Adventsrecollectie dekenij Kortrijk nm - 27/11 | Kerknet
Overslaan en naar de inhoud gaan

Recent bezocht

Bekijk je recent bezochte microsites, auteurs en thema's
kerknet
  • Hulp
  • Startpagina portaal
  • Mijn parochie
  • Aanmelden of registreren
Menu
  • Startpagina
  • Kerk
  • Vieringen
  • Shop
  • Zoeken
Decanaat Kortrijk

Decanaat Kortrijk

  • Startpagina
  • Contacten
  • Zoeken
  • Meer
    • Zoeken
    • Wie zijn we Vrijwilliger? Alpha in het decanaat Charisma VZW De ark Kortrijk De Bron - Harelbeke Huwelijksvoorbereiding Interlevensbeschouwelijke initiatieven
      KOHESIEDialoog en vriendschapVredeslicht
      In vorm@17 Lourdesgrot Kortrijk Solidariteit
      Broederlijk DelenDecanale armoedezorgMissioWelzijnszorg
      Initiatieven in het decanaat
      Katholiek instellingen voor mensen met een beperkingKatholiek onderwijsKatholieke woonzorgcentraKloostersPoverello KortrijkZiekenhuizen met pastorale ondersteuning
      Pastorale eenheden
      De Jordaan - HarelbekeDe Verrijzenis - KortrijkEmmaüs - KuurneHeilige Edith Stein - KortrijkOnze-Lieve-Vrouw van Groeninge - KortrijkSint-Marcus - Heule - Bissegem
      Kerkenplan Archief
      NieuwsbriefNieuwjaarsontmoetingPapieren archief

Adventsrecollectie dekenij Kortrijk nm - 27/11

icon-icon-inspiratie
Gepubliceerd op zondag 10 december 2023 - 19:47
Afdrukken

ENKELE BEDENKINGEN OMTRENT DE KERK VAN VANDAAG EN MORGEN…

  • Om te beginnen…

Geloofsbelijdenis

Ik geloof in een kerk
die haar deuren wijd openzet,
waar ieder welkom is
en niemand buitengesloten wordt.

Die geen onderscheid maakt
tussen man en vrouw,
tussen goed en slecht.
waar ieder heilig en zondig is.

Die geen rangen en standen kent,
maar waar allen van hoog tot laag
werkelijk broeders en zusters van elkaar zijn.

Die haar eigen grenzen overschrijdt
en een Tafel bereidt voor allen
die zich tot Jezus Christus bekennen.

Die het Woord van God in dialoog belijdt
en waar communio hand in hand gaat
met communicatie.

Die niet heerst maar dient,
waar recht gedaan wordt aan allen.

Die niet denkt aan eigen roem,
maar de kleinen eert
en hen optilt uit hun vernedering.

Die op uittocht is uit het land van slavernij
en op weg is naar werkelijke bevrijding voor allen.

Die haar crisis te boven komt
en blijft getuigen van de hoop
die in haar leeft.

(Abt Ton Baeten o. praem.)

  • Een wonder evangelieverhaal – over de genezing van de schoonmoeder van Petrus… (Marcus 1, 29-34)

In die tijd toen Jezus uit de synagoge kwam ging Hij met Jakobus en Johannes naar het huis van Simon en Andreas. De schoonmoeder van Simon lag met koorts te bed; zij spraken Hem aanstonds over haar. Hij ging naar haar toe, pakte ze bij de hand en deed haar opstaan; zij werd vrij van koorts en bediende hen. In de avond, na zonsondergang, bracht men allen die lijdend of bezeten waren bij Hem. Heel de stad stroomde voor de deur samen. Velen die aan allerhande ziekten leden genas Hij en Hij dreef tal van geesten uit.

Enkele (betwistbare? vergezochte? eigenzinnige?) uitgangspunten voor de lezing en interpretatie van dit evangelieverhaal:

