot het eeuwig leven waren voorbestemd
namen het geloof aan.
Het woord des Heren verbreidde zich door heel die streek,
maar de Joden hitsten de godvrezende vrouwen op
die uit de toonaangevende kringen kwamen
en ook de voornaamste burgers uit de stad;
zij veroorzaakten een vervolging tegen Paulus en Barnabas
en verjoegen hen uit hun gebied.
Dezen schudden het stof van hun voeten
ten teken dat zij met hen gebroken hadden
en gingen naar Ikonium.
De leerlingen waren echter vervuld van vreugde
en van de heilige Geest.
Tweede lezing uit het boek Openbaring van de heilige apostel Johannes
APOKALYPS 7,9.14B-17
Ik, Johannes, zag een geweldige menigte, die niemand tellen kon,
uit alle rassen en stammen en volken en talen.
Zij stonden voor de troon en voor het Lam,
gekleed in witte gewaden en met palmtakken in de hand.
Toen zei een van de oudsten tot mij:
"Dat zijn degenen die komen uit de grote verdrukking,
die hun gewaden hebben wit gewassen in het bloed van het Lam.
Daarom staan zij voor de troon van God
en dienen Hem dag en nacht in zijn tempel,
en Hij die op de troon is gezeten
zal zijn tent over hen uitspreiden
Zij zullen nooit meer honger of dorst lijden,
geen zonnesteek of woestijngloed zal hen treffen,
want het Lam in het midden van de troon
zal hen weiden en voeren naar de waterbronnen van het leven
en God zal alle tranen van hun ogen afwissen."
Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Johannes
JOHANNES 10,27-30 21,1-19
In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen:
"Mijn schapen luisteren naar mijn stem
en Ik ken ze
en ze volgen Mij.
Ik geef hun eeuwig leven;
zij zullen in eeuwigheid niet verloren gaan
en niemand zal ze van Mij wegroven.
Mijn Vader immers die ze Mij gegeven heeft
is groter dan allen;
en niemand kan iets uit de hand van mijn Vader roven.
Ik en de Vader, Wij zijn één."
COMMENTAAR BIJ DE LEZINGEN
Kerkgemeenschap in beeld
In de paastijd lezen we graag uit het boek van de Handelingen van de Apostelen. Het is deel twee van het grote werk van Lucas, dat zijn evangelie én de Handelingen omvat. In dat laatste boekdeel ontvouwt zich de kerkgemeenschap, en dat vanuit het centrum en het spirituele hart van de Jezusbeweging. En dat centrum is Jeruzalem. Vanuit de heilige stad Jeruzalem zwermt de Jezusbeweging uit in steeds wijdere kringen en in een steeds grotere dynamiek. Lucas beschrijft dat proces. Anders dan we zouden denken, is die eerste geloofsgemeenschap vanaf het begin niet van conflicten gespaard. Integendeel. Vervolging, tegenwerking, smaad enzovoort maken de kerkbeweging alleen maar sterker: de apostelen worden verhoord voor het Sanhedrin, Jezusvolgelingen worden voor het gerecht gesleept door een zekere Saulus (de latere Paulus), het conflict tussen Aramees sprekenden en Grieks sprekenden over de ondersteuning van de weduwen leidt tot de instelling van een nieuw ambt, en ga zo maar door. Geen enkele leefgemeenschap wordt van conflicten gespaard, wij ook niet. En dus valt er voor ons heel wat te leren van deze boeiende beschrijving van een kerkgemeenschap die steeds sterker in beeld komt. Hulde aan Lucas.
We maken op deze vierde paaszondag een sprong in het boek Handelingen, meteen naar het dertiende hoofdstuk. Dan is er al heel veel gebeurd. De Joodse Schriftgeleerde Saulus is ondertussen Paulus geworden. En met dezelfde energie waarmee hij eerst de Jezusbeweging vervolgde, zet hij zich nu in voor de verspreiding van het evangelie en voor de opbouw van geloofsgemeenschappen. Hoe gaat Paulus te werk? Zijn uitgangspunt is altijd de synagoge. Dat is zo wanneer hij Antiochië in Pisidië bezoekt, maar het zal opnieuw zo zijn wanneer hij - door de Joodse leiders uit Antiochië verjaagd - naar Ikonium reist. Paulus blijft trouw aan zijn wortels, en heeft op geen enkele manier een scheuring voor ogen van wat wij later "kerk en synagoge" zijn gaan noemen.
De eerste lezing bestaat uit drie delen. In het eerste deel bezoekt Paulus met zijn kompaan Barnabas op sabbat de synagoge in Antiochië. Hij voert er blijkbaar - als bekwame Schriftuitlegger - het woord en spreekt over het evangelie: het "goede nieuws" dat GOD de messiaanse tijden heeft laten aanbreken in de persoon van Jezus, die dan ook "christus" genoemd wordt, gezalfde ofwel "messias". Vele Joden en proselieten sluiten de boodschap van Paulus met vreugde in hun hart, zegt Lucas. Dan volgt het tweede deel: het is opnieuw sabbat en Paulus en Barnabas worden opgewacht door een immense menigte die het goede nieuws graag zelf wil vernemen. Lucas zegt, een beetje met overdrijving, dat "de hele stad" is komen opdagen. Dit wekt jaloerse gevoelens op bij de Joodse leiders - er staat in de tekst "de Joden werden afgunstig", maar bedoeld is natuurlijk "de Joodse leiders", want al heel wat Joden hebben het messiaanse woord aanvaard. Wat is de reactie van Paulus op hun beschimpingen? Hij baseert zich op een profetie van de Dienaar van JHWH (Jesaja 49,1-6), en dat houdt in dat Paulus - zoals de Dienaar - zijn doelpubliek verruimt: hij zal voortaan niet alleen tot de Joden spreken, maar ook tot de niet-Joden. De naam voor deze niet-Joden is in het Hebreeuws en het Grieks "volken", en in onze taal is dat "heidenen" geworden - wat oorspronkelijk misschien duidde op "bewoners van het land" in tegenstelling tot de stadbewoners. De tegenwerking van de Joodse leiders verruimt dus de zendingsopdracht van Paulus. Ook heidenen zullen het goede nieuws vernemen dat GOD in Jezus aan een nieuw tijdperk begonnen is.
Het derde deel van de lezing uit de Handelingen begint dan ook met de woorden: "Het woord des Heren verbreidde zich door heel die streek". Het woord groeit, en dit wekt nog meer tegenstand en afgunst op, zodat Paulus en Barnabas gedwongen worden de stad te verlaten. "Zij schudden het stof van hun voeten" - , precies zoals Jezus het hun gevraagd had (Lucas 9,5)!
Zo komt een kerkgemeenschap in beeld, en deze kerkgemeenschap omvat Jood én heiden. De tweede lezing uit het boek Openbaring brengt die universele kerk in een hemels visioen tot leven. Een schitterende lezing die we ons gehoor niet mogen onthouden. En dan komt, bij wijze van climax, Jezus zelf aan het woord. Want Jezus heeft een intieme band met allen die zijn volgelingen zijn geworden en van wie Hij de goede herder is geworden. Geen tegenstand en geen tegenstanders kunnen de volgelingen van Jezus van Hem vervreemden: "Ik geef hun eeuwig leven, en niemand zal ze van mij wegroven!"
Jean Bastiaens
Bron: C-cyclus vierde Paaszondag | Kerknet