Religiefilosoof Louis Dupré overleden | Kerknet
Homilie in de uitvaartliturgie van de heer Louis Dupré (O.L.Vrouwekerk Kortrijk; 15.1.2022)
Beste Edith, geachte familie, mede-parochianen en collega’s en vrienden van Louis!
In naam van al wie verantwoordelijkheid draagt in de pastorale eenheid Onze-Lieve-Vrouw van Groeninge bied ik u ons christelijk meeleven aan bij het overgaan van uw goede Louis. Hij is net geen 97 jaar geworden. Nu is er een eind gekomen aan het rijk gevuld leven van een vorser, een liefhebber van de waarheid. In plaats van te filosoferen over God en eeuwig leven, mag hij nu ondervinden waarop hij altijd al gehoopt had: de helende, voltooiende liefde van het Geheim dat we God noemen.
In de eerste lezing, uit het boek Wijsheid (7, 7-16) kunnen a.h.w. Louis zelf aan het woord horen, zo zeer passen die oude woorden bij hem: ‘Onzelfzuchtig heb ik wijsheid verworven, onbaatzuchtig geef ik haar door, zonder haar rijkdom te verbergen. Zij is voor mensen een onuitputtelijke schat; wie haar verwerft raakt bevriend met God. (…) Wij zijn in Gods hand, met alles wat we zeggen, met al ons inzicht en al onze kundigheid’.
Louis heeft zijn hele leven gestudeerd. Hij heeft gezocht naar waarheid, niet zozeer die van de positieve wetenschappen maar eerder die waarheid die verborgen ligt in en achter de dingen van het leven. Louis had niet alleen een bijzonder scherp verstand. Zijn diepe hart kon hij ruim openstellen voor de ‘openbaringen’ die een mens te beurt vallen. Van het omgaan met die ‘Erschlossenheit’ die open gaat in ‘Etwas sehen’ heeft hij met zijn oeuvre maar vooral met zijn leven zelf getuigenis afgelegd.
Zijn intellectueel parcours startte met de wat onthutsende constatering dat de Marxistische benadering van de realiteit gewoon niets te zeggen heeft over religie, over God. Dit deed hem het atheïsme bestuderen. De leegte ervan. Om dan te ontdekken dat net in die leegte een religieus potentieel opgeslagen ligt. Louis is die met durf binnengegaan. Zelf getuigt hij hoe meer nog dan filosofie, poëzie en kunst in het algemeen hem hebben gegidst. Die leegte is met name geen gevaar maar biedt kansen om erin te gaan leven en stil te worden. Zichzelf te leren kennen in meditatie en stilte. Daar leer je, zo leert Louis het ons, hoe onbelangrijk de meeste dingen des levens zijn. Hoe je kan ontdekken dat de dood bij het leven hoort en iets schoons in zich draagt. Met Heidegger pleit hij ervoor om ons leven-ten-dode te doorleven. Te werken alsof je nooit zal sterven. En tegelijk elke dag te beseffen dat je sterfelijk bent. Hier groeit een intens bewustzijn van het leven in zijn volheid. Met Guardini herhaalde Louis: ‘etwas sehen und dann Es wagen’. Je leert te zien en dan waag je het erop.
De leerlingen op weg naar Emmaüs (Lucas 25, 13-35) zijn verblind door verdriet en ontgoocheling. Ze gaan terug naar hun dorp, naar hun oude leven. In stilte! En inderdaad, in die stilte gebeurt van alles. Ze confronteren zich met twee sterke vragen: wat kan in godsnaam de betekenis zijn van onschuldig lijden? Kan dat überhaupt vruchtbaar zijn? En God, waar is die dan? Dat is de eerste vragenbundel. Ze vinden antwoorden, niet in de filosofie (die in die tijd nochtans al sterk ontwikkeld was met Socrates en Plato o.a.) maar in de Bijbel. Ze herinneren zich de gekende Bijbelteksten die het daarover hebben. Ze leerden dat Jezus precies die onmacht is binnengegaan omdat hij daar een grote liefdevolle macht verhoopte. Omdat connectie met die Liefde net de ultieme vorm van vruchtbaarheid is. We kennen allemaal het refrein: 'wie zijn leven niet wil geven, niet wil delen met zovelen, gaat verloren. Maar wie wil delen wat hij heeft, die zal leven. Die zal opgegeten wéten dat hij leeft’. En daarmee komen ze bij de tweede vraag: waar kan je die Jezus nu nog ontmoeten (behalve in de Schriftwoorden)? Waar laat die Jezus zich ook nu nog zien? Daarvoor moeten ze aan tafel gaan en maaltijd houden. Brood breken. Gemeenschap stichten. Verbinding. Brandende harten worden. Daar wéét je wat leven kan zijn!
Jezus is de leegte binnengegaan. Elke dag van zijn rijke leven was gevuld met ontmoetingen met mensen, ontmoetingen met wie hij de Vader noemde. Telkens had hij zichzelf leeg gemaakt om te kunnen luisteren en zich te geven. Op het kruis is hij de absolute leegte binnengegaan. Dààr heeft het omvormende Licht hem opgevangen en omgevormd. Sindsdien leeft die Jezus overal waar mensen zichzelf op hun juiste plaats zetten, m.n. die van onbevangen toeschouwer van het spektakel van Liefde dat zich voortdurend ontvouwt. G. van het Reve dichtte ooit: ‘Eigenlijk geloof ik niets en twijfel ik aan alles, zelfs aan U. Maar soms, wanneer ik denk dat Gij waarachtig leeft, dan denk ik, dat Gij Liefde zijt, en eenzaam, en dat, in zelfde wanhoop, Gij mij zoekt, zoals ik U.” Misschien is het woord ‘wanhoop’ wat sterk, maar Reve vertolkt zo helder het verlangen dat een mens en zijn God bewoont, naar gemeenzaamheid, naar harmonie, naar leven-dat-duurt.
U zal het me niet kwalijk nemen te eindigen met het gebed dat Thomas van Aquino gewoonlijk bad wanneer hij ging studeren. Heeft Louis dit gebed gekend? Of hield hij het bij dat even wondere gebed van Anselm van Canterbury? Hoe dan ook, laten we bidden:
‘God, Almachtige Vader, Schepper van hemel en aarde.
Gij hebt uw schepping wonderlijk geordend.
Gij zijt bron en beginsel van licht en wijsheid.
Ik vraag U nederig,
vul mijn duister verstand met de stralen van uw helder licht.
Bevrijd me uit de strikken van zonde en onwetendheid.
Geef me scherpte van geest, diepte van inzicht, vlot en fijnzinnig begrip,
een betrouwbaar geheugen, en overvloedige genade in het spreken.
Toon me waar ik beginnen kan, begeleid me op de weg,
en geef dat ik mag bereiken waar ik zo diep naar verlang,
de waarheid te kennen en te omarmen.
Gij, die waarachtig God zijt en waarachtig mens,
en die leeft en heerst in de eeuwen der eeuwen. Amen.’
(vert. Niko Schonebaum, 2021)
Louis is ons maar enkele stappen voor. Laten we hem optrekken, aan de hand van Christus, het niet te stelpen Licht tegemoet. En wij volgen hem.