Toen ik in het secundair onderwijs zat, nam de leerkracht godsdienst ons af en toe mee naar het slotklooster in Brecht voor een bezinning. Zo werd mijn nieuwsgierigheid voor de trappistinnen gewekt. Ik kwam vaak terug om er mijn vrije dagen door te brengen, aanvankelijk niet met het idee om daar te blijven. Op Witte Donderdag zat ik er eens alleen in de kerk voor het Heilig Sacrament.
De woorden uit het evangelie “blijf hier en waak met Mij” raakten mij toen diep. Pas later besefte ik dat God het heel letterlijk bedoelde: “Blijf hier, in Brecht”.
Roeping werkt als een magneet: een iemand trekt en de andere wordt aangetrokken.
In de abdij heb ik geleerd om te genieten van kleine dingen, omdat niets hier evident is. Ik kan verlangen en hoef niet alles direct te hebben. Een van de regels, die de heilige Benedictus ons voorhoudt, is dat we alles moeten beschouwen als heilig vaatwerk.
Alles wat op onze weg komt, moeten we kunnen zien als een groeikans, als een geschenk.
Daarom probeer ik bewust in het hier en nu te leven, verbonden met het Hogere.
Het gebed is heel belangrijk voor mij en ik probeer het door te trekken in alles wat ik doe. Als ik afwas, bid ik voor de zusters die uit de borden gegeten hebben. Het gebed is mijn deel om bij te dragen aan de wereld.
“Bidden verandert de wereld niet, maar bidden verandert mensen en mensen veranderen de wereld”, zoals Albert Einstein het ooit zei.
Om halfvijf ’s morgens is ons eerste gebed. We waken en bidden dan voor de wereld die op dat moment nog slaapt. ’s Nachts gebeuren er veel dingen die het daglicht niet mogen zien en toch hunkert de wereld naar klaarheid. Het opkomende licht is een mooie tijd om God te ontmoeten.
Christen-zijn is ook gemeenschap beleven: ik ben hier een deel van het geheel. Door met mijn medezusters op weg te gaan, word ik geconfronteerd met mijn kleine kantjes. Maar ik mag falen en vallen, als ik maar de moed heb om telkens weer op te staan.
Ik mag erop vertrouwen dat ik niets alleen hoef te doen en dat ik enkel kan vallen in de armen van God.