De evangelielezing van de derde zondag van de Advent sluit aan op die van de vorige zondag. We horen nog steeds over Johannes de Doper en eigenlijk is het zelfs hetzelfde verhaal – ditmaal echter in de woorden van de evangelist Johannes. Waar we in de lezing van vorige zondag vooral Johannes de Doper zelf te horen kregen, zijn er nu ook anderen aan het woord. Het zijn Joodse priesters uit de kringen van de Farizeeën die vanuit Jeruzalem naar de woestijn kwamen om Johannes de Doper te vragen wie hij eigenlijk was en op welke manier ze zijn optreden moesten begrijpen. Men vraagt hem of hij zelf misschien de Messias is, Elia of de profeet. Op al die vragen antwoordt hij negatief. Wie hij dan wel is, vragen ze. Voor ons, de lezers, is dat heel wat duidelijker dan voor de mensen die daar toen in de woestijn bijeenkwamen en zich verwonderden over die merkwaardige man. Wij hebben op dit punt vorige week al gehoord dat Johannes de Doper kwam om Jezus aan te kondigen. We weten al wie beiden zijn.
De intussen gekende formules keren dan ook bij de evangelist Johannes terug: “Ik ben”, zegt Johannes, “zoals de profeet Jesaja het uitdrukt, de stem van iemand die roept in de woestijn: maakt de weg recht voor de Heer!” Hij vult aan: “Onder u staat Hij die gij niet kent, Hij die na mij komt; ik ben niet waardig de riem van zijn sandalen los te maken.” Deze laatste zin is om twee redenen belangrijk. Ten eerste leert hij ons opnieuw over Johannes en zijn relatie tot Jezus. In het Latijn wordt Johannes de Doper ook wel “Precursor Domini” genoemd, de voorloper van de Heer, hij die Jezus kwam aankondigen. Daarnaast is tweede reden is te vinden in het eerste deel van dat zinnetje. Johannes vertelt de mensen dat de Heer – nog onbekend – al onder hen staat. Dat stukje misstaat niet op Gaudete-zondag, zoals de derde zondag van de Advent in de Latijnse traditie wordt genoemd. Die naam komt van het Gregoriaanse introïtusgezang en betekent “Verheugt u”, omdat we op deze derde zondag al uitkijken naar Kerstmis en even de inkeer van de Advent van een feestelijke tint voorzien. Jezus is al onder ons, vertelt Johannes. Toch moeten we nog even wachten tot we hem, Emmanuel – God met ons – in ons midden herkennen.
De evangelist Johannes, die deze week aan het woord komt, is gekend als de meest theologische van de evangelisten. Hij is dan ook niet zo direct als Marcus met zijn “Jezus Christus, de Zoon van God”, zoals we vorige week zagen. Johannes schrijft dat Johannes de Doper kwam “om te getuigen van het Licht”. Met in gedachten de kennis dat Johannes Jezus kwam aankondigen, doet dat al snel denken aan een formulering in de geloofsbelijdenis van Nicea-Constantinopel uit de vierde eeuw (hier verkort weergegeven): “Wij geloven in Jezus Christus, licht uit licht, ware God uit ware God.”
Jezus, de mensgeworden God, licht uit licht: dat is wie we verwachten tijdens de Advent en buitengewoon bijzonder op de derde adventszondag, wanneer we een tipje van de sluier oplichten en de eerste lichtstralen van Kerstmis onder de duisternis vandaan schieten. Het licht aan het einde van de donkere tunnel wordt zichtbaar en komt dichter. In tijden van donkerte als die waarin we leven – zowel letterlijk in donkere herfst- en wintermaanden, als figuurlijk in donkere tijden van oorlog, onenigheid en onverschilligheid – kunnen we dat heldere en verlossende licht zeker gebruiken.
Matthias Ausloos