De Heer, de Heer! (Exodus 34, 4-9)
“Mag ik uw identiteitskaart even zien?” vraagt de verkeersagent bij de wegcontrole. De Joodse Bijbel stelt die vraag voortdurend aan God. “Hoe is uw naam? Waar zijt Gij te vinden? Eeuwige God, wij willen U zien…”, dicht Huub Oosterhuis naar psalm 103. Gods aangezicht willen zien, Hem leren kennen en liefhebben, is wellicht het diepste verlangen dat in de Schrift staat uitgetekend.
In het boek Exodus, krijgen we een klaar antwoord. En wel uit de mond van God zelf! God stelt zich voor aan Mozes. Die laatste werpt zich plat ter aarde want hij begrijpt: dit is een beslissend moment. Wat nog duister bleef wordt hier verhelderd. Eindelijk. Een niet te missen les in de eeuwigdurende opvoeding van het Godsvolk.
Op de berg Sinaï toont de Heer wie Hij is. Hij “roept zijn naam uit” is hiervoor de gebruikte uitdrukking. Met het woord ‘naam’ bedoelt de Bijbel immers de persoon zelf (zo ook: “Uw naam worde geheiligd” in het Onze Vader). Namen zijn hier beladen en geen koude databank-gegevens. Daarbij valt God niet te reduceren tot dat fameuze viertal van de Hebreeuwse medeklinkers JHWH, יהוה. Met twee (willekeurige) klinkers erbij wordt dat Jahweh. Overigens zal een Jood die naam nooit luidop uitspreken, maar hem bij elke lezing eerbiedig vervangen door het Hebreeuwse Adonaï (de Heer). Zijn ‘naam uitroepen’ of ‘afkondigen’ wil dus zeggen dat God in hoogsteigen persoon naast Mozes komt staan en zich laat zien. Een uitzonderlijk privilege in het Oude Testament.
God openbaart zich stap voor stap. God heeft geduld. Bij het brandende braambos leert Mozes al dat God oog heeft voor lijdende mensen en hun noodkreten opvangt (Exodus 3, 1-6). Hoe merkwaardig toch: een god met zintuigen en een hart vol mededogen. Dat betekent dat wij nooit meer alleen zijn als we in de put zitten.
In hoofdstuk 34 proclameert de Heer dan luid zijn naam: “de Heer, de Heer!” en zet Hij verder uiteen wat zijn typische manier van oordelen en doen is.
Wie wil kan God nu aanspreken in diens eigen woorden. Zoals onze psalm 103 dat vrijmoedig doet: “Barmhartige Heer, genadige God, eindeloos geduldige liefde. Gij twist niet met ons ten einde toe, Gij draagt ons geen zonden achterna, Gij zult geen kwaad met kwaad vergelden, groter dan onze zonden zijt Gij…”
Die revelatie, vroeger gereserveerd voor een handvol Bijbelse personages, is nu zichtbaar geworden voor iedereen ter wereld, zonder uitzondering. Tenminste voor al wie in Jezus van Nazareth, geïnspireerd door de Geest, het mededogen van de Vader aan het werk ziet. In vlees en bloed. Wij hébben het gezien en zelfs met onze handen aangeraakt, schrijft Johannes. Zozeer heeft de Heer ons lief, dat Hij ons zijn eigen Zoon geeft (Johannes 3, 16-18). Niet om ons te veroordelen maar opdat wij leven zouden bezitten… in overvloed. Van Hem ontvangen we genade op genade.
Pastor Ludwig