Op de veertigste dag na Kerstmis, dat is dus op 2 februari, vieren we het feest van ‘de Opdracht van de Heer in de tempel’. Want volgens de voorschriften van de Wet gingen Maria en Jozef op de veertigste dag na de geboorte hun eerstgeborene aan God opdragen – aan God toevertrouwen - in de tempel van Jeruzalem. We noemen dit feest ook ‘Lichtmis’ – de Mis met veel licht- omdat we bij het begin van de viering met brandende kaarsen naar het altaar gaan. Die kaarsen verwijzen naar de woorden van Simeon, die in het evangelie van dit feest (Lc 2,22-40) Jezus noemt: “het licht dat voor de heidenen straalt”. De Griekse christenen noemen dit feest echter: ‘Hypapantè’, dat betekent ‘Ontmoeting’ in het Grieks.
Want het is inderdaad het feest van de ‘ontmoeting’: Jezus komt als kind voor het eerst in de tempel. De mensgeworden Zoon van God ontmoet zijn Vader.
Jezus ontmoet in de tempel ook twee oude mensen: Simeon en Hanna. Ook dat heeft een diepe betekenis: Simeon en Hanna staan daar niet voor zichzelf. Zij vertegenwoordigen de zoekende, wachtende mensheid. Zij staan voor alle zoekend-gelovige mensen die verlangen naar de Verlosser, naar verlossing en oplossing, naar licht in hun duisternis.
Simeon neemt de kleine Jezus in zijn armen en bezingt Hem als “het licht dat voor de heidenen straalt”. ‘Heidenen’ betekent in de Bijbel: alle niet-Joden, alle volken dus. Als wij, verwijzend naar deze woorden, het kaarslicht naar het altaar dragen, drukken we daarmee uit dat Jezus’ licht ook over ons straalt: dat Jezus ook aan ons, zoekende mensen, de zin van het leven toont en dat ons bestaan een op-weg-gaan is naar de ontmoeting met Hem.
God wil dat zijn licht straalt voor alle volken, voor alle mensen. Hij wil dat Jezus’ licht zich verspreidt over de hele wereld. Hij wil dat Jezus’ licht – zijn Persoon en zijn Boodschap- de ganse mensheid verlicht en verwarmt. En daarvoor wil God ons nodig hebben: het licht van Jezus dat wij ontvangen hebben en dat ons leven verlicht, moet ook schijnen om ons heen. Wij zijn geroepen om onze medemensen te ‘verlichten’ door onze getuigenis, door onze manier van leven als christenen. Wij zijn zoals Simeon die het Licht heeft ontvangen, maar ook zoals Hanna die ervan getuigde “aan allen die de bevrijding van Jeruzalem verwachtten”. Zovele mensen wachten op bevrijding, op verlossing. Zovele mensen zoeken naar licht, naar uitzicht, naar een zin in hun leven. Aan ons is het om met Gods genade te getuigen van Christus’ licht dat wij ontvangen hebben. Moge de Heer ons ‘verlichten’ in deze grootse roeping.
En tenslotte, op Lichtmis richt de liturgie onze aandacht op Maria. Zij droeg Jezus, het ware Licht der wereld in haar armen. Zij droeg Hem naar de tempel, naar Simeon en Hanna, en zo naar ieder van ons. Mogen ook wij meer en meer worden zoals Maria: mensen die Jezus naar hun medemensen dragen, mensen die met Gods hulp Jezus’licht brengen naar hun naasten.
Benno Haeseldonckx