Een ‘nieuw wij’
Het wantrouwen en de angst die het maatschappelijke discours vaak domineren wanneer het gaat over diversiteit, maken duidelijk dat er nog een weg te gaan is vooraleer te kunnen spreken van een ‘nieuw wij’. Orbit, een socio-culturele expertenorganisatie in diversiteit en migratie, wil mensen daar echter toe inspireren met behulp van het beeld van een labyrint. Een labyrint is geen doolhof, waarin je de weg kwijt kan geraken, maar belooft ondanks de vele kronkelwegen een te bereiken kernpunt. Orbit wil zich mee inzetten voor een samenlevingsmodel waarin iedereen na enige omzwervingen ‘thuis’ mag komen. Deze thuis hoeft geen eindstadium te zijn waarin men zich opsluit in de eigen identiteit, maar dient veeleer een vertrekpunt te vormen om opnieuw naar buiten te treden en zich te laten verrijken door diverse ontmoetingen.
Welke aandachtspunten kunnen we voor ogen houden als we effectief willen toegroeien naar een ‘nieuw wij’? Wat kunnen ‘game changers’ zijn in het spel van tegenstellingen die tot polarisering dreigen te leiden?
Betrokkenheid tonen
Alles begint met betrokkenheid tonen op elkaar volgens de sprekers. Een laagdrempelige manier om aandacht te hebben voor culturele en levensbeschouwelijke diversiteit op school, in zorginstellingen of in de parochie is alvast het rekening houden met de feesten van verschillende levensbeschouwingen. Orbit ontwikkelde daartoe een handige jaarkalender met de naam 'Iedereen Feest!’, die een overzicht biedt van de feestdagen van de religieuze en levensbeschouwelijke gemeenschappen in België. Een dergelijk initiatief draagt bij om elkaar beter te leren kennen en iets bij te leren over andere culturen. De concrete persoonlijke ontmoeting kan in parochies bijvoorbeeld worden opgezocht door een ‘onthaal voor nieuwkomers’ te voorzien. Uiterst belangrijk is ook om mensen van een andere cultuur daadwerkelijk mee te betrekken in teams van kerkgemeenschappen, en in besturen van scholen en zorginstellingen.
Met de aangrijpende getuigenis van Augustin Bokolo, diaken voor bisdom Hasselt, werd duidelijk hoe belangrijk een dergelijke betrokkenheid kan zijn in het concrete leven van mensen. Oorlog dwong Augustin ooit om vanuit Congo naar Rwanda te vluchten, waar hij werd opgesloten in de gevangenis. Zonder de tussenkomst van de overleden pater Jan Lenssen zou hij er omgekomen zijn. Na de erkenning als vluchteling werkte Augustin 10 jaar in het Rwandese onderwijs en was hij actief in het pastorale werk in de parochie van de Poolse priesters. Het was de plek waar hij zijn vrouw leerde kennen en ze samen drie kinderen kregen. Door de massamoorden en conflicten tussen Hutu’s en Tutsi in Rwanda, werd het gezin echter opnieuw gedwongen om te vluchten. Dit kon echter niet samen en het gezin werd gesplitst. Uiteindelijk zou Augustin terechtkomen in Maasmechelen, de geboortestreek van pater Jan, die hem eerder uit de Rwandese gevangenis had bevrijd. De kerkgemeenschap van Maasmechelen heeft hij naar eigen zeggen als een ‘echte familie’ ervaren. Vanuit een sterke verbondenheid met Jezus en in grote dankbaarheid voor de gemeenschap van vrijwilligers die hem en later ook zijn gezin opvingen, kan Augustin zich vandaag helemaal inschrijven in de Evangelische zin “Ik was een vluchteling en jullie hebben me opgenomen”.
Polarisatie doorbreken
De integratie van mensen uit een andere cultuur en het onderlinge samenleven verlopen echter niet altijd gemakkelijk. Het is een illusie dat verschillen nooit tot polarisering zullen leiden. Volgens Viaene uit Katholiek Onderwijs Vlaanderen hebben leerkrachten een grote rol te spelen op dit vlak. Meer dan ooit immers komt het geweld en de polarisatie in alle hevigheid binnen in de wereld van jongeren via sociale media als TikTok. Vanzelfsprekend komt deze polarisering mede daardoor ook in de klascontext tot uiting. Viaene hield een pleidooi om dergelijke tendensen niet te negeren, maar om de polariserende uitspraken net ten volle aanwezig te laten komen in het klasgesprek. De klas kan voor sommige jongeren immers de enige plaats zijn waar er ruimte is voor tegenspraak. Waar polarisering zich duidelijk versterkt door het opzoeken van gelijkgezinden en door in te spelen op emotionaliteit, kan volgehouden dialoog een weg wijzen uit het doolhof van een doorgetrokken wij-zij-denken. Nog volop op zoek naar een eigen identiteit, is het uiterst belangrijk dat kinderen en jongeren het gevoel ontwikkelen om ‘erbij te horen’ en om in dat samenspel ook helemaal zichzelf te kunnen zijn.