  • Ik maak voor de gelegenheid van deze vrouw, die door de evangelist ‘de schoonmoeder van Simon’ wordt genoemd, heel graag ‘onze (schoon)moeder de heilige Kerk. Exegetisch en ecclesiologisch natuurlijk totaal onverantwoord. Maar misschien toch een interessante piste om dit verhaal beter te verstaan en concreter te actualiseren… ‘Si non é vero, é ben trovato…’???
  • De Kerk ìs dan ook een beetje mijn ‘schoonmoeder’ (al heb ik daar als celibatair niet echt ervaring mee – alles wat ik hier neerschrijf, heb ik van horen zeggen…) Ik heb er een soort liefde-haatverhouding mee; ik krijg vaak tegelijk warm en koud van wat ze zegt en wat ze doet; ik ben er niet echt mee getrouwd, ben niet direct op hààr verliefd geworden, en heb niet in de eerste plaats voor hààr gekozen. Maar ze is er wel – als onvermijdelijke consequentie van mijn keuze om priester te worden… Meer zelfs: ik heb op één of andere manier de ‘grote liefde’, het engagement en de verbintenis van mijn leven mede aan haar te danken…
  • Ze is er dus wel altijd – soms op de voorgrond, soms eerder op de achtergrond; we zijn hoe dan ook familie van mekaar en zitten dus voor altijd aan elkaar vast… Dus moeten we er het beste van maken, in goede en kwade dagen…
  • Ik heb haar ook nodig; af en toe komt ze ‘goed van pas’ als hulp, als raadgeefster, als wijze en bezorgde (overbezorgde?) oudere vrouw. En tegelijk vind ik dat ze zich niet te veel moet moeien. En soms denk ik: we zijn toch van een heel verschillende generatie…
  • Er worden nogal wat grappen over haar gemaakt, en – al of niet terechte – karikaturale verhalen doen over haar de ronde. Ze gaat over de tong aan de toog en in het kapperssalon; ze figureert regelmatig in de kluchtjes op De Druivelaar, die fameuze eeuwige ‘schoonmoeder’…
  • En inderdaad: onze (schoon)moeder de Kerk heeft koorts, de laatste tijd. Dat is het minste wat je kan zeggen. Het is niet makkelijk om de diagnose te stellen van wat er scheelt – en het is nog moeilijker om meteen een goeie remedie te vinden. Maar hoe dan ook: ‘koorts’ is altijd een symptoom-aan-de-buitenkant van het feit dat er binnenin iets misloopt, iets aan het broeden is…
  • En dan kan je dag na dag blijven DAFALGAN slikken – maar het helpt eigenlijk niet – al die tijdelijke maatregelen van herschikking van de viering, van ‘en-tevens-benoemingen’, van sollicitaties plaatsen op Kerknet die niet meer ingevuld geraken, van herbestemming van kerkgebouwen en gebedsruimten enz… Het is in wezen niet veel anders dan ‘symptoombestrijding’…
  • Misschien zijn deze eerste, simpele raadgevingen voor een kind dat koorts heeft, toch al wat bruikbaar:
  • Zorgen voor lichte, luchtige kledij… Dus: her en der wat ‘ont-mantelen’, de beknelling van structuren en instituties wat los proberen te maken; vrij-spreken en vrij-maken van allerlei versmachtende en toedekkende zaken…
  • En vèèl drinken – weer zoeken naar de Bron…

KOORTS

Je hebt het warm en koud tegelijk.
Je wil mensen om je heen
en tegelijk kan je ze niet verdragen.
Je hebt alles, niets tekort,
en toch voel je je niet goed in je vel
en je weet niet hoe dat komt
en wat de reden is.
Koorts beheerst ons leven
drijft en verlamt ons
in duizend vormen:
de koorts van het grote Nooit Genoeg
die ons opjaagt naar altijd meer;
de koorts van het wantrouwen
en de angst die ons is aangepraat
en ons opsluit in onszelf;
de koorts van wrok en haat
die ons zicht op de medemensen vertroebelt.
Bid dat de koorts van ons mag wijken
die ons verhindert om naar mensen toe te gaan,
en ons belet onszelf te zijn.
En dat wij ons laten raken door die Ene
die ons bij de hand neemt
en doet opstaan
om dienende mensen te worden.
Er zijn voor anderen geneest.

federatie St.-Andries-St.-Michiels-Brugge   *  Carlos Desoete  * bij de 5e zdj – B - Marcus 1, 29-39

Wat heeft zo’n verhaal van tweeduizend jaar geleden ons te zeggen, voor wat betreft de opdracht en de manier van optreden van onze (schoon)moeder de Kerk op vandaag?

Het gaat in dit genezingsverhaal uit het eerste hoofdstuk van Marcus onder andere over ‘leren-met-gezag’, over ‘opstaan en dienen’, en over ‘gemeenschapsopbouw’. Ik pik er die drie elementen voor de gelegenheid even uit.

  1. 'Leren met gezag'

    Er zijn in onze Kerk nog altijd leraren, hogepriesters, schriftgeleerden, farizeeën… die ‘leren’ vanuit de hoogte, die doen alsof zij de wet kennen vanbuiten en vanbinnen, maar het is niet doorlèèfd. Het blijft afstandelijk en theoretisch-theologisch, redenerend en filosoferend, moraliserend, oordelend en vaak veroordelend. Jezus echter stapt direct, recht vanuit het ‘leerhuis’, de synagoge, over de drempels heen naar mensen toe. Hij komt naderbij, raakt aan, pakt vast. Zijn spreken en handelen komt mensen en hun (moeilijke, ziekmakende of ziekgemaakte) leven rakelings nabij. Bij Hem geen afstand tussen ‘ortho-doxie’ en ‘ortho-praxie’.

    Ook in onze gemeenschappen is grote nood aan voorgangers en catecheten, kerkleiders, leraren en animatoren, beroepskrachten en vrijwilligers, die mensen en hun leven rakelings nabij willen en durven komen. Wie vanuit het leven en vanuit zijn eigen beleving spreekt, raakt de mensen. Als je maar authentiek bent, en dat is Jezus van meet af aan ten voeten uit. Alleen in onze authenticiteit ligt de kracht en legitimatie van het kerkelijke ‘leraar-zijn’ en van het ‘leerhuis’ waar wij ons geregeld gaan bijscholen.

  2. 'Opstaan en dienen'

    Het eerste wat onze (schoon)moeder de Kerk op-nieuw zal ontdekken wanneer ze door Jezus en het evangelie is aangeraakt, zich door Hem bij de hand heeft laten nemen en uit haar koortsaanvallen is ‘opgestaan’ (dat heeft iets van Pasen!), is: dat ze aan ‘diaconie’ moet doen. ‘Leren’ staat nooit in het evangelie op zichzelf, maar is altijd direct verbonden met ‘dienen’, met ‘diaconie’.

