Het lied gaat terug op de Latijnse hymne ‘Caelos ascendit hodie’. Deze hymne uit de 14/15de eeuw werd door Bartholomäus Gesius (c. 1562-1613) vertaald als ‘Gen Himmel aufgefahren ist’ en gepubliceerd in Frankfurt in 1601. Deze Duitse liedtekst werd vertaald naar het Nederlands door J.W. Schulte Nordholt (1920-1995).
1. Coelos ascendit hodie, Alleluia, Jesus Christus Rex Gloriae, Alleluia. 2. Sedet ad Patris dexteram, Alleluia, Gubernat coelum et terram, Alleluia. 3. Iam finem habent omnia, Alleluia, Patris Davidis carmina, Alleluia. 4. Iam Dominus cum Domino, Alleluia, Sedet in Dei solio, Alleluia. 5. In hoc triumpho maximo, Alleluia, Benedicamus Domino, Alleluia. 6. Laudetur Sancta Trinitas, Alleluia, Deo dicamus gratias, Alleluia. |
1. Gen Himmel aufgefahren ist, Halleluja, der Ehrenkönig Jesus Christ. Halleluja. 2. Er sitzt zu Gottes rechter Hand, Halleluja, herrscht über Himmel und alle Land. Halleluja. 3. Nun ist erfüllt, was g’schrieben ist, Halleluja, in Psalmen von dem Herren Christ. Halleluja. 4. Nun sitzt beim Herren Davids Herr, Halleluja, wie zu ihm gesprochen hat der Herr, Halleluja. 5. Drum jauchzen wir mit grössem Schalln, Halleluja, dem Herren Christ zum Wohlgefalln. Halleluja. 6. Der Heiligen Dreieinigkeit, Halleluja, sei Lob und Preis in Ewigkeit, Halleluja. |
De liedtekst is hoofdzakelijk gebaseerd op bijbelteksten. Zo horen we in strofe 1 een duidelijke verwijzing naar Marcus 16, 19: ‘Nadat Hij dit tegen hen had gezegd, werd de Heer opgenomen in de hemel en nam Hij plaats aan de rechterhand van God’. Strofe 2 citeert bijna letterlijk het begin van psalm 110: ‘De Heer sprak tot mijn Heer: zit aan mijn rechterhand’. Dit wordt bevestigd in strofe 3: ‘Zie nu hoe in vervulling gaat wat in de psalm geschreven staat’ en in strofe 4: ‘De Heer verleent zijn majesteit aan Davids Zoon in eeuwigheid’. In de strofe 1 en 2 horen we ook duidelijk een verwijzing naar het Credo: ‘Hij is opgenomen ten hemel en zit aan Gods rechterhand’. Strofe 5 benoemt het zingen van het ganse lied als een loflied waarmee de zanger eer brengt aan Christus. Het lied besluit met een doxologie in strofe 6: een lofzang op de Heilige Drievuldigheid. Elke strofe bestaat uit één zin die in twee delen is verdeeld en waarbij elk deel gevolgd wordt door een Halleluja.
De melodie werd ontworpen door Melchior Franck (1580-1639), hofkapelmeester in Coburg en componist van vele motetten en dansen. De melodie werd voor het eerst gepubliceerd in de bundel ‘Rosetulum musicum, das ist, Neues musicalisches Rosengärtlein’ van Melchior Franck in Coburg in 1628.
Ze bestaat uit een stijgend gedeelte en een corresponderend dalend gedeelte. Het stijgend gedeelte is een prachtig voorbeeld van toonschildering van de tekstinhoud. De stijging verloopt over een afstand van een octaaf. Ze begint op de de dominant, de lage re en verloopt diatonisch naar de hoge re. Het stijgende karakter wordt nog versterkt door de verhoogde subdominant: do kruis, die fungeert als een soort leidtoon naar re, die we dan ook aanvoelen als een afsluiting. De componist verrast met het Halleluja dat nog een toon hoger begint en daarna daalt naar de mediant si. Het tweede melodiegedeelte is dalend en vormt bijna een letterlijke omkering van het stijgend gedeelte.
Zeer opvallend is het dubbele metrum waarin de melodie zich beweegt. De stijgende en de dalende melodie staan in de maatsoort van twee gepunte halven. De melodie gaat over in de maat van 3 halven bij de overgang naar de Hallelujaroepen. Dit wordt een hemiool genoemd: een binaire maatsoort met een drieledige onderverdeling gaat over in een ternaire maatsoort met een tweeledige onderverdeling.
De toonschildering, de symmetrie en de variëteit in het metrum maken van dit kleine kerklied hoge kunst.
Het lied is te beluisteren op de CD ‘Door de wereld gaat een lied’ deel 18 en op de website www.zingtjubilate.be
Ignace Thevelein, diocesaan verantwoordelijke voor de kerkmuziek