Het woord vooraf' kadert deze twaalfdelige reeks 'Samen groeien naar en nieuw begin'
Naar de vorige stap: Begrip opbrengen voor wie je onrecht deed
We zitten vast
‘Het gaat nu beter met me’, vertelt Erna (°) in de lotgenotengroep. ‘Ik heb mijn leven terug op de rails. Ik heb een lieve vriend waarmee ik toffe uitstappen kan doen. Ik heb terug plezier in mijn werk. Maar dat alles neemt niet weg dat ik meer dan vijfentwintig jaar van mijn leven geprobeerd heb om een alcoholverslaafde man te redden. Mijn hele jeugd heb ik weggegeven aan die man, en het heeft niets geholpen. Ik ben niet meer boos op hem, ik heb compassie met hem. Maar ook met mezelf en mijn kinderen: ik heb een groot deel van mijn leven verspild aan een verloren zaak, ik heb onze kinderen laten opgroeien in een onveilige omgeving, en dat kan het heden of de toekomst niet goedmaken.’ |
Iedereen heeft nood aan een zin voor zijn of haar leven. Wie geen zin vindt in het leven, kan ook moeilijk zin hebben in het leven.
Dat moeten we heel letterlijk nemen. De psycholoog Victor Frankl, overlevende van Auschwitz, concludeerde dat ‘de mens klaar en bereid is om elk lijden te dragen zolang hij er het nut van kan inzien.’ Wie een levenszin vond die het onrecht en lijden in Auschwitz oversteeg, had een veel hogere overlevingskans dan wie dit niet vond.
Ook wij bouwen onze levenszin geleidelijk op met onze persoonlijke dromen en verlangens, waarden en idealen, kennis en ervaring. Kwetsuren lijken dit dierbare bouwwerk te beschadigen, zware kwetsuren lijken het zelfs met de grond gelijk te maken.
Kunnen we ondanks onze kwetsuren toch een zin in ons leven ontdekken?
Of durven we stellen dat we mede dankzij onze kwetsuren een diepere zin in ons leven ontdekken?
Kwetsuren en bijleren over het leven
Er is nooit een tijd geweest waarin zo een groot deel van de mensen geloofde in de maakbaarheid van het leven. The sky is the limit. Je kunt het als je denkt dat je het kunt. Yes, we can.
Deze manier van denken zorgde en zorgt voor een grote dynamiek. Vele grote en goede dingen zijn verwezenlijkt door mensen die geloofden dat ze het konden. Tegelijk werpt ze een grote schaduw op onze samenleving.
Als wij helemaal bepalen hoe ons leven eruitziet, doemt meteen de gitzwarte tegenhanger van deze levensfilosofie op: het is dan ook onze schuld wanneer blijkt dat het niet gelukt is. Het is geen toeval dat afwijzing van zichzelf, zelfverwijten en zelfs zelfhaat (zie stap 6) zo overvloedig aanwezig zijn in onze samenleving.
Of nog: vermits het leven maakbaar is, is de realisatie van al onze dromen haalbaar. Van daaruit is het maar één denkstap naar: we hebben recht op de realisatie van onze dromen. Als onze dromen niet uitkomen, zijn we niet alleen teleurgesteld maar ook diep gekwetst en boos, want we hebben iets niet gekregen waar we ‘recht’ op hadden.
Elke tijd heeft zijn eigen mythes. Voor ons is het gemakkelijk om de mythes van de middeleeuwen of de victoriaanse tijd te doorprikken, maar onze eigen mythes ademen we dagelijks in via media, gesprekken met andere mensen, het onderwijs, … Deze mythes worden niet in vraag gesteld. We herkennen ze niet eens, net zoals een vis zich niet bewust is van het water waarin hij zwemt en in welke mate het vervuild is of niet.
Het is doordat we gekwetst worden dat we zaken in vraag stellen.
