Terugblik viering
Sinds eeuwen en eeuwen viert de Kerk op 6 november de heilige Leonardus van Noblat. We vierden ook in onze parochie zijn feestdag, op zondag 5 november. Het werd een bijzondere en talrijk bijgewoonde viering. Onze cantor, historicus en liturgist Matthias Ausloos vond enkele maanden geleden in een manuscript, dat in het begin van de jaren 1500 in Zoutleeuw werd gemaakt, de gregoriaanse gezangen voor de feestdag van Sint-Leonardus. Het Gregoriaans Koor van Leuven, onder leiding van dirigent Peter Canniere uit Rummen, kwam de gezangen voor ons brengen, in tandem met ons eigen zondagskoor onder leiding van Hugo Adams en versterkt door zangers uit andere parochies. De gezangen lieten op heel wat mensen een diepe indruk na. Verschillenden waanden zich even in een schaars verlichte abdijkerk waar in pijen bekapte monniken vanuit een hoekje de meditatieve gezangen brachten. Na de mis konden we dan weer genieten van een gezellig en sfeervol samenzijn tijdens de receptie.
Meer achtergrond voor de liefhebbers
Hieronder volgt voor de geïnteresseerde de historisch-liturgische achtergrond van de gezangen die Matthias voor het begin van de mis gaf: “Velen onder u zullen ongetwijfeld al hebben gehoord over gregoriaanse zang. Het is een type muziek dat ontstond in de Karolingische periode, in de achtste eeuw, zo’n 1300 jaar geleden, toen de oudere Romeinse en Gallicaanse zangstijlen vermengd raakten. Gregoriaanse muziek, zoals die in de vroege middeleeuwen werd gezongen, is eigenlijk erg dynamisch, in tegenstelling tot het cliché van saaiheid dat er soms rondhangt. Het is doorheen latere eeuwen dat de focus enkel op de melodie kwam te liggen en de aandacht voor het ritme bijna volledig verdween. Pas ongeveer de laatste honderdvijftig jaar is er door wetenschappelijk onderzoek terug aandacht voor de authentieke manier om het gregoriaans uit te voeren.
In de eerste plaats gaat het bij het gregoriaans om de tekst. We zingen de tekst. Alles van ritme, melodie, intonatie, enzovoort, dient eigenlijk maar om die tekst te ondersteunen. De teksten van de gregoriaanse gezangen zijn dan ook bijna stuk voor stuk Psalmfragmenten en andere Bijbelteksten. Vanaf de eerste eeuwen van het christendom ontwikkelden de vroege christenen een repertoire, waarbij er voor elke mis, voor elke dag, specifieke gezangen waren, die elk jaar terugkeerden. Die gezangen – het intredelied, de psalm na de eerste lezing, het alleluia, het offerandelied en het communielied – noemen we de wisselende gezangen, waar we het kyrie, gloria, sanctus en agnus dei de vaste gezangen noemen, omdat die elke mis hetzelfde zijn. De wisselende gezangen werden vastgelegd in liturgische boeken, vanaf de derde, vierde en vijfde eeuw. Die liederen van een specifieke dag houden dan ook inhoudelijk verband met elkaar, met de lezingen en vaste gebeden van de dag en met de algemene sfeer van de liturgische tijd. Op die manier bestond er eigenlijk een harmonieus geheel van specifieke vastgelegde gezangen, lezingen en gebeden die als een rode lijn doorheen elke viering liepen. Zo werd er eigenlijk niet gezongen ín de mis, maar werd de mis zélf gezongen.
Na de liturgiehervormingen tussen 1962 en 1970 na het Tweede Vaticaans Concilie, verdwenen zowel het gregoriaans als de eigen wisselende gezangen zo goed als volledig uit de meeste West-Europese parochiekerken. Nochtans was dat helemaal niet wat het Concilie en de hervorming vroegen. Het conciliedocument over de liturgie van het Tweede Vaticaans Concilie bevestigde juist dat het gregoriaans “speciaal geschikt” is en een “ereplaats” verdient in de westerse liturgie, het noemt de muzikale traditie van de Kerk “een schat van onschatbare waarde”. De vernieuwde liturgische boeken geven bovendien nog steeds de eigen wisselende gezangen als eerste en als voorkeursoptie voor elke mis, vervolgens andere antifonen en psalmen en pas als láátste optie eigenlijk de manier waarop de meeste kerken het momenteel doen: door vrije keuze uit passende liederen zoals die uit de Zingt Jubilate.
Nu, in alle geval, ook voor de feesten van heiligen bestonden en bestaan er eigen gezangen. Er werden ergens in de middeleeuwen dus ook specifieke gezangen aangepast en geschreven voor de viering van de Heilige Leonardus hier in Zoutleeuw. Het zijn deze gezangen die we te horen krijgen. Bij het Concilie van Trente, tussen 1545 en 1563, werden de meeste lokale versies van de gezangen afgeschaft, ten voordele van één uniform repertoire. Vermoedelijk werden de eigen gezangen van Leonardus daarna ook niet meer gezongen. Het is dus misschien wel voor het eerst in bijna vijfhonderd jaar dat deze Leonardus-gezangen zullen weerklinken. Ik wil u dus van harte uitnodigen te genieten van en vooral ook mee te bidden door deze eeuwenoude Leeuwse Leonardusgezangen, want, zoals Sint-Augustinus zei: goed zingen is twee keer bidden.”