Rond het Corneliusschrijn | Kerknet
Overslaan en naar de inhoud gaan

Recent bezocht

Bekijk je recent bezochte microsites, auteurs en thema's
kerknet
  • Hulp
  • Startpagina portaal
  • Mijn parochie
  • Aanmelden of registreren
Menu
  • Startpagina
  • Kerk
  • Vieringen
  • Shop
  • Zoeken
Sint-Corneliusparochie Ninove

Sint-Corneliusparochie Ninove

  • Startpagina
  • Contacten
  • Kerken & vieringen
  • Zoeken
  • Meer
    • Kerken & vieringen
    • Zoeken
    • Wie is wie? Activiteitenkalender Caritas Ninove Ecokerk in Ninove Aanvraag misintentie Doop Eerste communie Kinderwoorddienst Godly Play Vormsel Alpha & Geloofscafé Eucharistie Huwelijk Verzoening Zieken Uitvaarten Kerk & Leven Kloostergemeenschap Parochiezalen Abdijkerk Ninove Open Kerkendag Archief Kerkenbeleidsplan Misbruik melden Privacy Like us op Facebook Dekenaat Aalst

Rond het Corneliusschrijn

icon-icon-artikel
Gepubliceerd op vrijdag 13 juli 2018 - 20:57
Afdrukken

Het verhaal van fr. Petrus van der Haghen
(1629-1669)

Bestond er zoiets als vakantie in onze Ninoofse abdij? We zouden er zo op het eerste gezicht niet aan denken. En toch: in het dagboek van abt Jan De Neve (1658-1685) kan men een boeiende notitie vinden, waaruit blijkt dat onze norbertijnen soms eens van wat zomerse dagen aan zee genoten. Zoals die 18e juli van het jaar 1669 ... toen fr. Petrus in de zee bij Blankenberge verdronk. De man was op dat ogenblik nog geen veertig jaar oud en had in onze abdij onder abt De Neve schuchter carrière gemaakt als sacrist en sinds oktober 1666 ook als cellier.

Blankenberge omstreeks het jaar 1640 © Sanderus, Flandria Illustrata; foto J. Peersman

Een jonge Ninovieter wordt norbertijn

Fr. Petrus was een geboren Ninovieter. Zijn ouders, Adriaan Van der Haghen en Anna De Dyn, woonden in “den Ancker”, een huis op de Markt. Dat was niet de huidige Graanmarkt, maar het Oudstrijdersplein voor het Oud Stadhuis. Zij waren in 1613 gehuwd en in hun gezin werden zes kinderen geboren. Petrus, alias Peter, was als jongste kind op 12 september 1629 gedoopt en kreeg dezelfde naam als een ouder broertje (geboren in 1621) dat kennelijk heel jong gestorven was. De kleine Peter zou zijn vader nooit kennen, want Adriaan Van der Haghen stierf nog geen jaar na de geboorte van zijn jongste zoon. Bij zijn intrede in de Ninoofse abdij behield Peter zijn doopnaam. Hij legde er op 24 juni 1651 zijn kloostergeloften af samen met twee andere novicen, Adriaan De Clerck uit Sint-Lievens-Esse en Jan Baptist Mehauden, vermoedelijk uit de buurt van Geraardsbergen. Wanneer deze drie jongemannen aan hun noviciaat waren begonnen, vermelden de bronnen niet, maar deze proefperiode duurde doorgaans twee jaar. Zo vatte fr. Petrus allicht zijn kloosterleven aan in de zomer van 1649, het jaar waarin volgens de abdijkronieken boven de kloostergang een nieuwe slaapzaal voor de novicen werd ingericht.

Na de kloostergeloften in 1651 volgden studies in de theologie, die uitmondden in de priesterwijding van fr. Petrus te Mechelen op 19 december 1654. Vanaf hun priesterwijding konden onze norbertijnen worden ingezet in de parochiezorg, als kapelaan of pastoor, op één van de vele parochies die onze abdijheren traditioneel bedienden: Ninove, Liedekerke, Pamel, Okegem, Voorde, Borchtlombeek, Strijtem, … Voor zover we echter kunnen nagaan, heeft abt Kristiaan Roelofs (1638-1657) onze fr. Petrus nooit naar één van zijn parochies gestuurd. Wellicht benoemde Roelofs hem tot sacrist ad interim ter vervanging van fr. Bernardus du Pré, toen die op een parochie dringend moest bijspringen. Du Pré wordt inderdaad als sacrist vermeld in 1642, 1657 en 1666, maar abt Jan De Neve (1657-1685) noteert bij diens overlijden op 25 november 1667 dat hij op verschillende van onze parochies actief was geweest. Fr. Bernardus was dus op de parochies kennelijk een reservespeler die telkens weer naar zijn oude bediening in de abdij terugkeerde.

