Het woord vooraf' kadert deze twaalfdelige reeks 'Samen groeien naar en nieuw begin'.
Naar de vorige stap: Weten dat je vergeving waard bent en al vergeving kreeg.
We zitten vast
Ik kwam haar tegen op een receptie en herkende haar meteen, al was het lang geleden dat ik haar gezien had. Ze had maar liefst drie keren de groeigroep in vergeving gevolgd. Nog steeds had ze die wonderlijke combinatie van een blije glimlach en droevige blik. ‘Ik heb er zeker geen spijt van dat ik die groepen heb gevolgd’, vertelde ze. ‘Ik heb er ongelooflijk veel uit geleerd. Maar het heeft niet gewerkt voor me.’ ‘Wat bedoel je daarmee?’ wilde ik weten. Ze haalde haar schouders op. ‘Dat ik hem nog steeds niet heb kunnen vergeven natuurlijk’, zei ze. ‘En dat is wat je wilde bereiken’, vulde ik aan. Ze knikte, wat verwonderd over zo een vanzelfsprekende opmerking. We praatten nog wat verder over koetjes en kalfjes. Het was een prettig gesprek. Toen we afscheid namen, informeerde ik of ze nog steeds het boek van Monbourquette op de boekenplank had staan. Ja, dat had ze. ‘Het loont echt de moeite om het af en toe te herlezen’, probeerde ik zachtjes. ‘Zeker stap 10 geeft zoveel rust…’
|
Als je de 12 stappen van Monbourquette overloopt, wekt stap 10 de grootste verwondering op. Het lijkt bijna een flauwe grap: dan doe je al die inspanningen omdat je er zo naar verlangt te vergeven, eindelijk ben je zover gekomen, en plots staat er dat bordje ‘Ophouden met absoluut te willen vergeven.‘ Het klinkt bijna als ‘Terug naar start’.
Toch wordt er hier een grote en belangrijke stap gezet: niet op het gebied van het doen, maar van het zijn. Je stopt met de held te zijn van jouw eigen vergevingsweg, de auteur van jouw vergevingsverhaal. Je laat jouw verlangen naar persoonlijke perfectie los. Je houdt op met ‘proberen te vergeven’, maar je geeft niet op.
Je maakt enkel ruimte in jezelf, zodat Gods Geest in alle vrijheid Gods liefdeswerk kan doen in jou.
Je blijft op weg in vergeving, maar stippelt zelf niet meer de route uit. Je volgt en laat je leiden, onbezorgd over de hoeveelheid tijd die het zal kosten. Een maand of een leven, het maakt niet uit, je vertrouwt.
Vergeving en presteren
Op weg willen gaan in vergeving is iets moois, een wonder van liefde.
Maar net zoals in ‘slechte’ dingen ‘goede’ bedoelingen kunnen zitten (zie stap 7), kunnen in ‘goede’ zaken ‘slechte’ dingen binnensluipen. Dat is eigen aan het leven.
De gedreven netwerker voor een project rond de kwetsbare mens ontdekt dat hij of zij mensen is beginnen onder te verdelen in twee categorieën: interessant of niet interessant, en dat daarmee de kwetsbare mens juist vergeten werd. De moeder die zich helemaal geeft voor haar kinderen merkt dat ze deze kinderen ongezond afhankelijk van haar maakt. De succesvolle onderzoeker rond spiritualiteit van kinderen ontdekt dat hij of zij nauwelijks nog tijd heeft om te spelen met kinderen.
Dit is bij vergeving niet anders.
Samen met het mooie besluit te willen vergeven, kan een al te grote gerichtheid op het einddoel ontstaan. Het einddoel wordt belangrijker dan de weg. Er ontstaat ongeduld omdat het zo lang duurt en het ‘falen’ wordt beantwoord met een groeiende hardnekkigheid. De vergeving is een project geworden met zichzelf in de hoofdrol. Het is een persoonlijke prestatie geworden waarbij de volhouder wint.