    Jezus neemt Simons schoonmoeder bij de hand en geneest haar van de koorts. Waarop die (schoon)moeder meteen gaat zorgen en dienen. ‘Zorgen’ is vragen: Hoe gaat het met je? En ‘dienen’ is vragen: ‘Wat kan ik voor je doen?’… Zorgen en dienen is niet in de eerste plaats bezig zijn met jezelf en je eigen ‘gezondheid’, je zuiverheid-inde-leer, je zogenaamde rechtlijnigheid en beginselvastheid… Zorgen en dienen is helemaal betrokken zijn op de ander, op zijn vragen, noden en verlangens. Zorgen en dienen is ook nooit exclusief maar inclusief en ‘omarmend’.

  3. 'Gemeenschap opbouwen'

    Marcus schrijft zijn verhaal op het moment dat de eerste huisgemeenten zich reeds hebben gevormd. Mensen komen samen in de huizen van volgelingen van Jezus, om Hem te gedenken, om samen te vieren, het brood ter gedachtenis aan Hem te breken en te delen. Vrouwen speelden daar van meet af aan een beslissende rol in, in dat gemeenschapsgebeuren. Misschien wil met dit kortverhaal over de genezing en opstanding van de schoonmoeder van Simon/Petrus gezegd zijn dat ook zij na haar genezing van de koorts een leidersrol heeft opgenomen om in Kafarnaüm (dat betekent letterlijk: ‘Het huis van de troost’) een open huis te creëren voor de gemeenschap aldaar. Zij zullen in elk geval dat huis weten te vinden, al die zoekende mensen, van zodra het goede nieuws bekend wordt dat daar in het (schoon)moedershuis genezing en heelmaking te vinden is voor iedereen, zonder onderscheid. Heel de stad zal uitlopen, met de armsten en zwaksten eerst. Op zoek naar zegening, naar heelmaking en bevrijding…

Kerk is altijd in beweging, en is per definitie 'progressief' en toekomstgericht.

VANAF HET BEGIN IS ONS BESTAAN HELEMAAL GERICHT OP WAT KOMT…

Het scheppingsgedicht in de Bijbel, Genesis 1, begint met de beroemde zin: ‘In het begin schiep God de hemel en de aarde…’ In het begin - je kunt (en je moèt) ook vertalen: ‘In beginsel, in principe is het zo dat…’ In het Hebreeuws klinkt dat als: ‘Beresjiet bara Elohim et hashamayim ve’et ha’aretz’. De allereerste letter van de Bijbel is dus de letter Beth van ‘Beresjiet’.

Welnu, zeggen de rabbijnen, het Grote Boek van het Leven begint niet voor niets met die letter Beth. In het Hebreeuws, dat van rechts naar links wordt gelezen, schrijf je die letter zo:

Als je goed kijkt is de letter Beth net als een schuil-huisje, een ‘abri’. Dat is dan ook niet toevallig de woordbetekenis van de Hebreeuwse letter ‘Beth’: ‘huis’ (denk aan de plaats ‘Beth-lehem’, wat betekent: ‘Huis van het brood’). Wanneer we nog nauwkeuriger naar de vorm van die letter kijken, lijkt die op een constructie die aan één kant open is, zonder deur of poort of andere afsluiting bij de ingang, uitnodigend en gastvrij. Een huis waar iedereen van harte welkom is. Een huis van ontmoeten, van openheid en gulle gastvrijheid, waar het voor even of voor een langere tijd goed toeven is.
Het is vooral een open huis, waar je bereikbaar bent, en aanspreekbaar, en waar de toekomst altijd vóór je open ligt. Je wordt in dit huis niet opgesloten, maar met liefde omhuld, het is een basis, een vertrekpunt om op terug te vallen en om in vertrouwen verder op weg te gaan. Je hoeft je niet te bekommeren om het verleden dat achter je ligt, hoe moeilijk of donker dat misschien ook was. Dus kan je alle energie die je beschikbaar hebt, investeren in wat voor je ligt en wat op je toekomt (de ‘toe-komst’ dus)

Die letter Beth staat daar als een tent boven ons leven gespannen. ‘God heeft Zijn tent onder ons opgeslagen…’ zegt Johannes in zijn proloog (Joh. 1, 14). Wij mogen ons veilig voelen in die tent. Maar ze is niet gesloten, ze staat open op leven. En de ingang/uitgang is naar het oosten gericht, vanwaar het Licht ons tegemoet komt – het onweerstaanbare ‘Licht dat ons aanstoot in de morgen…’, en dat alles wat leeft ongezien naar zich toetrekt.

