Inleiding
Broeders en Zusters, goede vrienden,
onze kunstenaars schilderen de hemel als een hele schare van heiligen. Denken we maar aan het middenpaneel van het Lam Gods van Jan Van Eyck. Een hele groep gekende en ongekende gezichten.
Wij zijn door de sanitaire maatregelen met veertig. Dit is geen weerspiegeling van een grote menigte (en nog minder van de schare heiligen die je op de kalender vindt)! Wij zijn wel de vertegenwoordiging van velen die er hadden willen bij zijn, maar nu niet mogen of niet kunnen. Ook hen dragen wij mee in onze viering. Vanaf morgen moeten we voor de veiligheid nog meer inbinden.
De bisschoppen vragen om de kerken zoveel mogelijk open te laten en ik hoop dat velen er gebruik zullen van maken voor gebed en bezinning.
Wij mogen niet veel mensen in de armen sluiten. Maar onze kerken mogen dat wel. En gul voor ieder die maar wil. Welkom!
Vandaag, op het feest van Allerheiligen, voelen we ons verbonden met de immens grote gemeenschap van alle heiligen. Met al wie het evangelie beleeft. Met hen die het beleefd hebben maar nu overleden zijn. Ik denk aan die eenvoudige, biddende mensen, recent in de kathedraal van Nice, die het slachtoffer geworden zijn van religieus fanatisme. Dit is niet de islam zoals wij die kennen in onze stad. Maar plots krijgen bepaalde woorden hun volle gewicht: “zalig zijt gij wanneer men u vervolgt om Mijnentwil”.
Ruimer nog voelen we ons één met allen die, bewust of onbewust, leven volgens Gods wil door goed te zijn, rechtvaardig, vergevingsgezind, ook in de moeilijkste omstandigheden.
Er is enorm veel lijden rondom ons (en misschien in onszelf). In deze tweede coronagolf beloven de politici meer aandacht te hebben voor de geestelijke gezondheidszorg. Maar de bijdrage van de godsdienst wordt nog te veel onderschat. Wij hebben als gelovigen hier nochtans iets te bieden.
Niet alleen door onze daadwerkelijke hulp (je vindt veel gelovigen op het veld), maar ook door ons expliciet getuigenis van hoop en geloof, zowel in God als in de mens.
Het is ons reeds voorgeleefd. We vieren Allerheiligen dan ook in vreugde en dankbaarheid.
Lezingen
Apokalyps 7,2-4.9-14 'Een ontelbare gemeente'
1 Johannes 3,1-3 'Kinderen van God'
Matteüs 5,1-12a 'De zaligsprekingen'
Homilie
Broeders en Zusters,
We vieren Allerheiligen. Maar wat is heiligheid? In plaats van een abstracte theorie te maken over het thema kunnen we ons beter laten leiden door de lezingen van vandaag. Onmiddellijk valt op dat heiligheid, in Bijbelse zin, geen toestand is, maar een weg. Johannes ziet in zijn visioen een grote menigte van mensen die het Lam gevolgd zijn en die uit de verdrukking zijn gekomen, m.a.w. die erdoor zijn gegaan. In de tweede lezing zien we dat heiligheid een spanning is tussen reeds en nog niet: “nu reeds zijn we kinderen van God, maar wat zij zullen zijn is nog niet geopenbaard”. En het evangelie verkondigt de zaligsprekingen, m..w. de eenheid met Christus in ons dagelijks leven, zelfs als de omstandigheden moeilijk en dramatisch zijn (en voor velen is dat zo vandaag). Dit is de dynamiek waarover de drie lezingen het hebben.
Maar het feest van Allerheiligen zet nog iets anders in reliëf, iets dat wij te vlug vergeten omdat onze moderne sensibiliteit het individu centraal zet.
Heiligheid is essentieel een zaak van gemeenschap.
