1. Algemene informatie.
De titel ‘Handelingen van de Apostelen’ is ietwat misleidend: je zou denken dat het verhaal van de twaalf apostelen uitvoerig aan bod komt.
Dit is echter niet het geval. Er is enkel sprake van Petrus, Jakobus en in geringe mate van Johannes (de drie steunpilaren van de kerk in Jeruzalem)
en vanaf hoofdstuk 13 tot hoofdstuk 28 wordt alle aandacht gericht op Paulus.
Lucas is in zijn geschiedschrijving tendentieus.
Hij heeft niet de bedoeling exact historisch te zijn, hij wil vooral benadrukken dat de verspreiding van het geloof in de eerste Kerk het werk is van de Heilige Geest (geschiedschrijving met een boodschap).
Niet toevallig wordt Handelingen ook het evangelie van de Heilige Geest genoemd.
Voor wat het Paulus-verhaal betreft, wil Lucas uitdrukkelijk beklemtonen dat Paulus volledig past in het plan van God.
Daartoe gaat hij heel vrij om met zijn bronnen.
• Hij verhaalt driemaal het roepings-en zendingsverhaal van Paulus (9,1-19) (22,1-21) (26,9-18).
• De chronologie van Paulus’leven in Handelingen stemt niet altijd overeen met hetgeen we uit de brieven van Paulus kunnen afleiden.
• Lucas hangt een geïdealiseerd beeld op van Petrus en Paulus, die op het ogenblik dat Lucas schrijft reeds het status van een heilige hebben.
Uit de brieven van Paulus kunnen we afleiden dat de samenwerking tussen de twee niet altijd zo rooskleurig verliep als Handelingen laat vermoeden. Paulus’brieven hangen een ongekuist, realistisch beeld op van de missiekerken.
Wij zijn er getuige van ruzies en partijschappen, van wrijvingen en van moeilijkheden omwille van concurrerende geloofsverkondigers.
• De wonderbaarlijke sfeer in Handelingen contrasteert met de nuchterheid van de Paulus-brieven, waar we haast niets vernemen over de wonderlijke gebeurtenissen waarover Lucas schrijft.
• De vele redevoeringen in Handelingen (ook van Paulus) zijn allemaal qua stijl en inhoud constructies van Lucas: alle redenaars spreken Lucaans.
Lucas drukt daarin zijn gelovige visie uit op de geschiedenis van de jonge Kerk.
Handelingen eindigt met de aankomst van Paulus in Rome, de hoofdstad van de toenmalige wereld.
Hiermee is de tocht van het evangelie niet beëindigd. Vanuit Rome kan het evangelie overal zijn tocht verderzetten (open einde).
2. Bijbeltekst (9,1-19).
Intussen bedreigde Saulus de leerlingen van de Heer nog steeds met de dood.
Hij ging naar de hogepriester met het verzoek hem aanbevelingsbrieven mee te geven voor de synagogen in Damascus, opdat hij de aanhangers van de Weg die hij daar zou aantreffen, mannen zowel als vrouwen, gevangen kon nemen en kon meevoeren naar Jeruzalem.
Toen hij onderweg was en Damascus naderde, werd hij plotseling omstraald door een licht uit de hemel.
Hij viel op de grond en hoorde een stem tegen hem zeggen: ‘Saul, Saul, waarom vervolg je Mij?’
Hij vroeg: ‘Wie bent u, Heer?’ Het antwoord was: ‘Ik ben Jezus, die jij vervolgt.
Maar sta nu op en ga de stad in, daar zal je gezegd worden wat je moet doen’.
De mannen die met Saulus meereisden, stonden sprakeloos; ze hoorden de stem wel, maar zagen niemand.
Saulus kwam overeind, en hoewel hij zijn ogen open had, kon hij niets zien.
Zijn metgezellen pakten hem bij de hand en brachten hem naar Damascus.
Drie dagen lang bleef hij blind en at en dronk hij niet. In Damascus woonde een leerling die Ananias heette.
In een visioen zei de Heer tegen hem: ‘Ananias!’ Hij antwoordde: ‘Ik luister, Heer’.
Daarop zei de Heer: ‘Ga naar de Rechte Straat en vraag daar in het huis van Judas naar iemand uit Tarsus die Saulus heet.
Hij is aan het bidden, en hij heeft in een visioen gezien hoe een man die Ananias heet, binnenkomt en hem de handen oplegt om hem weer te laten zien’. Ananias antwoordde: ‘Heer, van veel kanten heb ik gehoord over deze man en over al het kwaad dat hij uw heiligen in Jeruzalem heeft aangedaan. Bovendien heeft hij toestemming van de hogepriesters om hier iedereen die uw naam aanroept in de boeien te slaan’.