Als we deze hardnekkigheid bij onszelf herkennen, heeft het niet de minste zin om op deze manier verder te gaan. Zelfs wanneer we toch iets zouden bereiken dat lijkt op vergeving, is er niet de minste kans dat iemand die als deugddoend geschenk kan ontvangen. Wanneer vergeving een prestatie wordt, zitten we in de dynamiek van slagen of falen, winnen of verliezen. Wie kan vergeving aanvaarden van iemand die met enige zelfgenoegzaamheid laat blijken dat het weliswaar erg moeilijk was, maar dat hij of zij er toch in geslaagd is te vergeven? Wie ervaart een dergelijke vergeving als een liefdesgeschenk?
Een dergelijke vergeving draagt niet bij tot een hechtere relatie noch tot een positieve verandering. Een dergelijke vergeving maakt de kloof tussen gever en ontvanger alleen maar groter. Wat iemand vanuit een hoger zitje naar beneden gooit, heeft niet voldoende kracht om voor heling te zorgen.
Is het daarom dat God met zijn geschenk van vergeving tot ons kwam als een baby? Is de kwetsbare God in onze armen de enige van wie mensen de goddelijke vergeving kunnen aannemen?
In deze stap laten we elke hardnekkigheid los. We omhelzen onze onmacht om te vergeven. We vertrouwen op Iemand die groter is dan ons om het ritme en de vreemde kronkels in onze weg te bepalen.
Camila (°) is een meisje van twintig. Al van bij de eerste keer dat ze haar vriend Jonathan mee naar haar huis nam, was het haar opgevallen dat haar zus Sara het wel erg goed met hem kon stellen. Ze probeerde die jaloezie in te tomen, maar ook bij de volgende bezoeken leek Jonathan haar wel vergeten te zijn, zo geanimeerd waren zijn gesprekken met Sara. Jonathan bleef alles ontkennen tot Camila een maand later tientallen gewiste boodschappen ontdekte op de laptop van haar vriend, die overduidelijk aangaven dat hij een stiekeme relatie was begonnen met haar zus. Camila was er kapot van en beëindigde de relatie met Jonathan. Na een tijd merkte ze dat haar boosheid op Jonathan verminderd was, maar de haat voor haar zus leek met de dag toe te nemen, al had die al lang geen relatie meer met Jonathan. Ze kon het niet meer verdragen om in haar buurt te zijn. Ze kon er zelfs niet meer van slapen. In haar wanhoop begon ze te bidden dat ze erin mocht slagen om Sara te vergeven. Er gebeurde niets. Uiteindelijk veranderde ze haar gebed. ‘Heer, u weet dat ik haar niet kan vergeven. Ik geef u mijn onvermogen om te vergeven. Wilt u mij uw vergeving geven, op uw tijd.’ Ze had gedacht dat ze op een mooie dag zou opstaan en merken ‘Hé, ik heb Sara echt vergeven.’ Maar dat was niet wat er gebeurde. Na een heel lange tijd, bijna een jaar, begonnen er, tijdens de gebedstijd, mooie herinneringen terug te komen aan haar zus: de ontelbare keren dat ze elkaar getroost hadden, samen gestudeerd hadden of samen gelachen hadden. Ze had ontdekt dat ze nog steeds van haar zus hield.
Camila heeft het er, een jaar later, soms nog moeilijk mee om Sara te ontmoeten. Ze kijkt er zelden naar uit, maar ziet er ook zelden tegen op. Haar slapeloosheid is verdwenen. Er zijn al momenten geweest dat ze het echt fijn vond om met Sara te praten. Ze maakt zich geen zorgen meer over die wisselvalligheid in haar gevoelens. Ze is eerlijk over die gevoelens in haar gebed. Daar kan ze alles in vertrouwen loslaten, en ze gaat verder op de weg die ze gekozen heeft.
|
Misschien is zelfs een van Jezus’ uitspraken aan het kruis een uiting van deze dynamiek van loslaten. Doorheen de evangelies zien we Jezus zeggen ‘Uw zonden zijn u vergeven.’ ‘Ook ik veroordeel u niet.’ Maar aan het kruis genageld, vernederd, verminkt, verlaten door God en mensen zegt Hij niet tegen zijn beulen: ‘Uw zonden zijn u vergeven’.
