Toen ik mijn vormsel deed, mocht ik van mijn ouders zelf het kaartje kiezen dat ik als herinnering aan mijn klasgenootjes zou meegeven. “Van nu af mag Jezus op mij rekenen”, stond er op mijn kaartje te lezen. Hoewel ik op die leeftijd niet echt veel met het geloof bezig was, koos ik onbewust een zin die mijn latere roeping kan omschrijven.
Vanaf mijn 16de levensjaar ging ik helpen bij de speelpleinwerking van de zusters van Don Bosco. Zij hebben mij de weg gewezen en mij omgevormd van iemand die zich weinig inzette naar iemand die veel over heeft voor anderen.
Het zijn geen woorden, maar daden die mij tot mijn roeping brachten:het is de grenzeloze inzet van de zusters die mij de vraag heeft doen stellen naar wat hen leidde en inspireerde.
Ik ontdekte dat ze uit hun geloof de kracht halen om het goede te zien in elk kind. Het verlangen groeide in mij om zuster te worden: Iemand heeft mij bij mijn roeping geleid; het was een keuze die ik zelf niet in handen had. Korte tijd later werd ik zuster van Don Bosco.
Dienstbaarheid naar anderen toe is een belangrijk aspect in mijn geloof.
Concreet naar mensen toestappen is nodig om het geloof handen en voeten te geven. Ik vergat eens per ongeluk een kaarsje uit te blazen. Het kruisje dat aan mijn muur hing was volledig zwartgeblakerd en … de handen van Christus waren weggesmolten. Eigenlijk was het een geschenk dat ik kreeg, alsof God tot mij zei: “Ik heb geen andere handen dan de jouwe”. Bij mijn dagtaak probeer ik met de ogen van Jezus of Don Bosco te kijken en mijn eigen leven naar hun voorbeeld te richten.
Door mijn werk in het internaat krijg ik de kans om het erfgoed van Don Bosco verder te zetten, om levenskansen te geven aan veel kinderen en jongeren. De kinderen op het internaat ervaren mij als een lotgenote: ook ik blijf hier nog na de schooluren. Ik heb alles achtergelaten om voor hen te kiezen.