De weg te voet
Gelukkig de mens, die op weg mag gaan.
Zoals het eerste mensenpaar
op verkenning in de schepping van wonder tot wonder.
Zoals het kleine kind
dat zijn eerste stapjes zet van vaders arm tot moeders hand.
Gelukkig de mens, die nog te voet mag gaan.
Hij voelt de aard van de aarde
grillige grond, ruw en rauw
zandezacht, kleverige klei
grond onder de voeten die hem draagt.
Hij ontmoet mensen
kinderen van de lente, spelende vlinders
herfstvruchten, die de winter vrezen.
Hij ontmoet mensen en hij hoort
hoe zij werken en vechten, genieten en treuren.
En hij gunt de aarde,
de lucht en de mensen de tijd om te spreken,
stil of met schokken en vlagen, de tijd om zich uit te spreken.
Gelukkig de mens, die nog te voet wil gaan.
Gelukkig de mens, die nog op weg kan gaan.
(Eugeen Laridon; 125 jaar Lourdesbedevaarten, Bisdom Brugge en Muurkranten, 2023, p. 37-38)