14 december herdenkt de Kerk Jan van het Kruis (Spanje, 1542 – 1591), één van de belangrijkste mystici van de Katholieke Kerk. Als hervormer van de karmelietenorde stuitte hij op felle weerstand. Door zijn boetvaardig leven en zijn zwakke gezondheid onderging hij veel pijn. Lijden behoorde wezenlijk tot zijn spiritualiteit, die werd kenmerkt door het streven naar de mystieke vereniging met Jezus de Gekruisigde.
Hij was een tijdlang de geestelijke leidsman van die andere grote heilige, Teresa van Avila. Op een bepaald moment in zijn leven werd hij ontvoerd en in een kerker opgesloten. In zijn ervaring is God ook “in de nacht” aan het werk. Zijn bekendste werk is dan ook Donkere nacht. Hij voelde zich door God verlaten en zijn gebed was dor. Juist op het moment dat hij bijna ten prooi viel aan wanhoop, ervoer hij Gods aanwezigheid. Deze diepe ervaring inspireerde hem tot het schrijven van mystieke poëzie.
Je zou kunnen zeggen dat hij aan ‘gevorderde bidders’ advies geeft om voorstellingen en gedachten over God achterwege te laten. Want geen enkel beeld en geen enkele gedachte kan God omvatten. Alleen doorheen de donkere nacht van niet-zien, niet-weten en niet-bezitten kan je de levende God op het spoor komen. Toch respecteert hij ieders gebedsvorm of vorm van meditatie. De ene manier van mediteren of bidden is niet principieel beter dan de andere. Elk heeft zijn nut en zijn tijd. Er is sprake van groei in het gebed: wat in de ene levensfase een geschikte manier van mediteren is, is het niet meer in de volgende. En de gebedsvorm van de volgende levensfase nu al willen toepassen, zal je niet sneller vooruit laten gaan.
Johannes van het Kruis stierf op 14 december 1591 in het klooster van Ubeda, uitgeput door extreme boetedoening en vele ziektes. Twee dagen later kwam de pauselijke erkenning van zijn levenswerk: de Orde der Ongeschoeide Karmelieten. Hij werd in 1726 heilig verklaard.