Het Lam Gods-retabel is een drieluik. Heeft dit de vormelijke opbouw van uw compositie beïnvloed?
Zeker! Mijn compositie is ook opgevat als een drieluik, met drie thema's die na elkaar worden uitgewerkt: het Lam als offer, het Lam als overwinnaar en de nieuwe hemel en de nieuwe aarde. Tijdens het ontwerpen van de compositie begon ik steeds meer aan te hikken tegen dat derde thema, de nieuwe hemel en de nieuwe aarde. Ik wou dat dat écht nieuw zou klinken. Daarom introduceerde ik, enkel voor dat derde deel, een solist, en dan nog wel een zangstem die voor mij altijd weer nieuw klinkt: een countertenor.
U hebt de teksten voor uw compositie in samenspraak gekozen met de projectgroep ‘Lam Gods’ van het bisdom en de kathedraal. Welke (theologische) accenten komen naar voor in de tekst?
De projectgroep leverde een stevig theologisch raamwerk. Vanuit de bekende Jesaja-tekst over de lijdende dienaar (Jes 53) gaat het via lofzangen en doxologieën uit het boek Openbaring naar het visioen van een wereld waarin vrede heerst (Openbaring 21 en Jes 25). Anders gezegd: eerst staan we stil bij iemand die niet terugvecht, maar zijn lijden draagt. Vervolgens zingen we de lofzang op die lijdende dienstknecht, juist omdat we in die meditatie zijn gaan begrijpen dat dat onze redding is. En wanneer onze lofzang volkomen is, kan Gods vrede neerdalen over de hele wereld.
De titel van uw werk, “Het leidende Lam”, zal sommige mensen doen denken aan psalm 23: ‘De Heer is mijn herder’.
Dat klopt. Op scharniermomenten in de compositie heb ik aan de teksten uit Jesaja en Openbaring ook (delen van) psalmen toegevoegd, om de boodschap nog te verduidelijken. Van deel 1 naar 2 klinkt psalm 23, een psalm die, zoals je opmerkt, de titel "Het leidende Lam" nog meer in de verf zet. Bovendien verduidelijkt deze psalm de overgang van het Lam als offer (deel 1) naar het Lam als overwinnaar (deel 2). Met het vers "Een tafel richt Gij mij aan" (Ps 23,5) alludeert deze psalm trouwens ook al op het derde deel, waar Jesaja 25 spreekt van een feestmaal dat voor alle volken wordt aangericht.
Is dat de enige psalmtekst die u gebruikt?
Neen, ik heb ook een fragment uit Psalm 45 gebruikt. Aan het einde van deel 2 van mijn compositie is namelijk sprake van de bruiloft van het Lam. Christus (en heel het volk dat in Hem gelooft) staat klaar om zich als bruid te verenigen met God, de bruidegom. Om dat thema van de bruiloft in de verf te zetten, voegde ik een fragment uit psalm 45 toe. In die psalm wordt het binnenschrijden van de bruid prachtig beschreven. Tijdens het zingen van deze psalm zal het koor ook daadwerkelijk vanuit de vier hoeken van de kathedraal naar de piano toe schrijden en een kring vormen rond het instrument, als teken van de verbinding tussen hemel en aarde.
Hoe gaat u dan precies aan de slag met die teksten? Vertrekt u van flarden muziek, muzikale invallen, vage ideeën die dan steeds concreter worden uitgewerkt?
Sommige componisten vertrekken vanuit een doortimmerd theoretisch kader dat de hele compositie schraagt en stelselmatig uitgewerkt wordt tot in de kleinste noot. Dat heb ik vroeger wel gedaan, maar ik ben gaan ondervinden dat de muziek op die manier eigenlijk klinkt als de afwikkeling van een bijna machinaal proces. Dat is een heel saai gebeuren, voor mezelf én voor de luisteraar. Ik werk tegenwoordig ‘gewoon’ van voor naar achter en laat me verrassen door de muziek terwijl ik die aan het schrijven ben. Ik laat me dus leiden door wat de muziek zelf ‘vraagt’ als vervolg.
Betekent dat dan dat u voor een groot stuk de controle lost?
Niet helemaal, want terwijl ik me door de muziek zelf laat leiden, behoud ik de controle en analyseer ik voortdurend (muziektheoretisch, retorisch, klankmatig etc.) wat dat vervolg zou kunnen zijn. Die analytische controle kan leiden tot groen licht of tot herziening, zelfs van vrij grote reeds geschreven stukken.
De gom is belangrijker dan het potlood.
De start van het compositieproces, de allereerste tonen, zijn dus bepalend voor hoe het hele stuk zal klinken?
Dat klopt. De start is het moeilijkste punt, de fameuze angst voor het witte blad. Ik overwin die door uit te gaan van de tekst die voor me ligt. Bij het eerste thema, het Lam als offer, hoorde ik geleidelijk aan steeds duidelijker een schrijnend, complex harmonisch weefsel, uiterst zacht en repetitief, biddend. Het volstaat – voor mij – om innerlijk aandachtig te luisteren naar dat weefsel. Zodra ik begrepen heb welke tonen er eigenlijk klinken, is het tijd om te beginnen schrijven – en niet eerder.
Als u bij het componeren uitgaat van de tekst, betekent dat dan dat de drie luiken van uw compositie elk een eigen soort muziek, een eigen klankbeeld hebben, aansluitend bij de tekst?
Tot op zekere hoogte wel. Mijn aanpak, die gebaseerd is op intuïtie, analytische controle en aandachtig luisteren, leidt tot een muziek die in de loop van veertig minuten heel wat verschillende richtingen kan uitgaan. En dat laat ik ook toe, om zo expressief én duidelijk mogelijk te zijn. Het eerste deel is dus repetitief (want biddend, mediterend). Het tweede deel is een jubelzang en dus veel beweeglijker, vrijer. Dat het een jubelzang is, betekent niet dat het alleen maar fortissimo klinkt. In het midden van dat deel (het midden van het midden dus) klinkt er een uiterst zachte, tintelende dans in Re majeur. Daarmee vat ik zowel de vreugde als de inkeer samen in één klankbeeld.
Klank geven aan ‘de nieuwe hemel en de nieuwe aarde’, het onderwerp van het derde luik, lijkt me een immense uitdaging voor een componist.
Dat derde deel vroeg inderdaad om nog weer een totaal andere aanpak. Daarom heb ik het gebaseerd op een hecht sluitende muziektheoretische sequentie – zeg maar een doordachte opeenvolging van tonen en akkoorden, uitgerold in de pianopartij – die symbool staat voor de perfectie van de nieuwe wereld. Het koor en de countertenor drijven op deze klankzee en zingen de teksten heel rustig, vers voor vers, terwijl ze nauwkeurig de uitdrukking van de woorden volgen.