Tijdens de hoogmis van Pinksteren plaatste onze pastoor twee kistjes in het grote Corneliusschrijn. Beide kistjes waren in een rode, glanzende stof gehuld. Voor het eerste (en grootste) kistje was dat geen nieuwigheid, maar een herstel van de toestand zoals beschreven in de inventaris van 1667: het oude houten schrijn van de H. Cornelius, gehuld in een zijden doek. Daarnaast herinnerde deze verpakking ook aan het rode fluweel en de rode zijde van de beursjes waarin de aartsbisschop eertijds, naar aanleiding van de kerkwijding in 1727, de relikwieën van onze abdij in het zilveren schrijn aantrof.
In het eerste kistje werden dus de overblijfselen van de relikwieschat van onze voormalige abdij na achttien jaar opnieuw in hun oorspronkelijke kist geplaatst. Echter niet zoals ze achttien jaar geleden naar aanleiding van de restauratie van het schrijn werden aangetroffen: een chaotisch rommeltje van losse relieken, reliekhouders, halfvergaan papier dat als verpakking had gediend, beschimmeld of vervuild textiel en leder. Nu rusten ze geordend in zuurvrije omslagen, iets meer beschut tegen de onverbiddelijke tand des tijds en alleszins behoed voor achteloos verlies.
Het grote schrijn beschermt sinds Pinksteren meer relieken dan voordien. Ook relikwieën die door de onvermijdelijke hertekening van het kerklandschap geen ‘thuis’ meer hebben, zijn er in onder gebracht. Onder meer de relikwieën uit de Theresiakerk. Zij bevinden zich in het tweede kistje. De foto’s tonen hoe bovenop een eerste laag van reliekhouders een tweede laag werd gelegd met onder meer een indrukwekkend fragment van een dijbeen. De bijschriften verwijzen naar Sint Anna (moeder van Maria), Maria, de heilige Maagd, de H. Jozef, de verloofde van Maria, zoals de tekst luidt, Maria Magdalena, de boetvaardige, het H. Kruis; verder naar de martelaren Apollonia, Barbara, Cornelius, Donatus, Godelieve. Daarnaast troffen we ook relieken aan van de stichters van religieuze ordes: jongere zoals Jean-Baptiste de La Salle en Cottolengo, evengoed als de oude(re) heiligen, met name Franciscus van Assisi, Norbertus van Maagdenburg, en natuurlijk ook Benedictus, de vader van het monnikenwezen. Deze stichter van de benedictijnen en vader van Europa is algemeen bekend, maar ook een relikwie van zijn (tweeling)zus Scholastica dook op in deze verzameling.
Nooit gehoord van de heilige Scholastica (feestdag op 10 februari)? Omdat zij voor hetzelfde godgewijde leven koos als haar beroemde broer zal het u wellicht niet verwonderen dat zij de patrones werd van de benedictinessen. Maar elke gelovige kan ook haar voorspraak inroepen tegen regen, onweer en bliksem. “Hé, wat een straffe relikwie”, denken we dan, want sinds de reliek van Scholastica in het Corneliusschrijn werd geplaatst, bleef Ninove gespaard van de onweders die de laatste weken bijna dagelijks woedden… Ik wist zelf nog niet dat je de heilige Scholastica daarvoor kan aanroepen en vroeg mij af waarom zij daartegen bijstand verleent. De heiligenkalender verduidelijkte dat haar bescherming tegen de gevreesde natuurelementen teruggaat op een bede van de heilige zelf: zij bad precies om een onweer om haar beminde broer Benedictus tijdens hun laatste ontmoeting voor haar dood wat langer bij zich te kunnen houden. Benedictus voelde er zich niet gemakkelijk bij dat het onweer hem verplichtte bij haar te blijven; dat was een flagrante inbreuk op zijn eigen regel. Maar zij verklaarde doodleuk dat God haar had verhoord toen haar broer niet wou ingaan op haar laatste verzoek.
Vermelden we tot slot nog twee relieken van heiligen die precies in deze weken soelaas kunnen brengen: de heiligen Aloysius van Gonzaga (patroon van de studenten sinds 1726) en Joannes Berchmans (medepatroon van de studenten sinds 1888, patroon van onze misdienaars en acolieten). Geen wonder dat een aantal colleges – waaronder één in eigen stad - naar één van beide heiligen is genoemd.
Jaak Peersman
1 juni 2018