Nog een toemaatje vanuit het evangelie: de evangelist Mattëus vermeldt dat Jozef van Arimatea Jezus begraven heeft in een graf dat hij in de rots had laten uithakken, en dat een grote steen de ingang ervan afsloot (Matt. 27,60). Is dit nu het einde van dit grandioze mensenleven, het einde van deze Dromer en Toekomstmens? Een hol in de rotswand, een grot zonder deur of venster met een zware steen ervoor, en dus aan alle kanten gesloten? Wat een verschil met de eerste letter van de Bijbel, de Beth, die naar de voorkant open is, zodat je vrij uit kunt gaan, de toekomst tegemoet.
De grote steen voor de ingang van het grafhuis van Jezus zal daar dan ook op Pasen niet ‘rotsvast’ en onaangeroerd blijven liggen – anders zou dit geen evangelie zijn, geen nieuw begin van  Schepping. De God van leven en toekomst wrikt op de derde dag de steen voor het grafhuis weer open. Zo wordt ook het lege graf een ‘Beth-in-beginsel’, een open huis, een tent met zicht op toekomst en leven ten volle, op eeuwig leven, op leven in overvloed…’ (Joh. 10,10)
Dàt is verrijzenis, opstanding, verlossing, Pasen. We wisten eigenlijk al lang dat dit zo zou moeten gebeuren, vanaf die eerste letter Beth van Genesis 1.

En God, waar woont God onder de mensen?

God wil niet wonen in een tempel - Hij woont liever bij Zijn mensen in een tent ...

De tent van samenkomst in de woestijn was meer een banier dan een gebouw. Als je hem uitspande en opzette kon je er de schepping in aflezen, en ook iets van de stad van de toekomst; maar dat waren flitsen; dan ging dat ding weer neer, en werd in onderdelen verpakt en geladen op ruggen van lastdieren en levieten. Het was nooit blijvend. Wij hebben hier geen blijvende woonplaats; althans niet met die God die ons wegrukt uit Egypte, de welvaartsstaat, het piramiden-rijk… God wóónt wel bij ons, maar meer als duw in de rug dan als een zonnekoning met een paleis. Die tent was wel een doorkijk naar de schepping en de toekomst, maar het was vooral een protest tegen het vaststaande. Zolang dat ding maar beweeglijk was, opvouwbaar en draagbaar. Zolang die tent niet voor de eeuwigheid stond te pronken, zolang was de doorkijk op de schepping en op de stad van de toekomst verzekerd. Maar wat massief en ‘e-norm’ is, belemmert algauw het uitzicht. Nu: dat uitzicht was de Heilige Stad – en die beweeglijkheid moest regel zijn en blijven voor de uittochtmensen in de woestijn. Zo woont God in ons midden, als voorvechter tegen het massieve dat ons neerdrukt, en als borg voor de menselijke gestalte. De God van de Bijbel is altijd beweeglijk; wendbaar als de geest, ongrijpbaar als een stuivende wind…

De Bijbel vertelt dat koning David, toen hij eenmaal een gesettelde koning was geworden, absoluut een woning wilde vinden voor Jahwe-God. En we weten van Natan de profeet hoe God daar zelf over dacht: dat kan je beter niet doen! De doorkijk op de schepping en het visioen van de toekomst zullen meteen verloren gaan. Niet doen, Sire!, zegt hij. Niet snel, snel gaan bouwen, en niet te veel systematiseren… Dan zien we algauw de horizon niet meer, en dan verdwijnt al snel alle perspectief…

En toen kwam Salomo, en die deed het toch. Zo staat het er, kort en duidelijk: ‘Salomo bouwde een huis voor de Heer…’ Inderdaad: juist onder de grootste van Israëls koningen is het gebeurd. Het was haast onvermijdelijk en het moest er van komen, suggereert de Bijbelse verteller… De doorkijk op de schepping en de uitkijk op de toekomst werden daarmee geheel verduisterd. De wet van de zwaartekracht heerste vanaf dat moment over het huis van Israël. Het volk hield op Gods volk te zijn, vanwege die tempel.

Het Woord is mens geworden, en heeft onder ons gewoond, vol van goedheid en waarheid…’, zegt Johannes in zijn proloog (Joh. 1, 14). ‘Het heeft zijn tent onder ons opgeslagen…’, geeft het Grieks te vertalen, letterlijk: ‘getabernakeld’…

De tent waarin Gij wilt wonen,
dat nomadenverblijf,
zegt ons dat Gij een God van de weg zijt.
Gij slaat uw tent op, nu hier, dan daar,
op alle mensenwegen.
Wie zal u zeggen waar Gij moet wonen?
Wie zal u vastzetten in een huis,
in een paleis, in een tempel?
Gij woont daar
waar we samenkomen in uw naam.
Laat ons dan oplettend leven, God,
want we weten niet
of Gij vandaag uw tent niet wilt opslaan
hier, waar wij zijn. Amen.

(Frans Cromphout)

Een toemaatje: een bericht van aan de tent van Thuisfront, aan de grote ijzeren poort van de gevangenis PCB in Brugge…

Startkabels…

Rond de vijftig moet ze zijn, en ze mag als gedetineerde voor het eerst een weekend in verlof. Haar dochter komt haar afhalen en staat te wachten op de parking. Maar dan blijkt het wat aftandse wagentje ineens niet meer te willen starten. In allerijl is ze dan maar naar de tent van Thuisfront komen hollen, en vraagt me of mijn wagen soms ook niet op de parking staat, en of ik misschien startkabels heb waarmee ze vlot weer op gang zouden kunnen geraken. Want ze wil zo snel mogelijk naar huis.

