Algemene informatie
Lucas gebruikt voor de redactie zowel van zijn evangelie als van de Handelingen verschillende bronnen, waarvan hijzelf zegt dat hij ze nauwkeurig heeft nagezien. Dit schrijft hij aan een zekere Theofilus: ‘Nadat reeds velen een verslag hebben geschreven (…) leek het ook mij goed om alles van de aanvang af nauwkeurig na te gaan en deze gebeurtenissen in ordelijke vorm voor u op schrift te stellen ‘ (Lc 1,1.3). Wie deze Theofilus is, daar hebben wij het raden naar. Maar de betekenis van zijn naam ‘Vriend van God’, laat vermoeden dat Lucas zich ook richt tot elk van ons.
Dat Lucas bronnen gebruikt, lijkt evident. In elk geval voor het eerste en tweede deel van Handelingen: een geschiedenis die hijzelf niet heeft meegemaakt. Voor het Paulusverhaal ligt dit anders. Lucas is vertrouwd met de leefwereld van Paulus. Hier en daar in zijn verhaal spreekt hij in de ‘wij’-vorm (o.a. 16,10-17 en 20,5-15 ), wat laat vermoeden dat Lucas Paulus vergezelt op zijn eerste missiereis.
Welke zijn die bronnen? Het lijkt niet evident een juist zicht te krijgen op de bronnen die Lucas hanteert. Ook de inhoud van die bronnen is heel verschillend. Elke geloofsgemeenschap trouwens heeft zijn eigen accenten en een eigen fragmentarisch Jezus-beeld. We kunnen alvast een onderscheid maken tussen twee vormen van Jezus-verkondiging.
Een eerste vorm legt alle aandacht op de verrijzenis van Jezus. De apostelen getuigen dat ze Hem hebben gezien en zijn Geest hebben ontvangen. Deze verhalen vertellen niet veel over het leven van de historische Jezus, maar ze verkondigen de verrezen Christus, die zijn Geest uitstort over de Kerk.
Een tweede vorm van Jezus-verkondiging beklemtoont op de eerste plaats de woorden die Hij gesproken heeft, vooral de profetische uitspraken over de nabijheid van het Rijk Gods. Hier is geen sprake over het lijden en de dood en ook niet over de verrijzenis. Ze zijn voorondersteld. Deze verzameling Jezuswoorden, die men nooit heeft teruggevonden, wordt de Quelle genoemd (Duitse woord voor bron).
Het opzet van Lucas is niet een precieze weergave te bieden van feiten, maar hij schrijft geschiedenis met een boodschap. Hij wil vooral aantonen dat het de Heilige Geest is die aan de basis ligt van de uitbreiding van de Kerk.
Uit de Handelingen van de Apostelen
‘Deze Jezus, die overeenkomstig Gods bedoeling en voorkennis is uitgeleverd, hebt u door heidenen laten kruisigen en doden. God heeft Hem echter tot leven gewekt en de last van de dood van Hem afgenomen, want de dood kon zijn macht over Hem niet behouden. (…) Jezus is door God tot leven gewekt, daarvan getuigen wij allen. Hij is door God verheven, zit aan zijn rechterhand, en heeft van de Vader de Heilige Geest, die ons beloofd is, ontvangen. Die Geest heeft Hij op ons doen neerdalen, en dat is wat u hoort en ziet.’
(Hand. 2, 23-24.32-33)
'U hebt de heilige en rechtvaardige verstoten en geëist dat aan een moordenaar gratie verleend zou worden. Hem die de weg naar het leven wijst hebt u gedood, maar God heeft Hem uit de dood doen opstaan, en daarvan getuigen wij.’
(Hand. 3, 14-15)
'Ze hebben Hem gedood door Hem aan een kruishout te hangen, maar God heeft Hem op de derde dag weer tot leven gewekt en Hem aan de mensen laten verschijnen, niet aan het hele volk, maar aan enkele getuigen die daartoe door God waren aangewezen, aan ons namelijk, die samen met Hem gegeten en gedronken hebben nadat Hij uit de dood was opgestaan. Hij heeft ons opgedragen daarvan getuigenis af te leggen en aan het volk bekend te maken dat Hij het is die door God is aangesteld als rechter over de levenden en de doden.’
(Hand. 10, 39b-42)
Duiding
De kleine bloemlezing uit de vele toespraken die het boek van de Handelingen kent, illustreert hoe de apostelen op de eerste plaats getuigenis afleggen van de verrijzenis van Jezus. In hoofdstuk 4, 20 zeggen ze: ‘Wij moeten spreken over wat we gezien en gehoord hebben’. De verrijzenis, zo beklemtonen ze, is een daad van God aan Jezus.
In de eerste Kerk moet een samenvatting gecirculeerd hebben, die men uit het hoofd kende en functioneerde als een credo. In zijn brief aan de Korintiërs vertelt Paulus dat ook hij dit credo ontvangen heeft toen hij in Jeruzalem te gast was. Dit credo heeft hij trouw en ongerept doorgegeven. Namelijk: ‘Dat Christus voor onze zonden is gestorven, zoals in de Schriften staat, dat Hij is begraven en dat Hij op de derde dag is opgewekt, zoals in de Schriften staat, en dat Hij is verschenen aan Kefas (= Petrus) en vervolgens aan de twaalf leerlingen. Daarna is Hij verschenen aan meer dan vijfhonderd broeders en zusters tegelijk, van wie er enkele gestorven zijn, maar de meesten nu nog leven. Vervolgens is Hij aan Jakobus verschenen en daarna aan alle apostelen’ (1Kor 15, 3-7).
Een belangrijk woord in dit credo is: ‘Hij is verschenen’. Letterlijk staat er: ‘Hij heeft zich laten zien’. De leerlingen getuigen hoe het de Verrezene zelf is die het initiatief neemt om hen te ontmoeten. Hij stuurt hen de wereld rond om getuigenis af te leggen van de verrijzenis.
Het valt op dat Petrus in zijn toespraken enerzijds hard is voor de Joodse leiders die Jezus hebben veroordeeld, anderzijds noemt hij hen nog altijd ‘broeders en zusters’ (2, 29). Hij wijt hun misdaad toe aan onwetendheid (3, 17). Jammer dat sommige teksten ook uit Handelingen ten onrechte de spanning tussen christenen en joden hebben gevoed.
Bron: Kerk in Roeselare