In onze reeks over christelijk gebed kon de bron van alle gebeden niet ontbreken. Daartoe duiken we deze keer in de bijbelse woorden en meer bepaald in het oudtestamentische gebedenboek van de Psalmen. Aangezien dit Samen-nummer het verlangen naar meer eco-solidariteit onder de aandacht brengt, kozen we voor een scheppingspsalm. Psalm 8 is er zo een. Deze psalm dankt God voor al zijn scheppingskracht die zich toont in de schoonheid van de kosmos, in de natuur en haar dieren, en heel bijzonder ook in de mens, Gods oogappel.
De psalmtekst
1Voor de koorleider. Op de wijs van De Gatitische. Een psalm van David.
2HEER, onze Heer,
hoe machtig is uw naam
op heel de aarde.
U die aan de hemel uw luister toont –
3met de stemmen van kinderen en zuigelingen
bouwt u een macht op tegen uw vijanden
om hun wraak en verzet te breken.
4Zie ik de hemel, het werk van uw vingers,
de maan en de sterren door u daar bevestigd,
5wat is dan de sterveling dat u aan hem denkt,
het mensenkind dat u naar hem omziet?
6U hebt hem bijna een god gemaakt,
hem gekroond met glans en glorie,
7hem toevertrouwd het werk van uw handen
en alles aan zijn voeten gelegd:
8schapen, geiten, al het vee,
en ook de dieren van het veld,
9de vogels aan de hemel, de vissen in de zee
en alles wat trekt over de wegen der zeeën.
10HEER, onze Heer,
hoe machtig is uw naam
op heel de aarde.
God en mens: een bijzondere relatie
Het eerste en laatste vers van Psalm 8 doen ons misschien de wenkbrauwen fronsen. Is Gods naam vandaag de dag wel zo machtig op heel de aarde? Oorlogen waarin mensen elkaar naar het leven staan en de dreigingen die uitgaan van een klimaatcrisis laten een andere realiteit uitschijnen. Schijn bedriegt echter wel eens. Daar wil de psalmist ons alleszins van overtuigen.
In het hart van deze bijbelse lofzang staat de mens. En hij staat daar niet alleen. God is dicht bij hem. Hij ziet naar het mensenkind om en denkt aan hem, zo verwondert de psalmist zich in vers 5. De relatie tussen God en mens blijkt heel bijzonder. De Heer heeft hem bijna een god gemaakt. God liet de mens in zijn eigen grootsheid delen. En vanuit deze gedeelde grootsheid gaat er ook een appel uit. Mens en God staan immers niet alleen. Er is een derde die zich met hun relatie verbindt: de kosmos en alle leven op aarde.
Van kwetsbaarheid naar kracht
De psalm verzwijgt de aanwezigheid van vijanden, wraak en verzet niet. En het is verrassend op welke manier de psalmist Gods macht tegen dit kwade beschrijft. “Met de stemmen van kinderen en zuigelingen” verweert God zich tegen de vijand, zo klinkt het in vers 3. Deze beeldspraak getuigt van kwetsbaarheid: niet als een zwakte, maar als een onvermoede kracht. Wanneer de psalm het heeft over Gods macht op de gehele aarde gaat het bijgevolg over een goddelijke kracht die zich een weg baant door de kwetsbaarheid heen.
Vaak voelen we ons door God verlaten wanneer we ons geraakt weten in onze kwetsbaarheid. Deze psalm vertelt echter iets anders. Ze leert me dat net daar waar we met kwetsbaarheid geconfronteerd worden, God nooit ver uit de buurt is. Precies deze paradoxale werkelijkheid stelt de grootsheid van God in het licht. Vanuit deze ervaring looft de psalmist zijn Heer. Hij heeft concreet mogen ervaren dat Gods macht en kracht aanwezig kwamen door zijn naam te aanroepen te midden van een kwetsbare situatie.
En wij?
De grootsheid die God met zijn mensenkinderen heeft gedeeld, is er geen van gewelddadige overheersing, maar een van trouwe toewijding. De psalmist spreekt over een God die ook in crisistijden al onze inspanningen omarmt om met Hem verbonden te blijven. Over een God die ertoe oproept om onze eigen armen om de ganse aarde met al wat leeft te sluiten. Durven ook wij spreken en handelen met de stemmen van zuigelingen en kinderen? Alleen dan kan de luister die God aan de hemel toont ook op aarde stralen.
Dit artikel werd ook gepubliceerd in bisdomblad Samen 2/2023.