Hier klinkt: ‘Vader, vergeef het hun, want ze weten niet wat ze doen.’ (Lc 23,34)
Kan het zijn dat Jezus hier aan God vraagt te vergeven waar Hij dat niet meer kon? Toont Jezus zelf ons hier de weg in vergeving?
Ik herinner me niet meer waarover we ruzie hadden, maar wel nog dat we na een pittige woordenwisseling, ons allebei terugtrokken, overtuigd van ons groot gelijk. Ik begon te rammelen met potten en pannen in de keuken, Luc ging de tuin te lijf met de snoeischaar. Op een bepaald moment, toen de woede wat bekoeld was, keek ik naar buiten. Hij was net de rozen aan het bijsnoeien. Hij zette een stap achteruit om het resultaat te bekijken en boog zich dan opnieuw voorover naar de rozenstruik. Zorgzaam, bijna teder, en ook een beetje eenzaam. Plots voelde ik hoe de woede helemaal verdween. Ik wist dat ik geen ruzie met hem wilde en dat ik hem graag zag. Ik ben naar buiten gegaan en we hebben elkaar omhelsd. Is dat vergeving? Het kwam vanzelf.
Ella
Uit: Katie Velghe, Gelukkig gezin. Zin vinden in het leven van elke dag, Tielt, Lannoo, 2012, blz. 67.
|
Vergeving en morele plicht
Soms wordt deze hardnekkigheid nog versterkt door een moreel plichtsgevoel.
Het gaat er dan niet alleen over dat we willen afmaken wat we begonnen zijn, dat we willen slagen in ‘onze’ vergeving, we voelen ons hierin ook nog bevestigd door een goddelijke opdracht. Het zijn niet alleen wij die kost wat kost willen vergeven, God zelf zegt dat we moeten vergeven.
Hier zit natuurlijk een grond van waarheid in. Het hele Nieuwe Testament staat vol met de oproep te vergeven.
‘Vergeef ons onze schulden, zoals ook wij hebben vergeven wie ons iets schuldig was’ (Mt 6,12)
‘Wees goed voor elkaar en vol medeleven, vergeef elkaar zoals God u in Christus vergeven heeft.’ (Ef 4,32)
De dringendheid en frequentie van deze oproepen maken duidelijk dat het om iets heel belangrijks gaat.
Ook Petrus, een van de twaalf leerlingen, hoort Jezus telkens opnieuw tot vergeving oproepen. Het hoeft ons dan ook niet te verwonderen dat hij meer wil weten over deze oproep. Hij vraagt om een morele regel. Hij wil precieze informatie over de vergeving. Net zoals wij, wanneer ons op het werk een belangrijk project wordt toevertrouwd, van alles willen weten om het tot een goed einde te kunnen brengen. Wat is de deadline? Hoe omvangrijk moet het zijn? Wie is de doelgroep? En misschien ook: welke bonus levert het ons op?
Daarop kwam Petrus bij hem staan en vroeg: ‘Heer, als mijn broeder of zuster tegen mij zondigt, hoe vaak moet ik dan vergeving schenken? Tot zevenmaal toe? Jezus antwoordde: ‘Niet tot zevenmaal toe, zeg ik je, maar tot zeventigmaal zeven.’ (Mt 18,21-22) |
Het antwoord van Jezus laat zien dat vergeving weliswaar iets is wat we moeten doen, maar toch van een heel andere orde is dan wat wij doorgaans verstaan onder plicht. Vergeving is iets dat niet kan ingedamd of bemeten worden: wanneer het komt, komt het in overvloed.
De ‘morele plicht’ mag geen alibi zijn om van vergeving een prestatie te maken.
Echte vergeving werkt steeds verbindend. Maar als vergeving uitsluitend wordt ervaren als een morele plicht, wordt er altijd iemand vernederd.
Ofwel voelt de persoon die wil vergeven zich vreselijk omdat het niet lukt.
Of het ‘lukt’ wel, en de persoon die vergeeft, verheft zich ten koste van de zondaar die vergeving moet ontvangen. De ander wordt gereduceerd tot een object, een figurant in het eigen vergevingsepos.