Ik sta inderdaad op de parking en die startkabels heb ik wel, maar ik heb ze in jaren niet meer gebruikt. Maar goed, we zullen het proberen…

‘Kom maar ne keer dichte’, zegt ze met een uitnodigende lach op het geschminkte gezicht. ‘Neuze aan neuze. ‘k Make da nie vele meer mee de laatste tijd. En ’t kan pertank zo’n deugd doen’…

Ik laat niet merken dat ik niet zoveel ervaring heb van ‘neuze-neuze’ aan de poort van de gevangenis, en doe wat van mij gevraagd wordt, al vrees ik dat dit vonken zou kunnen geven… En inderdààd. Nog maar pas zijn de handgrepen van mijn startkabels aan de contactpunten van de wederzijdse batterijen bevestigd, of het begint me daar te roken en te ‘fiesteren’ dat het een aard is. Een verjaardagstaart van een modale zestiger heeft er niets aan…

‘Oeie’, zegt ze. ‘Hier is entwadde da nie klopt… Die kabels zijn versleten, peis ik… Is er niemand die een écht goed exemplaar voorhanden heeft?’ Ze kijkt een beetje schalks en scheef naar mij…

Claudio is ondertussen bezig de tent van Thuisfront stevig vast te maken. Dat heb je met die vrijwilligers van ons. Ze bieden hoe dan ook standvastigheid in alle omstandigheden. En er zitten nogal wat handige Harry’s tussen ook. ‘Claudio, heb jij soms startkabels liggen thuis..?’ Je moet weten: hij woont niet zo ver van de gevangenis vandaan – en dus zou het op die manier toch nog snel kunnen geregeld worden.

Terwijl onze vliegende wegenwachter inderhaast met de fiets op hulpmissie vertrokken is, wil ik even in de tent bekomen bij een potje troost. Ineens zie ik vanuit de verte hoe de dame in kwestie inderhaast wat volk heeft aangesproken dat pas van de bus is gestapt om op bezoek te komen. En nu zijn ze met zijn allen onvervaard aan het achterste van haar karretje aan het duwen, terwijl de dochter vol gas geeft in de hoop dat ze eindelijk in gang kunnen schieten… En net op het moment dat Claudio met zijn startkabels van thuis komt aangevlogen, schiet het ding met een paar schokken wakker en zoekt zich hoestend en blazend een weg naar de vrijheid. De vrouw van ‘neuze aan neuze’ zwaait nog even triomfantelijk in onze richting, holt het vehikel vierklauwens achterna en springt als een volleerde rally-co-piloot nog in extremis aan boord.

Zo zien we hen achter de bocht verdwijnen. Onze startkabels zijn dus niet nodig geweest, en zo is het goed. Hoe meer mensen zelfredzaam leren te zijn, hoe beter. We hebben alleszins veel bijgeleerd vandaag. De drang naar de vrijheid en het geloof dat mensen veel kunnen bereiken als ze willen samenwerken, zijn sterker en heilzamer gebleken dan de bescheiden hulpmiddelen die we met Thuisfront proberen aan te reiken.

We kunnen nu rustig verder doen met het vastpinnen van onze tent van samenkomst. Alleen een beetje jammer dat die ‘neuze aan neuze’ van daarstraks zo deerlijk mislukt is. ’t Zal voor een andere keer zijn, misschien. Wie voor Thuisfront werkt kan wachten en heeft alle tijd…

En nòg een toemaatje: vanuit het vluchtelingenkamp nabij Calais…

De gebouwen waarin op onze dagen ‘gekerkt’ wordt, zijn doorgaans behoorlijk solide en van steen, vaak met torens die boven alle huizen uitsteken. Maar dat hoeft niet – de torenflats hebben de concurrentiestrijd toch al lang gewonnen. Soms mag een ‘kerk’ ook laag bij de grond opgetrokken zijn, bijvoorbeeld als een groene tent (van Thuisfront) in de weidse vlakte rondom een gevangenis, of als een barakje van bordkanton in de ‘jungle’ van Calais…

Ik zag het ooit even verschijnen op internet: in het Franse Calais, midden in het geïmproviseerde vluchtelingenkamp aldaar, bijgenaamd ‘de jungle’, ondertussen al lang afgebroken, stond iets als een kerkje - niet gemaakt van acaciahout of van ramshuiden rood geblakerd, maar van bordkarton, met daarop een staketsel dat een dak suggereert en weer daar bovenop een kruis. Af en toe ging iemand daar binnen, om te bidden waarschijnlijk - bidden om wat; om een veilige overtocht binnenkort? Om moed en kracht? Toch zeker ook om even rust te vinden en op adem te komen. Een kleine schuilplaats tegen de ellende en de uitzichtloosheid. Je zou ze, die vluchtelingen en transmigranten daar, in de modder, in wezen mensen zoals wij, iets heel anders toewensen: prachthuizen op groene heuvels, waar zij allen kunnen wonen. Misschien hebben ze daar wel om gebeden, in dat kerkje van bordkarton. Maar helaas – het mag niet zijn. Nu nog niet, en misschien nooit niet…

Op zijn minst kunnen we hier twee belangrijke zaken uit leren:

1. De 'armen' - in dit geval de vluchtelingen en transmigranten - wijen ons trefzeker de plaats aan waar de 'Kerk' moet aanwezig zijn: o, de modder, de ellende, in de 'jungle' (dat is bijbels gesproeken: in de woestijn en in het 'tohoewabohoe' van voor de schepping)

