Zomaar een dag
Sinds enkele jaren heb ik de ziekte van Ménière. Of toch iets in die aard. Wanneer ik op een plek kom met veel prikkels – en zeker geluidsprikkels – word ik helemaal duizelig. Bovendien hoor ik alles veel scherper en luider dan ‘gewone’ mensen. Ik kreeg de raad om zoveel mogelijk drukte en lawaai te vermijden.
In de toepassing van die wijze raad is me door de jaren steeds meer opgevallen hoe druk en lawaaierig onze samenleving is. In een supermarkt klinkt het geluid van winkelkarretjes, pratende mensen, kassabiepjes en achtergrondmuziek door elkaar heen. In cafés, restaurants, op recepties en op feesten klinkt het geroezemoes voor mij oorverdovend. Onze uitgelaten kinderen doen mijn hoofd soms tollen.
Noodgedwongen ga ik steeds op zoek naar rustige plekjes. In het begin – en nu nog soms – voelde dat vrij eenzaam. Alsof de winterse rust van de natuur altijd in mijn leven aanwezig moet zijn. Ik mis de gezelligheid van zomerse terrasjes en de uitbundigheid van zomerse festivals. Ik mis het geklets van veel vriendinnen samen, het gejoel van kinderen in het zwembad en de vibes van onze percussiegroep.
Toch word ik gaandeweg creatiever. Zoals met Lichtmis het licht in de duisternis wordt gevierd, zo laat ik het steeds meer ‘zomeren’ in mijn rustige winterbestaan. Ik nodig kleine groepjes mensen uit bij mij thuis. Ik ga met vriendinnen wandelen in het bos. Mijn man filmt het dansoptreden van onze dochter zodat ik het nadien samen met haar en met heel wat decibels minder kan bekijken en beluisteren.
Het ligt er maar aan hoe je kijkt. Als de gewone dingen niet meer vanzelfsprekend zijn, zijn er nieuwe kansen.
Je wordt creatiever en je ontdekt andere dingen. Ergens is het altijd wel een beetje bijna-Pasen, hoe klein ook.
Als je het maar laat zomeren.
Sylvie