Is het leven wel maakbaar? Is het zo vanzelfsprekend dat ik een goede gezondheid, vertrouwensvolle relaties, vast werk, jeugd en een slanke lijn… heb? Op basis waarvan zou ik hier ‘recht’ op hebben? Is dat trouwens wel het belangrijkste? Op basis waarvan weet ik zo klaar en duidelijk wat er goed en belangrijk is voor mij en mijn omgeving, en wat niet?
Zo verwijzen kwetsuren ons naar een wijder en realistischer wereldbeeld. Dit betekent zeker niet dat we alles op een rijtje hebben. Misschien houdt dit realistischer wereldbeeld meer vragen dan antwoorden in. ‘Ik zal het nooit weten, maar dát, dat weet ik’, zong Jean Gabin al. Deze gedachte vinden we ook terug in onderstaande Chinese legende.
Op een dag verliest een boer een van zijn mooiste hengsten. Dat prachtige paard is er zomaar vandoor gegaan. Zijn vrienden proberen hem te troosten. ‘Wat heb je toch tegenslag’, zeggen ze. De boer antwoordt: ‘Het is mogelijk.’ De volgende morgen verschijnt zijn hengst plots terug, geflankeerd door drie wilde merries. De vrienden haasten zich om de boer te feliciteren met zijn nieuwe rijkdom. Opnieuw volgt hetzelfde lachwekkende antwoord: ‘Het is mogelijk’. Op een dag breekt de zoon van de boer zijn been, terwijl hij probeert een van die mooie merries te berijden. De vrienden haasten zich opnieuw om hun medeleven uit te drukken. Maar de boer antwoordt op dezelfde neutrale manier: ‘Het is mogelijk.’ Enkele dagen later komt een groep militairen het dorp binnen om jongeren te rekruteren voor het leger om oorlog te gaan voeren. Ze zijn niet geïnteresseerd in de gehandicapte boerenzoon met zijn gebroken been. ‘Wat een geluk’, roepen de buren uit tegen de boer. En de boer herhaalt: ‘Het is mogelijk.’
Bron: J. Monbourquette, Hoe vergeven? Vergeven om te genezen. Genezen om te vergeven, Altiora Averbode, 2001, blz. 154.
|
Vaak is het door vooroordelen en vastgeroeste ideeën, beïnvloed door de mythes van onze tijd, dat we gefrustreerd en ontgoocheld geraken.
Hiermee willen we zeker niet de tragedies en kwetsuren van het leven minimaliseren.
De pijn om het verlies van iemand of iets waar we van houden is diep, reëel en universeel. De pijn omdat we menen dat we recht hebben op al deze goede dingen, de teleurstelling omdat we dachten dat we ze konden maken of verdienen is niet universeel en typisch voor onze cultuur.
Mijn overgrootmoeder kreeg 14 kinderen. Slechts 7 daarvan zijn volwassen geworden. Een paar stierven er als baby, een paar als jong kind door mazelen, roodvonk of een andere ziekte. Als kind luisterde ik heel graag naar de verhalen van mijn grootmoeder over haar kindertijd. Maar dit verhaal kon ik niet vatten. Ik was vooral geschokt door de rustige manier waarop ze erover sprak. Ik begreep niet hoe je zoiets kon meemaken en niet zelf sterven van verdriet. ‘Maar waren jij en je mama dan niet vreselijk triestig?’ vroeg ik. ‘Natuurlijk waren we triestig’, zei ze. ‘Maar in elk gezin stierven er kinderen. Het hoorde erbij.’ |
Door zijn wereldbeeld zal de boer in Mali wiens oogst half vernietigd wordt door droogte misschien minder diep gekwetst zijn dan de familie van wie de skivakantie niet kan doorgaan door gebrek aan sneeuw. Door haar kijk op het leven zal de jonge vrouw in Venezuela nauwelijks stilstaan bij hoe ze eruitziet, terwijl iemand van haar leeftijd in Europa letterlijk doodongelukkig is omdat ze een paar kilo meer weegt dan haar schoonheidsideaal.
