Algemene achtergrond
Doorheen de Handelingen lezen we merkwaardige gebeurtenissen.
Wanneer de gelovigen in Jeruzalem in gebed samen zijn, begint de plaats waar ze bijeen zijn te beven (4, 31).
Een engel brengt de apostelen (5, 9) en later Petrus (12, 9) buiten de gevangenis.
Een aardschok bevrijdt Paulus en alle gevangenen uit hun boeien (16, 26).
Niet alleen de twaalf, ook Filippus en Paulus verrichten volgens Handelingen genezingen (3, 1-10) (8, 4-6) (9, 32-35) (14, 8-10) (16, 16-18) (19, 11-12) (28, 8-9).
Tweemaal wordt een dodenopwekking verhaald. In Troas wekt Paulus Eutyches tot leven (20, 7-12).
Op het woord van Petrus staat Tabita op uit de dood (9, 36-43).
In omgekeerde zin lezen we in hoofdstuk 13 (8-12) dat de hand des Heren Elymas tijdelijk met blindheid slaat, omdat hij Paulus tegenwerkt.
Wat bedoelt Lucas met al deze wondere gebeurtenissen?
De wonderen zijn een teken dat de beloften gedaan door de profeten in vervulling zijn gegaan (Jesaja 35, 6).
Met Jezus en de apostelen in zijn spoor is de nieuwe tijd aangebroken. Jezus is de Messias.
De apostelen zetten het werk van Jezus verder. Ze verrichten wonderen in Jezus’ naam (3, 6).
Men bidt om kracht bij de verkondiging, zodat zieken genezen en tekenen en wonderen geschieden in Jezus’ naam (4, 29-30).
De wonderen zijn het duidelijkste bewijs dat de uitbreiding van de Kerk geen mensenwerk is, maar het werk van de Heilige Geest.
Uit de Handelingen van de Apostelen
In Joppe woonde een leerlinge, die Tabita heette, wat in vertaling Gazelle betekent.
Ze deed veel goeds voor anderen en gaf vaak aalmoezen. Maar juist in die tijd werd ze ziek en stierf.
Ze werd gewassen en in het bovenvertrek opgebaard.
Omdat Lydda dicht bij Joppe ligt, stuurden de leerlingen, die gehoord hadden dat Petrus daar was, twee mannen naar hem toe met het dringende verzoek om direct bij hen te komen.
Petrus ging meteen met hen mee.
Na zijn aankomst werd hij naar het bovenvertrek gebracht, waar de weduwen om hem heen kwamen staan en hem huilend de tunica’s en mantels lieten zien die Tabita nog maar pas gemaakt had.
Petrus stuurde iedereen weg, waarna hij knielde om te bidden.
Na het gebed draaide hij zich om naar het lichaam en zei: ‘Tabita, sta op!’
Ze opende haar ogen, en toen ze Petrus zag, ging ze rechtop zitten.
Hij nam haar bij de hand en hielp haar overeind, en toen hij de heiligen en de weduwen weer binnengeroepen had, liet hij hun zien dat ze weer leefde.
Dit voorval werd in heel Joppe bekend en velen gingen in de Heer geloven.
Petrus bleef nog enige tijd in Joppe, bij Simon, een leerlooier.
(Handelingen 9, 36-43)
Duiding
Het verhaal van Petrus en Tabita doet denken aan analoge verhalen in de Bijbel (1 Kon 17, 17-24) (2 Kon 4, 18-37) (Lc 7, 11-17) (Lc 8, 40-56).
Heel wat elementen uit de analoge verhalen vinden we terug in het verhaal van Petrus en Tabita.
- Net als Jezus wordt ook Petrus door een derde gevraagd om hulp te bieden.
- In Sarepta en in Sunem ligt de dode net als in Joppe in een bovenvertrek.
- Vooraleer de dode tot leven te wekken, maken zowel Elia, Elisa als Petrus tijd om te bidden.
- Jezus en Petrus laten niet iedereen zo maar bij het gebeuren aanwezig zijn.Petrus spreekt Tabita aan met dezelfde woorden als Jezus het dochtertje van Jaïrus: ‘Sta op!’
Al deze elementen wijzen erop dat het verhaal niet een correct historisch verslag is, maar een bundeling van Bijbelse elementen.
Men wil benadrukken dat het contact met Jezus en zijn boodschap mensen binnenleidt in het volle Leven.
Bron: Kerk in Roeselare