Beste God,
Dat mijne Jef sedert enige tijd via het Parochieblad openlijk met U spreekt, dat verwondert mij altijd weer. Dat hij dat ooit zou doen, heb ik nooit durven denken. Ik weet wel dat hij U gelooft en U vertrouwt. Maar zo vrij met U klappen… Dan denkt ne mens dat hij zijne wederhelft al jaren door en door kent…
Mijne Jef gaat al jaren niet meer mee naar de zondagsmis. Dat late uur in de voormiddag ligt hem zo niet. Vrijdagavond lukt hem beter. Vroeger, als hij naar de 7uur-mis kon gaan, was hij wekelijks op post. Maar dat lang duren en al dat zingen van nu is niets voor hem, beweert hij. Hij is op dat vlak nogal conservatief; dat weet Ge wel. Hij zou eens moeten zien en horen hoe wij nu veel meer bij de mis worden betrokken. Van e klapken achteraf zou hij ook deugd hebben. Hij vraagt wel altijd wat de pastoor verteld heeft en geeft daar dan commentaar op. Hij zegt dan dat de pastoor precies toch iemand is die weet wat hij vertelt. Maar voorlopig kan ik hem er niet van overtuigen dat hij zelf eens in de kerk moet gaan luisteren. Geeft Gij hem eens een duwken?
Tegen als ik thuiskom zijn de patatten geschild en de boontjes gekuist of het witloof is al gespoeld. In het najaar snijdt hij een portie appelen in schijfjes, want appelmoes vindt hij lekker. Hij is in de weer. Voor de kinderen en de kleinkinderen is niets hem teveel. Over ’t weer heeft hij altijd zijne zeg. Hij kan zich opwinden over de politiekers en hij zit met al dienen oorlog in de wereld. Hij wil zijnen boterham met al die dutsen van vreemdelingen delen als ze zich voegen en aanpassen. Als hij nog wat jonger was, zou hij wel hier of daar een handje gaan helpen.
Twee keer in de week bidden we ’s avonds samen de paternoster. Gij ziet ook wel, God, dat hij dan regelmatig in slaap valt. Zeker als ik met de litanie van alle heiligen begin, is hij vertrokken. Hij vindt dat ik er veel te veel in ene keer noem. Hij zou de litanie in twee splitsen. “Dan zijn ze toch in één week allemaal ne keer de revue gepasseerd en dan zult ge beter onthouden wie ge allemaal genoemd hebt.”
Of ik hem op zondag 5 november mee zal krijgen naar het parochiefeest? Ik twijfel er aan. Als ik zijn goei’ vrienden kan overtuigen om die dag naar ’t Zusterhuis te rijden, dan wil hij misschien wel mee. De ene trekt de andere dan zo’n beetje, hé. We zullen zien.
Er is nog veel waarover ik met U eens wil praten, God. Het zou een stap vooruit zijn in de Kerk als de vrouwen een beetje meer kunnen zeggen. Gij hebt altijd naar iedereen geluisterd en Gij blijft dat doen.
Bedankt, God.
Marie
Ontdek ook de ander verschenen artikels van "Brief aan God".