2. Zo'n kerkje van bordkarton is makkelijk verplaatsbaar.  Het behoudt ons voor het status-quo van het 'geïnstalleerd zijn'.  Wanneer de 'jungle' van Calais ontruimd is, en on s gammelijke kerkgebouwtje mee me tde mensen plaats heeft moeten ruimen: geen probleem: 'inpakken en wegwezen!' - er zijn plaatsen genoeg in de wereld waar modder is , en waar onmenselijkheid regeert.  Laten we ook daar vlug even een kerkje optrekken in bordkarton! Want hoe dan ook:me,se, zpekn altijd weer naar een schuilplaats tegen de ellende en de uitzichtloosheid..

Een persoonlijk 'bekeringsmoment' - de doopplaats in Filippi.  Pleidoor voor een Kerk die afdaalt en in de stroming van het leven gaat staan...

Hoe blijf je staande in een cultuur die gevaar loopt zichzelf te vernietigen? Niet door weg te vluchten voor die stroom, maar door er midden in te gaan staan, tegen de stroom in, en je daarin te laten onderdompelen. Je wordt weerspiegeld in het water en ontdekt dat je tot nu toe alleen oog had voor jezelf. Je komt weer boven, je keert je af van het water en je krijgt oog voor de ander.

André Lascaris in ‘Dopen met groene vingers’

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Toen ik een aantal jaren geleden op reis trok

naar Griekenland, in de voetsporen van Paulus

kwam ik aan in Filippi en nam daar deze foto

op de plaats waar Paulus met een groepje  mensen

voor de eerste keer probeerde kerk te vormen.

Zo eenvoudig was het toen blijkbaar om gedoopt te worden

en daar de consequenties van in te zien -

maar het ontroerde me diep:

 

Afdalen in het water,

je laten onderdompelen en laten dopen

in de stroming van het leven.

En dan weer recht krabbelen en opklimmen.

‘Opstaan’ en verrijzenis ervaren aan den lijve.

Meteen zie je een klein tafeltje staan daar aan de overkant

en je wordt uitgenodigd om zo goed mogelijk gemeenschap te maken

met de mensen die je gegeven zijn…

(het kleine kapelletje dat je ziet, dat zijn de structuren van de Kerk:

je hebt ze enkel nodig om even te schuilen wanneer de zon te fel schijnt

of regen en wind ongenadig te keer gaan buiten…)

Zo simpel is het christen worden en kerk-zijn in principe,

zo heb ik daar geleerd.

We moesten er maar eens op-nieuw mee beginnen…

 

 

 

 

 
  • Kerk als vindplaats en oefenplaats  voor solidariteit en spiritualiteit.

 

  1. Staande in een lange traditie…

 

 

 

Jaren geleden zag ik in de krant een paginabrede foto uit Nederland, waar de Maas en een aantal zijrivieren het hele binnenland in Nederlands-Limburg dreigden te overstromen. Tegen de horizon zie je een lange rij van mensen staan, mannen en vrouwen, die zandzakjes doorgeven van hand tot hand, om zo de dijken te versterken.  ‘Dorpsgemeenschap in licht contrast’, had de ondertitel kunnen zijn.  Maar de ondertiteling in de krant was veel ‘Hollandser’ en veel prozaïscher: ‘Jaap, de dijk zit niet lekker…’ 

De foto is knap gemaakt.  In tegenlicht zie je al die mensen daar staan: wijdbeens, met de beide voeten op de grond, om voeling te houden met de realiteit.  Zij weten blijkbaar wat het is: het heilige van het alledaagse, en hoe je je handen en voeten vuil kunt maken aan het rauwe, doodgewone leven.

Maar tegelijk staan zij rechtop, met de kop in de wolken als het ware, en met de handen uit de mouwen. Want ze hebben zwaar werk te doen. ‘Opstandige’ mensen zijn het – rechtop, oprecht en uit op recht. Verrijzenismensen. Eén voor één staan ze daar op hun paasbest – van buiten in een overall, en van binnen op hun zondags…

Ze scholen samen, al die dorpsgenoten. Omdat ze weten: ‘Un chrétien isolé est un chrétien en danger’ (Mgr. J. Gaillot). Ze hebben elk hun eigen plek en stek gezocht in die lange rij, in het besef van eigen beperktheid, maar ook van hun veerkracht en draagkracht. Maar ze horen bij elkaar, dat zie je zo. En ze maken samen het verschil.

‘Er is nog zomer en genoeg

 wat zou het loodzwaar tillen zijn

 wat een gezwoeg

 als iedereen niet iedereen ter wille was

 als iedereen niet iedereen

 op handen droeg.’

 

 Judith Herzberg

 

 


 

Er zijn twee zaken die je merkwaardig genoeg niet op de foto ziet. Er moet een plek zijn waar het zand is opgehoopt, en waar men de zakjes vult.  Maar die is op de foto weggelaten.  En er is natuurlijk de dijk die dreigt te breken – ook die staat er niet op. We zien alleen die lange ketting van mensen, staande in de tijd, vereeuwigd in het nu-moment, ergens tussen verleden en toekomst.