Terwijl we onszelf wijsmaken te doen wat God wil, proberen we zelf God te zijn.
Jean Monbourquette illustreert dit met het verhaal van een van zijn cliënten: een voormalig missionaris. Deze man had een groot deel van zijn leven gegeven aan de evangelisatie van de gemeenschap die hem was toevertrouwd. Maar zijn ijverig missioneringswerk werd niet door iedereen gewaardeerd, wel integendeel. Toen de provinciaal hiervan hoorde, beval hij de missionaris zijn missiepost te verlaten en naar zijn land terug te keren. De missionaris kon zich maar heel moeilijk bij dit besluit neerleggen. Naar buiten toe liet hij weinig merken, maar inwendig worstelde hij met wrokgevoelens. Na een tijd besloot hij dat hij zich van deze gevoelens wilde bevrijden en dat hij zijn ex-provinciaal het onrecht en het leed dat hij hem had aangedaan wilde vergeven.
Hij begon met voor hem te bidden. Meerdere keren per dag herhaalde hij bij zichzelf ‘Ik vergeef u’, maar het was vergeefse moeite. Hoe meer hij zich inspande, hoe dieper zijn wrok werd. Ten einde raad greep deze pater naar een laatste redmiddel: een gesloten retraite met als enig doel: erin slagen te vergeven. Hij ging meteen aan het werk: hij las over vergeving, dacht na over vergeving, zat uren in de kapel te herhalen ‘ik vergeef u’. Soms dacht hij dat hij zijn doel had bereikt, maar de dag nadien stond hij op met dezelfde pijn in het hart. Op de avond van de vierde dag zat hij in de kapel te mediteren en nam het Nieuwe Testament. Hij sloeg het op een willekeurige bladzijde open en zag de tekst over de genezing van de lamme. Zijn oog viel op de opmerking van de Farizeeërs: ‘Alleen God kan vergeven.’ Opeens besefte hij hoe zinloos het was om alleen op zijn eigen kracht te vertrouwen. Hij begreep eindelijk dat hij gedreven was door een verlangen naar macht. Al zijn mooie inspanningen hadden alleen gediend als camouflage voor zijn woede en wrok. Hij werd zich bewust van zijn onuitgesproken verlangen zijn ex-provinciaal in grootmoedigheid te overtreffen en zich tegelijk op een subtiele manier op hem te wreken. Deze ontdekking bracht hem ertoe zich totaal aan God over te geven. Eerst probeerde hij zich te ontspannen. Dan stelde hij zich open voor de genade van vergeving maar zonder te willen weten wanneer, waar of hoe hij die zou ontvangen. Twee dagen later kreeg hij het vage, almaar duidelijker wordende gevoel dat er iets in hem loskwam. Hij werd overspoeld door een grote vrede. Zijn hart werd minder zwaar en zijn ziel was bevrijd. Eigenaardig genoeg had hij zelfs de behoefte niet meer om de toverformule ‘ik vergeef u’ te herhalen. De wrok had haar greep gelost en de vergeving had haar intrek genomen.
Jean Monbourquette, geciteerd in Claude Vandevoorde, Interdiocesane Dienst voor Gezinspastoraal, Als je de vrede zoekt, Handleiding groeigroep vergeving, 2004, Tiende bijeenkomst, blz. 12-13.
|
Geduld in plaats van hardnekkigheid
Het woord ‘genade’ duikt steeds vaker op. ‘Goddelijke genade’ – wat is dat? In stap 11 gaan we hier dieper op in.
Hier volstaat het te zeggen dat onze opdracht erin bestaat om hardnekkigheid te vervangen door zachtmoedigheid. Onze gretigheid, doelgerichtheid en ambitie willen we beantwoorden met geduld.
Geduld leren we zelden op de schoolbanken of in een werkcontext. Daar moeten doelstellingen bereikt en targets gehaald worden. De natuur is een veel betere leermeester van geduld.
De bomen wachten geduldig op de lente, die komt, wanneer ze komt en geen dag eerder. De vogels trekken weg als het tijd is. De velden wachten op de regen. Het gras groeit niet sneller dan het groeit, en al zeker niet door eraan te trekken.