Kwetsuren geven ons een realistischer wereldbeeld. Een realistischer wereldbeeld kan ons helpen om de kwetsuur als draaglijker te ervaren.
Kwetsuren en bijleren over mensen: anderen en jezelf
Kwetsuren hebben ook de kracht om onze kijk op anderen en onszelf te veranderen.
Ze doorbreken onze neiging om mensen in zwart-witcategorieën in te delen. Mensen die we vertrouwden, stellen teleur. Onze eigen reactie op een kwetsuur, stelt ons teleur. Mensen van wie we het niet verwacht hadden, zijn er voor ons nadat we gekwetst werden. Mensen van wie we steun verwacht hadden, geven die niet.
Het blijkt allemaal anders en complexer te zijn dan we dachten.
‘Ik doe mijn groepswerk samen met Daan (°)’, zegt Ewout. Hanna kijkt haar tienerzoon verrast aan. ‘Ik dacht dat je niet kon opschieten met Daan.’ ‘Mja’, zegt Ewout. ‘Hij is nog chill.’ ‘Hoe is dat zo veranderd?’ ‘Ja. Weet je nog toen Dumbo mij…’ ‘Bedoel je meneer Van De Velde?’ ‘Ja, die. Toen die mij zo belachelijk maakte en de hele klas zat te lachen, was Daan de enige die niet meedeed. En in de middagpauze heeft hij me geholpen bij mijn wiskunde. Ik dacht dat hij zo een streber was, maar hij valt nog mee.’
|
Een diepe kwetsuur dwingt ons ook om op zoek te gaan naar een diepere identiteit. Wanneer ons oude zelfbeeld beschadigd wordt of zelfs aan diggelen ligt, hebben we de keuze: hier levenslang om treuren of dieper gaan en vanuit die diepte zoeken naar een nieuw zelfbeeld.
‘Wie ben ik?’ is niet alleen een vraag die tieners en adolescenten bezighoudt. In elke kwetsuur of verlieservaring zit een uitnodiging om opnieuw een antwoord op deze vraag te vinden. De vraag klinkt na het verlies van een geliefde, een droom of ambitie, een relatie of een rol. De vraag klinkt wanneer we 20 of 50 worden, op pensioen gaan of een job afronden en ruilen voor een andere.
Het helpt om deze grote vraag op te splitsen in kleinere vragen.
Wat heb ik geleerd van het ondergane onrecht?
Wat heb ik bijgeleerd over mezelf?
Welke grenzen heb ik bij mezelf ontdekt?
Welke hulpbronnen of levenskrachten heb ik bij mezelf ontdekt?
In welke mate heb ik daar beroep op gedaan?
Zijn mijn relaties met anderen veranderd, en op welke manier?
Is mijn godsbeeld veranderd?
Welke nieuwe levensdoelen heb ik mezelf gesteld?
‘Ik heb een heerlijke kindertijd gehad, zo een met een gouden randje. Daar ben ik mijn ouders nog steeds dankbaar om’, vertelt de twintiger aan de begeleider. ‘En ik herinner me nog het moment wanneer de zeepbel uit elkaar spatte.’ De begeleider knikt en zwijgt, afwachtend of de jonge vrouw meer wil vertellen. ‘Ik liep rond in onze tuin. Ik had dat zo vaak gedaan, en had me dan telkens Alice in Wonderland gevoeld, maar op de een of andere manier zag de tuin er nu anders uit. Op school had iemand me uitgelachen omdat ik dik was. Zelfs mijn vriendinnen hadden meegelachen. Opeens besefte ik dat het leven veel harder en lelijker was dan ik gedacht had.’ ‘Dat moet een pijnlijk moment geweest zijn, dat je je dat nu nog zo herinnert.’ ‘Ja’, knikt de jonge vrouw. ‘Maar toch zie ik het als iets positiefs. Het was het moment waarop ik mijn eigen weg begon te gaan. Ik werd een beetje meer ‘mezelf’.
|
Kwetsuren en meer leren over God
Een diepe kwetsuur raakt ook aan ons godsbeeld.