  • Aan de ene kant: de dijken die dreigen te breken…
  • Aan de andere kant: een grote hoop zand met schoppen erbij en zakjes om te vullen: met enthousiasme en doorzettingsvermogen, met inspiratie, spiritualiteit en solidariteit, met koppigheid en ‘een-beetje-zot-zijn-van-de-mensen’, met geloof en hoop en heel veel mensenliefde, met respect en grote waardering voor wie niet mee kan, met vrijwilligers-ervaring en professionele deskundigheid, met stukjes evangelie en teksten van profeten, met conclusies van gedegen studiewerk, met analyses en concrete voorstellen in verband met een gedegen politiek en sociaal beleid enzovoort…
  • En daartussenin: het fameuze ‘middenveld’ dat sommigen op vandaag zo graag meteen uit de weg zouden willen ruimen – wegens te lastig, oubollig, achterhaald en totaal overbodig in de politieke en sociale maatschappijvisie van vandaag en morgen…

Zoals die foto uit de krant, zo ziet tweeduizend jaar Kerkgeschiedenis er uit. Het is altijd een kwestie van ‘doorgeven wat je zelf gekregen hebt’. Een kwestie van ‘stille voortdoen’ vaak (maar toch liefst ook niet té stille!). Maar ook en vooral een kwestie van heel getrouw je plaats innemen in een lange ketting van mensen. Schakel zijn in een proces dat je zelf niet in gang hebt gezet en waarvan je de afloop niet kent.  Dienstbaar zijn aan het verleden, en bouwen aan de toekomst.  Op hoop van zegen.  En altijd beseffen: ‘de plaats waar je staat is heilige grond’… (Ex. 3, 5).

Het is daarbij ook nog een zeer ‘horizontale’ foto.  Er is nauwelijks iets van ‘verticaliteit’ te bespeuren in dit landschap uit de lage landen.  Wel veel diepte, en mogelijkheden zat om ver te kijken. En ook dat is symbolisch zeer mooi.  Want die horizon en dat verre-kijken, ze zijn van levensbelang voor elke beweging die mensen wil samenbrengen, voor elk individu en voor elke organisatie of groep van mensen die dromen van een nieuwe hemel en een nieuwe aarde...

Er is een prachtig verhaal van Eduardo Galeano, waarin een man op stap gaat met zijn zoontje, in een weidse vlakte zonder huis of kluis.  En dat jongetje stelt alsmaar vragen:

 

  • Papa, die lijn die we daar zien in de verte, wat is dat?
  • Dat is de horizon, jongetje.
  • De horizon, papa, wat is dat?
  • Dat is de plaats waar de hemel en de aarde aan elkaar raken, ventje.
  • En is er achter die horizon nog iets?
  • Natuurlijk jongetje, daar is nog een heel ander land, dat wij nu nog niet kunnen zien.  Daar is de overkant.

En dan, na lange stilte:

  • Papa, hoe komt dat toch: hoe sneller wij stappen, hoe meer de horizon achteruit gaat.  Waarom komen wij nooit dichterbij?
  • Dat is nu eenmaal zo, jongen.  De horizon, daar kom je nooit helemaal bij.
  • Maar papa, waartoe dient de horizon dan?
  • De horizon, ventje, die dient opdat wij verder zouden blijven stappen…

Ernst Bloch, Duits filosoof en theoloog van joodse afkomst, heeft de aandacht gevestigd op het belang van de horizon als de plaats waar de droom van het mogelijke zichtbaar wordt.  Hij spreekt over het heden als over ‘de frontlijn van de toekomst’, de plaats waar over heil en toekomst van de wereld wordt beslist.  Op die plaats, zegt hij, ontstaat de hoop, gefundeerd op de menselijke kracht dingen te kunnen en willen veranderen…

 

Dus: ‘Wie zal zeggen of dat wat mij hopen bestaat?  Het is ermee als met de wegen op aarde: eerst zijn er geen wegen, maar ze ontstaan als mensen in dezelfde richting gaan…’  (Lee Sjuun)

  1. Enkele cadeaubonnen – tips voor mogelijke investeringen in de toekomst.

We moeten vanuit de Kerk dringend blijven investeren in:

  1. Communicerende vaten

Mensen die écht in contact staan met elkaar, zijn als communicerende vaten. Ze zijn ondergronds stevig verbonden, solidair en samenhorig in de diepte. En als het een beetje lukt, zie je het zo gebeuren wanneer ze met elkaar in gesprek gaan: langzaam stroomt het over van de spreker naar de luisteraar, zodat het ‘spraak-water’ op de duur bij beiden even hoog staat – bij mensen is dit meestal een stuk ingewikkelder dan met zo’n plankje met glazen buisjes uit de lessen natuurkunde indertijd, maar toch…

 

  1. Verbanddozen

We moeten rusteloos blijven zoeken naar mensen die verbanden willen leggen omheen de gekwetste wereld. Noodverbanden, want de kloof tussen arm en rijk wordt steeds groter. Steunverbanden, om te ondersteunen wie in deze ingewikkelde  maatschappij zijn weg niet vindt. En dwarsverbanden - dwars tegen alles wat het waardige bestaan van kleine mensen schendt. Met de stroken van dat breed verband weven we dan geduldig verder aan een netwerk van solidariteit, om op te vangen wie dreigt te vallen in de afgrond van kansarmoede en uitsluiting.