Telkens opnieuw leert de natuur de mens lessen in geduld. Soms door er gewoon naar te kijken, soms is de les pijnlijker. Een laagje sneeuw van drie centimeter dwingt heel Vlaanderen om doelstellingen te laten schieten. Een omgewaaide boom kan betekenen dat we te laat komen voor een belangrijke afspraak. Een natuurramp of pandemie drukt er ons met onze neus op hoe kwetsbaar we zijn en hoe weinig we zelf in handen hebben.
Kwetsbare mensen staan vaak nog veel dichter bij deze natuur en haar ritme. Zo dwingen kinderen, mensen met een beperking, chronisch zieken en ouderen ons om ons ritme naar beneden te halen, planningen te herzien en geduldig te zijn, in liefde.
Veel mensen leerden geduldig te zijn in pijnlijke en tragische omstandigheden. Dat ons onrecht is aangedaan, is een dergelijke omstandigheid.
Niet rekenen en tellen; maar rijpen als een boom die zijn sappen niet opstuwt en die rustig in de voorjaarsstormen staat zonder angst dat er daarna geen zomer zal komen. Die komt toch, maar hij komt alleen voor de geduldigen die leven alsof de eeuwigheid voor hen ligt, zo zorgeloos stil en weids. Ik leer dat dagelijks, leer het met pijnen waarvoor ik dankbaar ben: GEDULD is alles!
Uit: Etty Hillesum, In duizend zoete armen. Nieuwe dagboekaantekeningen van Etty Hillesum, De Haan, 1984, blz. 139.
|
STAP 10 IN EEN NOTENDOP
- Op weg gaan in vergeving is … vergeven als prestatie loslaten. De weg is niet minder belangrijk dan de eindbestemming.
- Op weg gaan in vergeving is … vergeving als morele plicht loslaten. Echte vergeving is zo overvloedig dat we die zelf niet kunnen maken.
- Voor de weg in vergeving is geduld belangrijker dan uithoudingsvermogen of doelgerichtheid.
|
STAP 10 BIJ JOU THUIS
Word je zelf bewust van jouw reacties op hardnekkigheid of loslaten. Hoe reageer je wanneer je hardnekkig bent? Welke signalen zend je dan uit? Wat merk je op in jouw lichaam? Hoe gedraag je je? Stel je dezelfde vragen wanneer je iets loslaat.
Ga met de kinderen kennismaken met de bomen in de buurt. Herhaal deze wandeling in alle seizoenen. Maak een bomenboekje waarin je beschrijft, tekent, foto’s of gedroogde bladeren kleeft. Je kunt ook elke boom een naam geven. Verwonder je samen met de kinderen over de veranderingen in de bomen. Stel vragen als: Ik vraag me af wat die boom ervan vindt dat hij nieuwe bladeren krijgt / dat hij helemaal kaal wordt / dat hij al die nieuwe kleuren krijgt / dat de storm takken afscheurt / … Ik vraag me af wat de boom gaat doen nu dit gebeurd is. Ik vraag me af of de boom het meest van de lente of de herfst houdt. …
Laat de kinderen de loop van het gesprek bepalen, probeer geen inzichten te forceren.
Misschien komt er een moment dat je met grotere kinderen volgend citaat leest.
"Bomen kunnen ons heel wat leren over ‘heling’. De natuur is een open boek, een boek dat door God zelf is geschreven. Bernardus van Clairvaux schreef reeds: ‘Ik heb geen andere leermeesters dan de beuken en de eiken.’ In hun kracht tonen bomen de weg naar heling en vergeving. Elk jaar opnieuw groeien ze van wonden naar verwondering. Door hun bladeren los te laten, zich in vertrouwen over te geven aan de kilte van de winter en zich vervolgens open te stellen voor de warmte van de zon, komen zij elk jaar opnieuw tot bloei."
Uit: Ria Weyens, Van wonde naar verwondering, Carmelitana, 2000.
|
Goed om te weten
Naar de vorige stap: Weten dat je vergeving waard bent en al vergeving kreeg.
Naar de volgende stap: Je openstellen voor de genade