De god die verdacht veel lijkt op Sinterklaas en ons ‘lekkers’ garandeert als we ‘goed’ zijn, kan niet overeind blijven wanneer onschuldige mensen onrecht ervaren.
De afstandelijke, onverschillige god blijkt waardeloos en betekenisloos wanneer we eenzaam en wanhopig zijn.
De god die als een boekhouder elke wrokkige gedachte bijhoudt, maakt onze ellende alleen maar dieper.
De god die meteen schuldigen afstraft, schiet duidelijk tekort. En zo kunnen we nog een paar voorbeelden opsommen (zie verder stap 11)
Alle valse goden, die rustig overeind blijven zolang alles goed gaat, vallen van hun sokkel wanneer er een echte, diepe kwetsuur is. Dit brengt grote verwarring met zich mee. Wie deze weg van onzekerheid toch durft te gaan, kan een nieuw en groter beeld van God ontdekken. Een voorbeeld hiervan in extreme omstandigheden lezen we in het dagboek van Etty Hillesum, een jonge joodse vrouw die leefde in Amsterdam. Haar dagboek begint in maart 1941 en eindigt in 1943 in het strafkamp Westerbork.
Vrijdagochtend. De ene keer is het een Hitler, de andere keer voor mijn part Iwan de Verschrikkelijke, de ene keer is het de resignatie en een andere keer oorlogen of de pest en aardbevingen en hongersnood. Het gaat er in de laatste instantie om hoe men het lijden, dat toch essentieel voor dit leven is, draagt en verdraagt en verwerkt en dat men een stukje van z’n ziel ongeschonden bewaren kan door alles heen. En dit is het enige wat we in deze tijd kunnen redden en ook het enige waar het op aan komt: een stukje van jou in onszelf, God. En misschien kunnen we er ook aan meewerken jou op te graven in de geteisterde harten van anderen. Ja, mijn God, aan de omstandigheden schijn jij niet al te veel te kunnen doen: ze horen nu eenmaal bij dit leven. Ik roep je er niet voor ter verantwoording. Jij mag ons daar later voor ter verantwoording roepen. En haast iedere hartslag wordt het me duidelijker: dat je ons niet kunt helpen maar dat wij jou moeten helpen en dat we de woning in ons, waar jij huist, tot het laatste ogenblik toe moeten verdedigen. Er zijn mensen, het is heus waar, die nog op het laatste ogenblik, stofzuigers in veiligheid brengen en zilveren vorken en lepels, in plaats van jou, mijn God. En er zijn mensen die hun lichaam in veiligheid brengen die toch maar alleen behuizingen zijn voor duizend angsten en verbitteringen. En ze zeggen: mij zullen ze niet in hun klauwen krijgen. En ze vergeten dat men in niemands klauwen is, als men in jouw armen is. Ik begin alweer wat rustiger te worden, mijn God door dit gesprek met jou.
Bron: E. Hillesum, Het verstoorde leven, dagboek van 1941-1943, Uitgeverij Balans, 2014.
|
Een nieuwe zin opbouwen met deze nieuwe gegevens
Kwetsuren hoeven dus geen einde te zijn, ze kunnen het begin zijn van een nieuwe weg.
Wie op een goede manier omgaat met kwetsuren, herkent drie stappen in de verwerking: de rouw, het opbouwen van een betere kennis of dieper inzicht, en ten slotte verdergaan met je leven, bouwen aan een nieuw project.
Allereerst is er de rouw om het geleden onrecht. Deze rouw is natuurlijk recht evenredig aan de diepte van de kwetsuur. Soms hebben we de neiging om bepaalde kwetsuren te negeren omdat ze ‘klein’ zijn of ‘nu eenmaal bij het leven horen’.
Toch heeft alles wat we aanvoelen als wonde ook nood aan verzorging.