 

Een ijverige sacrist

Zoals de titel laat vermoeden was de sacrist verantwoordelijk voor de sacristie, d.w.z. voor aankoop en onderhoud van de heilige vaten, de priestergewaden, brood en wijn voor de eucharistievieringen. Ook de zorg voor de beroemde relikwieën van de HH. Cornelius en Cyprianus en de opvang van de bedevaarders was hem toevertrouwd. Zijn ‘werkplaats’ was nog niet de huidige kerk, maar de zgn. voorlopige kapel, die toen zo goed als volledig gevuld werd met het koorgestoelte dat zich ook nu nog in het koor van onze kerk bevindt.

Zicht op de kloostergebouwen. Rechts naast de letter H staat de kloosterkapel getekend, rondom de letter S (midden bovenaan) de funderingen van de huidige abdijkerk in zijn eerste ontwerp; de eerste bouwlaag van de kloostertoren (rechts van de letter S) i © Philips De Dijn, 1650, detail; foto: J. Peersman

Wat ook de omstandigheden waren van zijn benoeming tot sacrist, ‘onze’ fr. Petrus heeft zich in die bediening echt wel onderscheiden van zijn ambtgenoten vóór en na: hij was ongeveer de enige die tijdens zijn ambtsperiode notities bijhield van mirakels. Alle pelgrims die de H. Cornelius te Ninove kwamen vereren, hoopten stilletjes dat zij genezing zouden verkrijgen van de ziekte of kwaal waaraan zijzelf of hun naasten leden, maar miraculeuze genezingen geschiedden natuurlijk niet dagelijks en verdienden daarom een zorgvuldige registratie. Bijna vijf eeuwen voordien had een anonieme confrater dat ook al eens gedacht en zo had hij het Liber Miraculorum geschreven, het zogenaamde Mirakelboek van de H. Cornelius te Ninove. Wie de auteur was van dit boek, wisten de kroniekschrijvers van de zeventiende eeuw al lang niet meer; het handschrift had namelijk geen titel meegekregen. De belangrijkste onder hen, fr. Godfried Van Elshout (in de tijd van fr. Petrus eerst prior en daarna pastoor van Okegem), noemde het manuscript daarom gewoon het boek van de sacrist.

Het koorgestoelte in de abdijkerk. In dit gestoelte heeft fr. Petrus nog gezeten… © Jaak Peersman

Het was dus in navolging van die verre voorzaat uit de twaalfde eeuw dat fr. Petrus enkele wonderbaarlijke genezingen liet optekenen. De originele aktes gingen verloren, maar de jezuïeten van de Acta Sanctorum namen deze genezingsverhalen ruim tweehonderdvijftig jaar geleden over in hun opstel over de H. Cornelius en zijn weldadige werking te Ninove. Zij verwijzen heel concreet naar Joos vander Gucht, een pachter uit Erpe: Joos’ zoontjes Jakob en Johan, een tweeling van tweeënhalf jaar oud, waren na de bedevaart van hun vader naar de Ninoofse abdijkapel plots genezen van hun epilepsie. Een notariële akte van 14 mei 1659 legde deze verklaring officieel vast. Een andere akte, van 23 februari 1662, noteerde dat Joos Robeyns na drie bedevaarten ter ere van S. Cornelius genezing had verkregen voor Margriet, zijn dochtertje van zeven jaar, dat vijf dagen na elkaar zware aanvallen van epilepsie had doorstaan. En dan was er nog het geval van Jantje D’haubi: meerdere dokters en chirurgijnen hadden dit kind van zeven jaar als ongeneeslijk opgegeven. Ook hadden zijn ouders vergeefs vele bedevaarten gemaakt naar andere vereringsoorden. Maar uiteindelijk kwamen ze in Ninove bij St. Cornelius terecht. Ze droegen daar vroom en in groot geloof hun kind (aan de heilige) op en bekwamen zijn volledige genezing, zoals de ouders trouw lieten optekenen en zoals ze in het bijzijn van getuigen hun verklaring hebben ondertekend op 8 april 1662. Vermelden we tot slot nog de genezing van Pieter en Arnold, kindjes van Stefaan Muylders en Anna Kins, of van Wim vanden Eynden, zoon van Klaas en Barbara Jacmaer; allen zouden genezen zijn van epilepsie in 1662 en 1663.

