Lezingen
Eerste lezing – handelingen 6, 1- 7, Uit de Handelingen der Apostelen.
Toen in die dagen het aantal leerlingen steeds toenam, begonnen de Hellenisten tegen de Hebreeën te morren, omdat bij de dagelijkse ondersteuning hun weduwen achtergesteld werden. De twaalf riepen nu de leerlingen in vergadering bijeen en zeiden:
“Het past niet dat wij het woord Gods verwaarlozen door de zorg voor de ondersteuning.
Ziet dus uit, broeders, naar zeven mannen uit uw midden, van goede faam, vol geest en wijsheid.
Hen zullen wij dan met dit ambt bekleden, terwijl wij onszelf zullen blijven wijden aan het gebed en de bediening van het woord.”
Dit voorstel vond in stemming bij de gehele vergadering en zij kozen Stefanus, een man vol geloof en heilige Geest, Filippus, Próchorus, Nikánor, Timon, Parmenas en Nikolaüs, een proseliet uit Antiochië.
Dezen werden aan de apostelen voorgedragen, die na gebed hun de handen oplegden.
Het woord Gods breidde zich uit en het aantal leerlingen in Jeruzalem vermeerderde sterk;
ook een groot aantal priesters gaf zich gewonnen aan het geloof.
Evangelie- Joh. 14, 1- 12, Dichter bij de tijd gebracht- bewerking C. Leterme
‘Op een dag zei Jezus tegen zijn leerlingen:
‘Jullie moeten niet zo ongerust zijn. Geloof in Mij, zoals jullie geloven in God.
In het huis van mijn Vader zijn er veel kamers. Ik zou dat anders niet zeggen.
Ja, Ik ga weg om voor jullie een plaats gereed maken,
en dan kom Ik terug, en neem Ik jullie bij Me op.
Dan zullen jullie wonen, waar Ik woon. Jullie weten waar ik naartoe ga
En jullie kennen de weg daar naartoe.’
‘Maar Heer,’ zei Tomas, ‘we weten niet waar U naartoe gaat.
Hoe kunnen we die weg dan kennen?’
Jezus antwoordde: ‘Ik ben de weg, de waarheid en het leven.
Alleen door Mij kun je bij de Vader komen. Als jullie Mij hebben leren kennen,
zullen jullie ook mijn Vader leren kennen.
Sterker, nu al kennen jullie Hem en heb je Hem gezien.’
Dan zei Filippus: ‘Heer, laat ons de Vader zien, dan zijn we tevreden!’
Daarop zei Jezus: ‘Ik ben al zo lang bij jullie, Filippus, en je kent Me nog niet?
Wie Mij gezien heeft, heeft de Vader gezien.
Hoe kun je dan nog vragen: “Laat ons de Vader zien”?
Geloof je niet dat Ik in de Vader ben en de Vader in Mij is?
De woorden die Ik tot jullie spreek, spreek Ik niet uit Mijzelf.
Dat zijn woorden van de Vader, die in Mij woont.
Geloof Me toch: Ik ben in de Vader en de Vader is in Mij.
Of geloof het anders om wat Ik doe.
Echt waar, Ik verzeker jullie: wie in Mij gelooft, zal doen wat Ik doe.
Ja, hij zal nog grotere dingen doen, want Ik ga naar de Vader.’
God, die verborgen is, laat zich zien in Jezus Christus.
Hij toont ons God, de Vader, door wat Hij is, wat Hij doet, wat Hij zegt
en de manier waarop Hij met mensen omgaat.
Insteek bij lezing door priester Willy Bonte, Jezus is de weg !
Jezus riep zijn leerlingen ‘ terwijl Hij onderweg was ’. Over dit gegeven gaan wij veel te vlug heen.
De eerste leerlingen hadden immers de bijnaam ‘ mensen van de weg ’.
Als je het evangelie leest, krijg je de indruk dat Jezus eigenlijk nooit thuis was. Hij was altijd onderweg.
Onderweg werd Hij geboren, als kind is Hij als vluchteling onderweg.
Onderweg koos Hij zijn leerlingen uit, langs de weg werd Hij gekruisigd en langs de weg stond zijn graf.
Bij het laatste avondmaal wil Jezus aan zijn leerlingen het verloop van zijn weg duidelijk maken. “
Gij weet waar ik heenga en ook de weg is u bekend ” , zei Hij.