Wanneer een kind huilend thuiskomt omdat het op school werd uitgelachen, is er nood aan dat moment van ‘rouw’, waarbij er geluisterd wordt naar het verhaal en de pijn erkend wordt.
Wanneer een tiener meemaakt dat de jongen of het meisje waarop hij of zij verliefd was, met iemand anders een relatie begint, moet er tijd zijn voor ‘rouw’.
Wanneer iemand teleurgesteld is in zijn of haar partner, helpt het niet om te zeggen dat dit erbij hoort. Een droom is verloren gegaan, en daarover mag gerouwd worden.
Wanneer iemand met pensioen gaat en zich afgeschreven voelt, helpt het niet om meteen terug in het vrijwilligerswerk te vliegen, er moet eerst gerouwd worden om wat voorbij is.
Als we al tijd maken voor die rouw, hebben we de neiging om daarna meteen naar stap 3 te springen. ‘Traantjes weg, en terug gaan spelen!’ Het lijkt wel alsof we dat ons hele leven tegen onszelf blijven zeggen. En dat is een gemiste kans.
Wanneer we geen tijd maken om stil te staan bij wat er gebeurd is en zo tot nieuwe kennis en inzichten te komen, hebben we er niets uit geleerd. Een volgende keer kunnen we op precies dezelfde manier gekwetst worden.
Natuurlijk beschermen inzichten ons niet tegen nieuwe kwetsuren. Toch ontstaat er vanuit dit inzicht een steviger fundament: een gezondere en meer realistische kijk op het leven, een genuanceerder beeld van anderen en onszelf, een groeiend besef van wie we wezenlijk zijn, een rijper beeld van God.
Aan de oppervlakte lijkt het alsof we tijd verliezen en ter plaatse blijven trappelen. Niemand ziet het hoe een boom in stilte dieper wortelt. Pas bij de volgende lente zal iedereen zich verwonderen over de grotere bloei.
En zo komen we bij de laatste stap. Met een geheeld hart, dat de tijd nam om te rouwen en met een vernieuwde kijk op onszelf en het leven zijn we klaar om opnieuw op weg te gaan, een nieuw project op te nemen.
Marie-Jeanne (°) is bijna zestig. Ze heeft nooit buitenshuis gewerkt, haar hele leven stond in het teken van de vijf kinderen. Wanneer ook het laatste kind het huis uitgaat, heeft ze het erg moeilijk. Stiekem vindt ze dat haar kinderen veel te weinig iets van zich laten horen. Ze hebben het allemaal zo druk, dat weet ze wel, maar had zij het ook niet druk, toen ze dag en nacht tijd voor hen maakte? Al die jaren? Het gebeurt dat ze wekenlang niets van hen hoort. Het helpt niet dat haar man zegt dat dit toch normaal is. Het helpt niet dat haar vriendin zegt dat ze van geluk mag spreken, dat haar kinderen zo goed zijn terechtgekomen. Dat het pas vervelend is wanneer ze thuis blijven plakken en geen job of lief vinden, zoals haar eigen kinderen. Het helpt niet dat een andere vriendin de loftrompet steekt over spannende citytrips nu zij en haar man eindelijk weer ‘vrij’ zijn. Marie-Jeanne voelt zich depressief, overbodig en gekwetst, en daar kan niemand iets aan veranderen.
Na een gesprek met een pastor besluit ze om zichzelf het verdriet te gunnen. Ze huilt erom, ze schrijft erover in een dagboek. Na verloop van tijd begint ze zich vragen te stellen over wie zij eigenlijk nog is, nu ze niet meer de spilfiguur van een druk en levendig nest is. Wie was ze voor ze kinderen kreeg? Wat deed ze graag? Wat maakte haar blij? Ze neemt de tijd om hierover na te denken.
