Op weg naar Pasen beklimmen we deze zondag tweemaal een berg. De eerste lezing geeft meteen het shockerend relaas van Abraham die met zijn zoon Isaäk naar de berg Moria trekt. Aanvankelijk gaat Abraham zonder zich vragen te stellen in op de opdracht van God om Isaäk te offeren! Dit verhaal stamt uit een verre tijdsperiode waarin het niet ongewoon was mensen of eerstgeborenen te offeren aan de goden. Maar de God van Israël is geen bloeddorstig wezen maar een liefdevolle God die helemaal geen mensenoffers wil om zich te laten paaien. Deze God is een God van het Verbond, Hij gaat op weg met mens en volk en staat garant voor een beloftevolle toekomst.
In het evangelie neemt Jezus drie leerlingen mee naar een berg. Een berg opgaan is vaak een grensverleggende gebeurtenis. Maar wat Petrus, Jakobus en Johannes ervaren, overtreft hun voorstellingsvermogen. Jezus verandert van gedaante en de stem die bij Jezus' doopsel sprak, is nu ook hoorbaar voor hen. In de ontmoeting met zijn Vader wordt Jezus de 'geliefde Zoon' genoemd. Ze kregen meteen de opdracht om naar Hem te luisteren. Niet als een bevel maar als een welgemeende uitnodiging deze Zoon te volgen en vanuit Hem te leven. Meer dan 2000 jaar later schijnt de glans van Gods liefde, van Jezus' gelaat ook op ons. Maar steeds moeten wij zoals de leerlingen van de berg neerdalen en onze weg door het leven verderzetten, elke dag opnieuw.
En als we dan door dit aardse dal onze tocht verderzetten dan weet Paulus ons in de tweede lezing een hart onder de riem te steken. Er zijn spanningen en vervolgingen in die tijd maar Paulus ondersteunt zijn toehoorders door zijn geloof en hoop in God kracht bij te zetten; 'Als God voor ons is, wie kan dan tegen ons zijn?'