Sensitief taalgebruik
Indien we de dialoog op gang willen houden en negatieve polarisering willen vermijden, is het belangrijk om ons bewust te zijn van de taal die we gebruiken. Alleen al de intonatie waarmee we woorden uitspreken, kan aangeven of we al dan niet uitdrukking geven aan openheid ten aanzien van de andere en of we hetzij tegenover, hetzij naast elkaar willen blijven staan. Om die reden is het aan te raden om andere mensen de dialoog te laten voeren indien je jezelf te persoonlijk geraakt voelt door een bepaalde polariserende uitspraak, aldus Viaene.
De taal die we gebruiken kan ook helpen om bewust te blijven voor wat we als mensen met elkaar delen. Op die manier draagt een sensitief taalgebruik ertoe bij om elkaar niet volledig te verliezen in de verschillen. Zo is de term ‘migratiegeschiedenis’ te verkiezen boven het woord ‘migratieachtergrond’, aldus Vanderslycke van Orbit. In zekere zin heeft iedereen immers een stukje migratiegeschiedenis achter de rug door ooit te verhuizen, van school of job te veranderen,... Terzelfdertijd doet het woord migratiegeschiedenis meer recht aan de grote impact die deze ‘geschiedenis’ ook vandaag nog steeds kan hebben voor mensen die levensbedreigende situaties ontvlucht zijn. In tegenstelling tot wat de term ‘migratieachtergrond’ doet vermoeden, staat deze geschiedenis ook vandaag immers vaak nog heel erg op de voorgrond in hun leven. Orbit ontwikkelde samen met Broederlijk Delen en Welzijnsschakels het zogenoemde lexicon ‘Woorden in Beweging: spreken over migratie en superdiversiteit’. Dit lexicon bevat heel wat handvaten die een houvast kunnen zijn voor verbindende communicatie en helpen concreet om mee werk te maken van een inclusieve samenleving.
Interculturele competenties
Een sensitief taalgebruik kan deel uitmaken van een aantal competenties om met diversiteit om te gaan. Yvonne Denier, professor Ethiek aan de KU Leuven, benadrukte dat verzorgenden over interculturele competenties dienen te beschikken indien ze menswaardige zorg voorop willen blijven stellen. Drie elementen zijn belangrijk in die competenties. Ten eerste is het belangrijk om op inhoudelijk vlak enige kennis te hebben van de cultuur die van de jouwe verschilt maar waar je best veel in aanraking mee kan komen in je zorgcontext. Wat is de culturele achtergrond van deze mensen? Welke tradities en rituelen zijn voor hen belangrijk? Interne diversiteit mag hierbij zeker niet uit het oog worden verloren. Ten tweede is je houding erg belangrijk. Om intercultureel competent te zijn, dien je een open en nieuwsgierige houding te kunnen opbrengen voor de ander. Deze respectvolle en empathische houding vormt de basis om ten derde je vaardigheden aan het werk te zetten. Actief en geduldig luisteren, vragen stellen en de dialoog blijven aangaan, zijn onontbeerlijk om vervolgens samen redelijk te onderhandelen en afspraken te maken rond wat wel en niet kan en/of goed aanvoelt voor beide partijen. Binnen de context van de zorg is het bijzonder belangrijk om een dergelijke interculturele gevoeligheid aan te kweken. Mensen zijn hier immers op hun kwetsbaarst en net in deze kwetsbare situaties wordt het geheel van vaak onuitgesproken culturele voorkeuren en gehechtheden eens zo belangrijk. Ze kunnen met grote emotionaliteit omgeven zijn en raken zowel aan de fysische, psychische, sociale als spirituele dimensie van het menselijke leven.
Volgens Viaene voelt slechts 17% van de leerkrachten vandaag zich voldoende competent om les te geven in een samenleving die wordt gekenmerkt door superdiversiteit. Godsdienstleerkrachten kunnen hier mogelijks het voortouw in nemen. In het Secundair Onderwijs is men immers verplicht om 6 uur per jaar te werken aan de zogenoemde interlevensbeschouwelijke competenties (ILC), zo getuigde Emanuelle Monseur, godsdienstleerkracht in het Atheneum te Sint-Truiden. In het GO! onderwijs moet men daarvoor samenwerken met de leerkrachten van de andere levensbeschouwingen. Dit is niet altijd evident volgens Emanuelle, maar wel heel verrijkend; en dit zowel voor de leerkrachten, als voor de leerlingen. Leerlingen leren in haar ervaring veel meer over de inhouden en de beleving van andere levensbeschouwingen als dit vanuit een binnenperspectief wordt gebracht door leekrachten en leerlingen die ook echt aanhanger zijn van een specifieke godsdienst. Het werken aan interlevensbeschouwelijke competenties kan ruimte krijgen in diverse activiteiten. In het opzet 'Meet the teacher' kunnen leerlingen leerkrachten van verschillende levensbeschouwingen bijvoorbeeld interviewen. Een klastentoonstelling organiseren rond een bepaalde godsdienst of een uitstap maken naar een religieuze plaats vormen andere mogelijkheden.