“Op 11 februari 1858 verscheen Onze Lieve Vrouw voor het eerst aan Bernadette Soubirous aan de grot van Massabielle in Lourdes.” Deze inleidende zin van dit artikel klinkt sober en feitelijk, maar toch is het niet helemaal ‘zo’ geweest in de waarneming van Bernadette. Laat ons opnieuw beginnen.
Donderdag 11 februari 1858. Het is een nevelige dag en de 14-jarige Bernadette, de oudste dochter van gewezen molenaar François Soubirous en Louise Castérot, merkt op dat er geen hout meer is in hun miserabele woonplaats, het cachot – een eigenlijk onbewoonbaar lokaaltje van de vroegere gevangenis waar tevoren Spaanse seizoensarbeiders sliepen. Haar jongere zus Toinette en hun vriendin Jeanne Abadie, Baloum genaamd, gaan beenderen en hout zoeken. Mama roept nog dat Bernadette niet moet meegaan omdat ze angst heeft dat de mist geen deugd zal doen aan de astma van haar oudste dochter. Maar Bernadette gaat toch. Uiteindelijk gaan ze naar de Massabielle, opzij van de rivier de Gave. Een stuk ‘gemeenschappelijke grond’ zodat niemand hen kan betichten van diefstal. Wanneer Bernadette haar eerste kous uittrekt om een kanaaltje te kunnen oversteken en tot aan de Grot te kunnen gaan waar ze hout en beenderen hadden gezien, hoort zij een geruis dat leek op een windvlaag en richt zij haar hoofd op in de richting van de Grot. Daar ziet ze een zacht licht en in dat licht, een glimlach. Een mooi, jong meisje, in het wit gekleed, opent haar handen en doet teken alsof ze wil zeggen: kom dichterbij. Bernadette overkomt een soort vrees, niet om te vluchten, want ze wil niets liever dan daar blijven. Ze wrijft zich verschillende malen in de ogen om zeker te zijn dat ze niet droomt. En telkens ze haar ogen opent, ziet ze dezelfde verschijning met haar glimlach. Dan zoekt ze haar rozenkrans, wil een kruisteken maken, maar Bernadette kon haar hand niet bewegen. Dan maakt de verschijning een kruisteken en dan kon ook Bernadette er één maken. Al haar angst is weg. Ze knielt en samen bidden ze de rozenkrans. De dame bewoog de bolletjes van haar rozenkrans, maar niet haar lippen. Toen de rozenkrans ten einde gebeden was, deed de dame teken om dichterbij te komen, maar Bernadette durfde niet. En plots was de dame weg.
Dit is het volledige relaas van de eerste verschijning gebaseerd op de historische getuigenissen zoals opgetekend in ‘Vie de Bernadette’ van René Laurentin, een biografie van de H. Bernadette die ik in augustus vorig jaar van de organisatoren van de diocesane Lourdesbedevaart had gekregen. Ik had me namelijk opgegeven als begeleider van een wandeling naar de schaapsstal van Bartrès waar Bernadette het jaar voor de verschijningen als herderin ging werken en ik moest toch iets weten van haar leven. Dat boek heb ik met veel plezier en interesse gelezen. En tezamen met de film ‘Je m’appelle Bernadette’ van Jean Sagols (2011) gaf dit een zeer eerlijke kijk in het leven van Bernadette. Ik heb daardoor alleen maar meer bewondering voor haar gekregen.
Maar even terug naar de eerste verschijning. Bernadette noemt de dame consequent in haar dialect Aquerò – ‘dat’[1] tot de dame uiteindelijk op 25 maart, tijdens de 16de van de in totaal 18 verschijningen, haar naam meedeelt: “Que soy era immaculada councepciou” - Ik ben de Onbevlekte Ontvangenis”. En het is ook opvallend dat Onze Lieve Vrouw tijdens de 18 verschijningen (van 11 februari tot 16 juli 1858) maar vijf keer iets gezegd heeft (plus twee keer een boodschap enkel voor Bernadette):- 18 februari: “Wilt u mij het genoegen doen om hier gedurende veertien dagen naar toe te komen?” Vervolgens zegt de Dame: “Ik beloof u niet u gelukkig te maken in deze wereld, maar in de andere”- 24 en 25 februari: “Boetvaardigheid ! Boetvaardigheid ! Boetvaardigheid ! Bid God voor de zondaars ! Ga de grond kussen als teken van boete voor de zondaars !” “Zij zegt me te gaan drinken aan de bron (…)”- 2 maart: “Ga aan de priesters zeggen dat men hier in processie naar toe komt en dat men hier een kapel bouwt.” En tenslotte op 25 maart haar naam.