Het was voor hem zeker ontmoedigend dat Thomas juist het tegenovergestelde beweerde :
“ Heer, wij weten niet waar Gij heengaat, hoe zouden wij dan de weg kennen ? ”
Vreemd dat zijn leerlingen de weg nog niet kenden. Zij waren Jezus toch gevolgd.
Zij hadden alles achtergelaten om met Hem op weg te gaan.
Zij hadden met Hem het hele land afgereisd en toen op een bepaald moment de meeste mensen Jezus verlieten
en Jezus hun de vraag stelde : “ Wilt ook gij soms weggaan ? ” hadden zij beslist om samen met Hem verder te gaan.
Toen Jezus hun zei : “ Zie, wij gaan naar Jerusalem ”, waren zij Hem gevolgd.
De intocht in Jerusalem was voor hen een triomftocht, die hen deed uitzien naar het ogenblik dat Jezus zijn Rijk zou uitroepen.
Maar toen Jezus enkele dagen later, met zijn kruis beladen, de weg naar Golgota ging, waren zij allemaal verdwenen.
Men moest een vreemde dwingen om Jezus’ kruis te dragen.
Zij hadden immers een heel andere voorstelling van de weg die Jezus zou gaan.
Die weg, zo dachten ze, moest naar de troon leiden en zij waren wel bereid links en rechts van die troon te gaan zitten.
Maar de weg over het kruis … die kenden zij nog niet.
Daarom is Jezus zo bezorgd om hen de weg van het kruis te doen begrijpen.
Nergens spreekt Jezus zo duidelijk over de weg naar de Vader als in dit afscheidsuur.
“ Ik ga heen om een plaats voor u te bereiden .”
Jezus wil hen duidelijk maken dat de weg naar Golgota niet een doodlopende weg is.
Vanaf het kruis gaat de weg verder naar het huis van zijn Vader.
Ook in ons leven hebben wij vele wegen te bewandelen.
Wegen die wij zelf kiezen en wegen die anderen ons doen gaan.
Wegen van vreugde en wegen van pijn, wegen van licht en wegen van duisternis,
wegen die ons vertrouwd zijn en wegen die ons vreemd zijn.
In werkelijkheid hebben wij maar één weg te gaan : onze persoonlijke levensweg naar de Vader.
En die weg wil Jezus voor ons zijn. Hij laat ons niet als wezen achter. Hij gaat ons voor en is onze tochtgenoot.
Wij hoeven zelf de weg niet meer te zoeken. Wij kunnen opzien naar Jezus en leven zoals Hij ons heeft voorgeleefd.
Als wij Jezus als weg volgen, hoeven wij nooit bang te zijn. Wij mogen ons op Hem helemaal verlaten.
Toeristen zaten in een koets om de mooiste dingen van Brugge te bezichtigen.
Zij kwamen voorbij een mooi gebouw en ze vroegen aan de koetsier : Wat is dat voor een gebouw ?
Ik weet het niet, antwoordde deze. Even later reden ze over een brug en ze vroegen hem : welke brug is dat ?
Ik weet het niet, antwoordde hij opnieuw. Toen zij voor een oude kerk voorbij reden, vroegen ze hem opnieuw : Welke kerk is dat ?
En weer antwoordde hij : Ik weet het niet. Ergerlijk vroegen de toeristen hem : Maar wat weet je dan wel ?
“ De weg ” , antwoordde de koetsier, ‘ ik zal je veilig thuis brengen. ’
Ook in ons leven mogen wij rekenen op mensen, die ons de weg tonen.
Ik denk aan de gezinnen, waar vaders en moeders de weg tonen aan hun kinderen.
Op moederdag wil ik al onze moeders danken voor de weg, die zij hun kinderen voorhouden.
Dit kan met bloemen ( als de winkels zullen open zijn ) of met een andere attentie.
Vaders hoeven daarvoor niet jaloers te zijn. Vaderdag komt nog.
Maar hoe het zal verder gaan in het leven van hun kinderen, weten zij niet.
Ook wij hoeven in ons leven niet alles te weten. Wij zullen niet alles kunnen verklaren, maar van één zaak mogen wij zeker zijn :
Jezus leidt ons. Hij is zelf onze weg. Hij zal ons thuisbrengen.