In het Nieuwe Testament is het woord “heilig” gereserveerd voor de kerk, de gemeenschap van christenen die geroepen zijn om in Christus samen één lichaam te vormen. Etymologisch betekent heilig: gescheiden. De christenen zijn gescheiden van alle vormen van afgodendom en van alles wat Johannes mondaniteit of wereldsgezindheid noemt. Christenen bewijzen hun heiligheid in de eerste plaats niet door hun graad van volmaaktheid, maar door de eenheid die zij in Christus onder elkaar en met iedereen beleven. We kunnen op de heiligen toepassen wat iemand zei van de mens in het algemeen: “ik ben, omdat wij zijn” (Thimothy Radcliff). Nee, heiligen zijn geen perfecte mensen. Velen van hen hadden een moeilijk karakter. En allen waren zondaars, zonder uitzondering.
Vandaar dat het goed is om in plaats van te kijken naar de persoonlijke kwaliteiten van de heiligen, eerder te bekijken hoe ze in relatie stonden met hun medemensen. Jezus heeft niet de persoonlijke volmaaktheid maar de broederliefde gegeven als onderscheidend teken van de christelijke gemeenschap! We zien dus de heiligheid in de manier waarop de heiligen samenleven met andere christenen, maar ook met niet-christenen, van welke cultuur of sociale klasse ook. Dat is de heiligheid die wij vandaag nodig hebben als “licht voor de wereld”.
In de plaats van het individualisme en het moralisme moeten we de communio en de onbaatzuchtige liefde zetten.
Waar zien we solidariteit en gratuïteit? We zien er veel. Maar hoe volhouden, vooral op lange termijn? Uit welke bron kunnen we putten?
Wij vieren vandaag vooral de heiligen die hun levensloop beëindigd hebben. Zij die “de grote beproeving” waar het Boek der Openbaring het over had achter zich hebben. En wie kan ontsnappen aan beproeving? Bidden we niet in ieder Onze Vader om er niet onnodig in terecht te komen? Alle heiligen zijn onze broeders en zusters. Ze zijn, om de titel van de laatste grote boodschap van de paus aan te halen, “fratelli tutti”, allen broeders, precies omdat ze zoals wij broos en kwetsbaar waren. Maar zij hebben geloofd dat per slot van rekening Gods barmhartigheid sterker is dan alle menselijke zwakheid. Dat was hun onuitputtelijke bron. Daarom hebben wij bij de opening van deze eucharistie gebeden: “Op voorspraak van zovelen vragen wij: vervul onze verwachtingen en laat ook ons delen in de overvloed van uw barmhartigheid”.
Jezus – de heilige bij uitstek – toont ons hoe we als mens heilig kunnen zijn. Niet als fantomen zonder consistentie, buitenaardse schimmen die hun handen nooit vuil maken.
Jezus toont precies in zijn menselijkheid Gods aangezicht, een aangezicht waarin we de liefde en de totale zelfgave lezen.
Als het evangelie van de zaligsprekingen een troost en een kracht voor ons is, dan is het omdat het geluk waarover gesproken wordt niet buiten het lijden en de beproeving staat. Die worden integendeel verondersteld omdat ze deel uitmaken van ieder leven.
Onze menselijke zwakheid en beperking is dus geen hindernis voor heiligheid.
Het enige echt obstakel is dat we dat onvoldoende geloven (misschien uit hoogmoed, of gewoon uit schrik) en dat we denken dat heiligheid niet voor ons is. Als we onze zwakheid ontkennen dan kan het geloof haar niet omvormen. We zijn geen heiligen uit onszelf. We zijn het in de mate dat we ons laten leiden door Jezus en zijn Geest. En dan brengen we hoop – ik zou durven zeggen een beetje hemel – in deze wereld.
Het negatieve heeft nooit het laatste woord, niet omdat we met ons hoofd in de wolken leven, maar omdat ons hart bewoond is door het levenslicht, het vredeslicht van de verrezen Heer dat in ons afstraalt. Onze minister van Volksgezondheid, suggereert een licht in de tuin te plaatsen, of voor het raam. Dat is dat een goed idee. We doen het al vaak op het graf voor onze overledenen. Maar het licht is in de eerste plaats voor ons bestemd.
Dit licht krijgen we nu, overdadig, in deze eucharistieviering. Laat het ons meedragen naar huis en op alle plaatsen waar we komen in de nieuwe periode die aanbreekt.