De evangelist Matteüs legt er de nadruk op dat Jezus zijn prediking niet in Jeruzalem begon, maar in Galilea. Jeruzalem, het machtige, religieuze centrum van het land werd beheerst door een kaste van priesters die de riten in de tempel verzorgden - dwz. dat zij vooral de offergaven van de mensen ontvingen - en daarnaast door een groep Schriftgeleerden, die uit de oude bijbel voortdurend uiterst gedetailleerde wetten en kleine gedragsregels haalden om de mensen voor te schrijven wanneer zij goed of verkeerd deden. De joodse godsdienst was dus verworden tot uiterlijkheden. Een goede gelovige diende de voorgeschreven offers te brengen en te gehoorzamen aan een honderdtal kleine wetten. Als gevolg daarvan werd bij de gewone mens vaak een schuldgevoel gewekt, men had schrik om onder de maat te blijven en verkeerd te doen tegenover een eisende, dreigende en straffende Jahweh/God.
Jezus distantieert zich van zo’n opvatting over de godsdienst. Hij begint zijn prediking in een heel andere streek met een heel ander religieus klimaat. Galilea was bevolkt door een mengelmoes van bevolkingsgroepen, het was een ‘multiculturele samenleving’. Die mengelmoes van allerlei godsdiensten werd echter door Jeruzalem met de grootste minachting bekeken. De religieuze leiders van de hoofdstad beschouwden zichzelf als de "zuivere joden, die de juiste leer wisten te bewaren”, en zij misprezen de Galileërs als heidenen, die de wet niet kenden.
Voor Jezus is God niet de ongenaakbare, hoogheilige tempel-Jahweh, die de gewone mensen alleen maar zouden kunnen ontmoeten door Hem offers te brengen door bemiddeling van de priesters of door strikt te gehoorzamen aan de geboden van de Schriftgeleerden. Voor Jezus is God de liefde die in het hart van elke mens aanwezig is, onmiddellijk bereikbaar, dus heel nabij. "Het Rijk van Gods liefde is in u!" De bekering die Jezus vraagt is een omschakeling van opvatting: durven geloven dat God geen dreigende of straffende heerser is maar een God die ons in het gewone leven van elke dag graag ziet en die ons overal en rechtstreeks uitnodigt tot wederliefde, in dankbaarheid en vanuit vrije wil. Juist om dit duidelijk te maken gebruikt Jezus voor God ook een andere naam: niet "Jahweh" maar "Vader".
In dezelfde lijn ligt Jezus’ keuze van zijn medewerkers, zijn eerste leerlingen. Het zijn geen godsdienstspecialisten maar gewone werkmensen, vissers die persoonlijk worden aangesproken om anderen te dienen en mensen te verenigen. Als God ons aller Vader is, dan is onze levensopdracht broers en zussen te worden van elkaar!
Drie jaar later zal ‘Jeruzalem’ Jezus toch in haar macht krijgen en Hem kruisigen. Maar daarop volgt de verrijzenis. En op die morgen luidt bij Matteüs de boodschap van de verrijzenisengel juist: "Ga naar Galilea, daar zult gij Hem levend zien!"