Het wonder van Lourdes zit hem dus in de éénvoud: boetvaardigheid, water drinken, rozenkrans bidden, in processie gaan, een kapel bouwen. Het wonder van Lourdes zit hem dus niet in vele woorden of grote toespraken of mysteries, het zit hem in het doen, erbij te zijn, het mee te maken. Dat alles maakt dat je een Lourdesmens wordt: doorgang door de grot, kaarsprocessie, ritueel van het water, Sacramentsprocessie. En dat in een omgeving waar waarachtig de zieke centraal staat, de beste plaatsen krijgt. En ja, er zijn al heel veel genezingen gebeurd en er zijn er 70 die de bisschop van de woonplaats van de genezene als mirakel erkend heeft. Maar de genade van Lourdes is zoveel groter en rijker. Ik moet maar terugdenken aan de blijvende vriendschap die gegroeid is tussen de bedevaarders van Aleidis, dat is een geschenk van Onze Lieve Vrouw.
11 februari is ook Wereldziekendag. Het was Paus Johannes Paulus II die in 1992 dit feest heeft ingesteld omdat op die dag de gedachtenis wordt gevierd van Onze-Lieve-Vrouw van Lourdes als Salus infirmorum (Heil van de Zieken). De toenmalige paus vond het een geschikte dag om speciaal te bidden voor zieken en voor de zieken zelf om hun lijden aan God te offeren. In zijn boodschap voor de Wereldziekendag van dit jaar schrijft Paus Franciscus: “Het is niet goed dat de mens alleen is (Gen. 2, 18). God, die liefde is, heeft ons vanaf het begin voor gemeenschap geschapen. Hij voorzag ons van een aangeboren vermogen om relaties aan te gaan. Ons leven, dat het beeld van de Drie-eenheid weerspiegelt, is bedoeld om tot vervulling te komen in een netwerk van relaties, vriendschap en wederzijdse liefde. We zijn geschapen om samen te zijn, niet om alleen te zijn. Dit streven naar gemeenschap is zo diep verankerd in ons menselijk hart dat de ervaring van verlatenheid en eenzaamheid angstaanjagend en pijnlijk kan zijn, soms zelfs onmenselijk. Dit gevoel wordt vaak versterkt in tijden van kwetsbaarheid, onzekerheid en onveiligheid, zoals bij het begin van een ernstige ziekte. […] Het is cruciaal om te benadrukken dat zelfs in landen waar vrede heerst en die over voldoende middelen beschikken, senioren en zieke mensen vaak eenzaam zijn en zelfs in de steek gelaten worden. Deze trieste realiteit is voornamelijk het gevolg van een individualistische cultuur, die productiviteit boven alles stelt, de mythe van efficiëntie cultiveert en zelfs meedogenloos wordt wanneer mensen niet langer het tempo kunnen bijhouden. Dit leidt tot een wegwerpcultuur waarin mensen niet langer worden gezien als een hogere waarde waarvoor gezorgd moet worden en die gerespecteerd moet worden, vooral dan wanneer ze arm en gehandicapt zijn, ‘nog niet nuttig’ - zoals de ongeborene - of 'niet langer nuttig' - zoals de bejaarde.”
Straffe taal, maar geef hem eens ongelijk!
Beste parochianen, brand op 11 februari gerust een kaars, bid de rozenkrans en geef aandacht voor de zieke en eenzame medemens. Laat het Lourdeswonder gerust toe in je hart.
Diaken Dirk
[1] Een alternatieve interpretatie is ‘die daar’.