Maar de Heer zei: ‘Ga, want hij is het instrument dat Ik gekozen heb om mijn naam uit te dragen onder alle volken en heersers en onder al de Israëlieten.
Ik zal hem tonen hoezeer hij moet lijden omwille van mijn naam’.
Ananias vertrok en ging naar het huis, waar hij Saulus de handen oplegde, terwijl hij zei:
‘Saul, broeder, ik ben gezonden door de Heer, door Jezus, die aan u verschenen is op de weg hierheen, om ervoor te zorgen dat u weer kunt zien en vervuld wordt van de heilige Geest’.
Meteen was het alsof er schellen van Saulus’ogen vielen, hij kon weer zien, stond op en liet zich dopen, en nadat hij gegeten had, kwam hij weer op krachten. Hij bleef enkele dagen bij de leerlingen in Damascus.
3. Duiding.
De ontmoeting met de Verrezene, waarover Lucas driemaal verhaalt, ligt aan de basis van de ommekeer van Saulus, de latere apostel Paulus.
In zijn brieven verwijst Paulus naar dit gebeuren, maar hij blijft heel sober.
Hij die aanvankelijk ‘de aanhangers van de Weg’ - zoals de christenen in de eerste Kerk werden genoemd - vervolgt, wordt geroepen om het evangelie te verkondigen aan Joden en niet-Joden.
De ontmoeting met de Verrezene heeft Paulus doen inzien dat niet het strikt naleven van de Wet zoals de Farizeeën dit verkondigen de weg ten Leven is, maar het evangelie van Jezus van Nazaret, door God zelf tot Leven gewekt.
In zijn brief aan de Korintiërs voegt Paulus zijn ontmoeting met de Verrezene toe aan de lijst van de getuigen van de verrijzenis:
‘Pas op het laatst is Hij ook aan mij verschenen, aan het misbaksel dat ik was’ (1 Kor 15,8).
Paulus is de énige persoon in het Nieuwe Testament die rechtstreeks in de eerste persoon verklaart dat de verrezen Heer hem verschenen is.
Alle andere getuigenissen zijn pas jaren na de feiten geredigeerd, niet door de getuigen zelf (de vrouwen, de leerlingen) maar door de evangelisten.
Het roepingsverhaal van Paulus leert ons hoe je christen wordt. Niemand wordt christen op zijn eentje.
Ananias legt Paulus de handen op en opent zijn ogen voor wat hem onderweg overkomen is.
De stem die hij hoort, verwijst Paulus naar de christelijke gemeenschap in Damascus: ‘Daar zal je gezegd worden wat je moet doen’ (9,6).
Christenen hebben nood aan broers en zussen om mens te worden in Jezus’spoor.
Pittig detail: ‘Drie dagen lang bleef hij blind en at en dronk hij niet’ (9,9).
Drie is het Bijbels getal voor de tijd die nodig is om iets nieuws te beginnen (cf Jonas).
Op meerdere schilderijen die de roeping van Paulus uitbeelden, valt Paulus van zijn paard.
Geen enkele tekst in het Nieuwe Testament laat vermoeden dat Paulus zich verplaatst met een paard. Het is een legende van latere datum.
Het roepingsverhaal van Paulus is meteen ook een zendingsverhaal.
Paulus onderneemt drie grote missiereizen doorheen Klein-Azië en Griekenland.
Overal waar hij komt (althans volgens Lucas), gaat hij naar de synagoge.
Hij toont er aan de hand van teksten uit de Schrift aan dat Jezus de messias is.
Bij zijn vertrek stelt hij in elke gemeente na gebed en vasten leiders aan en vertrouwt hen toe aan de Heer (14,23).
Ondanks verzet en tegenkanting is Paulus niet te stuiten in zijn ijver voor het evangelie.
Zijn vierde reis brengt hem als gevangene in Rome.
4. Gebed.
Gave van God,
Gij zijt de adem en de gloed
waarmee het woord van God
gesproken wordt,
de wind waarop het evangelie
wordt gedragen tot waar
en wie dan ook.
Het is uw werk,
het wonder van uw inspiratie,
wanneer er mensen zijn die ondervinden
dat Jezus Christus leeft.
Het is uw geestdrift en uw kracht in ons,
dat wij Hem volgen,
dat Hij ons alle moeite
van dit leven waard is.
Wij bidden U: bestendig dit,
opdat wij blijven geloven
en het uithouden met Hem
die wij nooit hebben gezien.
En dat wij mogen blijven tasten naar Hem
die onze God en onze broeder is.
Amen.
(H.Oosterhuis)
5. Lied.
De Heer heeft mij gezien (ZJ 559).
Bron: Kerk in Roeselare