 

Gepromoveerd tot cellier

In het najaar van 1666 keerde fr. Bernardus terug naar de abdij te Ninove en daar nam hij zijn oude functie van sacrist weer op. Abt De Neve bedankte fr. Petrus voor bewezen diensten en benoemde hem tot cellier of keldermeester. Zo mocht kanunnik van der Haghen de kapel inruilen voor de keuken. Niet dat hij daar moest gaan koken of afwassen. Zijn taak was ervoor te zorgen dat er dagelijks voor kanunniken en lekenpersoneel kon gekookt worden: dat proviand besteld werd en geleverd, dat er voldoende personeel in de keuken was en dat het aan het werk bleef om alles tijdig klaar te krijgen. De voorgangers van fr. Petrus promoveerden wel eens meer tot econoom of beheerder van het abdij-neerhof, om nog later door te groeien tot provisor of afgevaardigde beheerder van alle abdijgoederen in Vlaanderen of Brabant. De carrière en het leven van fr. Petrus werden echter brutaal afgebroken op die 18e juli van het jaar 1669. Pas enkele dagen voordien had hij het nieuws moeten verwerken dat zijn moeder, Anna De Dyn, was overleden. Mogelijk was dat verlies zwaar aangekomen en had zijn abt hem daarom als gezelschap meegenomen in de koets op weg naar Blankenberge.

 

Begraven in Uitkerke (?)

In welke omstandigheden fr. Petrus in zee verdronken is, heeft abt De Neve in zijn dagboek niet verduidelijkt. Daar staat alleen te lezen dat de overleden cellier werd begraven in een dorpje bij Blankenberge, waarvan de naam niet wordt genoemd. We kunnen denken aan Uitkerke. Voor de begrafenis kreeg de dorpspastoor (en begrafenisondernemer) 27 Brabantse guldens en 12 stuivers uitbetaald. Om dat bedrag op zijn juiste waarde te kunnen schatten, moeten we op zoek naar de prijs van vergelijkbare prestaties. Een doktersvisite kostte bijvoorbeeld 12 stuivers. Het officiële honorarium van een erkende huisarts op visite bedraagt heden ten dage 38 euro. Dat maakt dat de dorpspastoor de tegenwaarde van liefst 46 doktersvisites inde en dus in ons geld zo’n 1748 euro zou hebben ontvangen.

Het ongeluk en de buitengewone kosten daarmee verbonden, spoorden abt De Neve aan tot een notitie in zijn dagboek. Anders was het reisje naar Blankenberge wellicht onvermeld gebleven. Uit een andere bron weten we wel dat het geen eenmalige uitstap was: ook in de zomer van 1665 hadden de abt en enkele kanunniken daar aan zee verbleven om zich te ontspannen. Niet dat Blankenberge in die tijd veel van een vakantiestad had. De gravure die Antonius Sanderus van die plaats liet maken voor zijn beroemde beschrijving van Vlaanderen (ca. 1640) toont één korte straat vanaf de kerk tot de duinen aan het strand. Alles samen een vijftiental huizen en een klein fort. Blankenberge bekwam in die tijd nog van de godsdienstoorlogen. De driebeukige kerk op de voorgrond heeft alleen een dak op haar middenbeuk en is een stille getuige van de beroerde tijden van een generatie eerder: de watergeuzen, die de martelaren van Gorcum hadden omgebracht, overmeesterden in die tijd ook Blankenberge en hielden er lelijk huis. Zich ontspannen aan zee was in de jaren 1600 dus veeleer een zaak van ‘andere lucht’ voor enkelen dan van vakantiedrukte voor de massa. Niets wijst er echter op dat onze norbertijnen na de tragische zomer van 1669 nog naar Blankenberge zijn teruggekeerd.

Jaak Peersman - 7 juni 2018

Ontdek ook de andere artikels "Uit het Corneliusschrijn"

Gepubliceerd door

Sint-Corneliusparochie Ninove

Meer

Artikel

Deel dit artikel

Deel op Facebook
Deel op Twitter
Deel via e-mail

Lees meer

.
readmore

Eerste Communiehoekje

icon-icon-artikel
Kinderwoorddienst Sint-Jacobsschelpen - 14-07-2024 - Abdijkerk Ninove © Carina Servranckx
readmore

Kinderwoorddienst hoekje

icon-icon-artikel
Op weg naar het vormsel © kerknet
readmore

Vormselhoekje

icon-icon-artikel

Recent bezocht

Bekijk je recent bezochte microsites, auteurs en thema's
© 2025 Kerk en Media vzw
Vacatures
Contact
Voorwaarden
YouTube
Twitter
Facebook