Voordat ik geroepen werd, kon je mijn leven beschrijven als een verzameling ronddrijvende ijsschotsen: mijn professionele leven, mijn achtergrond, mijn interesses waren stukken die op zee dreven. Ik zocht in mijn leven naar de verbintenis met God en ik wilde dat al die schotsen naar elkaar toedreven. Op een bepaald moment vielen al die stukken in elkaar: dit is wat ik wil doen, dit past bij mij, dit is mijn leven.
Op mijn zestiende had ik het geloof afgewezen en had ik resoluut voor de rede gekozen. Een zijden draadje was het enige dat mij nog verbond met het geloof. Enkele jaren later besefte ik dat ik mijn katholieke traditie aan het doorknippen was en mezelf geweld aandeed. Ik ontdekte dat er meer was dan verstand alleen.
Ik maakte kennis met de spiritualiteit van Ignatius van Loyola: het was een benadering van geloof die anders was dan de benadering die ik tot dan toe kende, meer naar de diepte.
En het verlangen borrelde in me op om jezuïet te worden.
Essentieel om mijn roeping verder te zetten was het besef dat ik geroepen werd. Ik voelde me in het diepst van mezelf geroepen. Ik voelde dat dit mijn plaats was, dat dit mijn diep verlangen was en dat dit verlangen beantwoordde aan het verlangen van God.
Mijn verlangen en Gods verlangen gingen samen.
De “Geestelijke Oefeningen” van Ignatius van Loyola hebben mij geholpen om het geloof te integreren in mijn leven: ze lichten iets op van een ongelooflijke godservaring. Ze zijn een manier om God op het spoor te komen.
De woorden uit de Heilige Schrift en mijn eigen leven kwamen met elkaar in verbinding door de spiritualiteit van Ignatius.
Het geloof raakte in mijn leven geïntegreerd, op een vrijmakende manier. Het is mijn levensadem. Wanneer ik ‘ja’ gezegd had tegen mijn roeping, overkwam mij een gevoel van absolute vrede en genade. En in de diepte heeft die vrede mij nooit meer verlaten. Mijn roeping is het beste wat me overkomen is.