Een jaar later is ze een nieuwe vrouw. Ze heeft zich ingeschreven voor een cursus ‘schilderen met aquarel’ en volgt yoga. ‘Zie je wel dat vrij zijn tof is!’ zegt haar vriendin. En Marie-Jeanne kan dat nu, maar ook pas nu, beamen.
|
STAP 8 IN EEN NOTENDOP
- Zonder ‘zin van ons leven’ hebben we geen ‘zin in ons leven’.
- Kwetsuren lijken de ‘zin van ons leven’ te beschadigen en zelfs te vernielen. Tegelijk biedt elke kwetsuur de kans om meer te leren over God, de wereld en onszelf.
- Na een kwetsuur kunnen we niet meteen verdergaan. We moeten eerst rouwen, tijd nemen om tot nieuwe inzichten te komen en pas dan kunnen we, met vernieuwde zin, verder gaan.
|
STAP 8 BIJ JOU THUIS
Ouders en opvoeders willen graag dat kinderen leren om te … leren uit hun kwetsuren. Soms willen we dit te snel. Help je kind om de eerste twee stappen niet over te slaan. Geef je kind dat gekwetst is, de tijd om erover te rouwen. Wees niet bang van de tranen van een kind of tiener, doorgaans voelen zij haarfijn wanneer er genoeg ‘gerouwd’ is. Misschien kan je je kind uitnodigen om er een tekening over te maken. Of misschien kan je een glazen bokaal op de vensterbank zetten en je kind uitnodigen om er een knikker in te gooien telkens wanneer het zich droevig voelt. Zo leer je je kind dat ‘rouwen’ oké is. Vaak hebben kinderen wat hulp nodig bij de tweede fase: de zelfreflectie. Stel een paar eenvoudige vragen. Je ziet er terug blij uit. Wie of wat heeft je geholpen? Ga je nog vrienden zijn met <naam>? Waar heb je nu veel zin in? Wat heb je de laatste tijd gemist? Wat heb je nu nodig?
Heb hierbij geen ‘juist’ antwoord in je achterhoofd, maak ruimte in jezelf om elk antwoord van jouw kind te ontvangen en hem of haar een veilige omgeving te bieden voor zijn of haar weg.
Spreek eens met je partner of een goede vriend over de zin van het leven. Je kunt werken met vraagjes op kaarten, en er elk één uitkiezen die je wilt beantwoorden.
Waarvoor sta je elke morgen op? Wat helpt je om vol te houden? Wat maakt je blij? Wat wil je aan andere mensen meegeven? Is de zin die je nu ervaart altijd de zin van jouw leven geweest? Hoe komt het dat dit zo veranderd is? Kijk eens ‘achterstevoren’ naar jouw leven… stel dat morgen jouw laatste levensdag is, wat wil je dan zeker gedaan/ervaren/doorgegeven hebben?
Ga vervolgens op zoek naar een symbool voor wat jouw leven zin geeft. Zet het op een zichtbare plaats.
Vaak vertelt de huisinrichting iets over de ‘zin in het leven’ van de bewoners. Doe, misschien samen met jouw kinderen, een ‘zen-zin-wandeling’ doorheen je huis. Wat zeggen de meubels, versieringen, … over jouw ‘zin’?
‘Er zijn grote ramen omdat licht me blij maakt. Dit zonnetje aan de muur geeft zelfs op een donkere dag ‘licht’. Deze gele verf doet me eraan denken dat er altijd een nieuwe dag komt. Planten in huis zijn nieuw leven. Gezelligheid is erg belangrijk, kijk maar naar die zachte kussen in de zetel. Dit kruis doet me eraan denken dat God altijd bij ons is, ook als het erg moeilijk gaat. …’
|
Goed om te weten
Naar de vorige stap: Begrip opbrengen voor wie je onrecht deed
Naar de volgende stap: Weten dat je vergeving waard bent en al vergeving kreeg
Heb je deugd van dit vergevingstraject en/of wil je je waardering voor dit aanbod uiten door onze werking financieel te steunen?
Van harte dank hiervoor!
Bekijk de mogelijkheden
|