 

 

 

  1. Contactlenzen en dodehoekspiegels

De diepste behoefte van elke mens is: door iemand gezien te worden. Dat je een aangezicht hebt en ge-respect-eerd wordt. Er moet een blik zijn die ons herbergt, die ons bestaan oneindig waardevol maakt. Daarom moeten we met zijn allen dringend een extra stel ‘contactlenzen’ aanschaffen. ‘Optische instrumenten’ uitvinden waarmee we terug het ware gezicht van elkaar op het spoor kunnen komen. En dodehoekspiegels installeren om de zwakke weggebruikers onder ons toch in het oog te krijgen, en dodelijke ongevallen te vermijden.

En verder nog waar het kan: investeren in oplaadpunten van spiritualiteit; in startkabels om mensen die om één of andere reden vastgelopen zijn een nieuwe start te laten nemen; in visnetten en netwerken met kleinere mazen; in ‘adressen van hoop’ – dat zijn plaatsen en mensen waar men onvoorwaardelijk terecht kan en zich ‘veilig’ voelt.

 

  1. Blijven kiezen voor gemeenschappen op mensenmaat

De wereld heeft nood aan plaatsen van ontmoeting op mensenmaat. Waar mensen het leven samen delen en dragen, waar men elkaar inspireert om zinvol te leven, te geloven en te hopen. In een gemeenschap op mensenmaat zijn de relaties hartelijk, persoonlijk en veilig. Ze vormen een tegengewicht voor het gevaar van ondergang in de anonimiteit, een tegengif tegen uitsluiting en vereenzaming. We kunnen de maatschappij van vandaag geen grotere dienst bewijzen dan mensen de kans te geven zich gedragen te weten door zo een gemeenschap.

  • Wat kunnen we doen / wat moeten we doen?

 

  1. Een andere bril opzetten of een nieuwe bril kopen. ‘Genezing van de blindgeborene’… (Johannes 9)

 

 

De bril van Roger Ponseele…

 

Perquin in Morazán-El Salvador, zondagmorgen 7 april 2013. De wekelijkse zondagsmis moet om acht uur beginnen in het parochiekerkje van Roger Ponseele, en wij met onze reisgroep van diakens uit West-Vlaanderen worden daar verwacht. Maar we hebben een beetje ‘retard’ met onze bus, en we voelen ons al wat schuldig omdat we te laat zijn. Wanneer we de kerk binnengaan, is het echter vlug duidelijk dat men er geen haast heeft om de viering te beginnen. Roger is vooraan in de kerk aan het inzingen met enkele jongeren; de muzikanten stemmen hun instrumenten, en de mensen van ter plekke zoeken een plaatsje in de reeds behoorlijk volgelopen kerk. De kinderen lopen er vrij in en uit, want het is er op dat vroege uur al vrij warm… En Roger neemt tussen het zingen door her en der contact met mensen uit zijn gemeenschap.

We schuiven aan, en mogen als ‘speciale gasten uit Belgica’ op de voorste rijen plaats nemen. Na enige tijd lijkt het er dan toch op dat de viering gaat beginnen. Alles wordt klaargezet op het altaar en Roger ordent zijn papieren van liturgie, preek en zang. Tijdens het zingen van het eerste lied zien we hem echter wat morrelen en scharrelen tussen zijn altaarstukken, waarna hij vertwijfeld in het rond kijkt – en ja, hij verdwijnt zelfs even naar de sacristie en lijkt iets te zoeken… In zijn sappigste West-Vlaamse dialect horen we hem tussen zijn tanden grommen (want de micro staat al aan!): ‘Godver, waar is mienen bril naartoe? ‘k En zie geen steke voor mijn ogen. Hoe moekik nu de messe doen?’

Wanneer hij dan in opperste verwarring de kerk in kijkt, hopend dat iemand uit het dorp hem misschien zal kunnen helpen, stapt hij plots van zijn altaar weg, daalt van de treden af, en neemt zonder vragen de bril weg van een vrouw die daar vooraan gezeten is. Roger is de zijne blijkbaar  tijdens de voorbereiding kwijtgespeeld en nu kan hij zijn teksten niet goed lezen. Dan zet hij ongegeneerd die ‘bril van een ander’ op zijn eigen neus, gaat gezwind terug naar zijn altaar - en dan kan de viering écht beginnen…

Roger, zelfgekozen medestander van de armen, en al zoveel jaren gelovig onderweg met ‘zijn mensen’, leest vervolgens de liturgische teksten, bidt de gebeden, zingt de liederen en verkondigt zijn blijde boodschap met vuur en passie – maar alles nu bekeken door en gelezen met de bril van een gewone vrouw uit het volk van de armen.

Zo gaat deze priester en profeet – meer dan 80 jaar oud, en al meer dan vijftig jaar werkzaam bij de armsten in El Salvador - dus voor in de liturgie en in het leven: altijd vanuit het perspectief van de gewone man en vrouw. Hij heeft de werkelijkheid leren bekijken met de blik van een campesino die zoveel onrecht meemaakte; hij leest de moeilijke vragen en raadt de verborgen kwetsuren van het volk met de ogen van zijn hart; hij spreekt en preekt en zingt vanuit het opstandige geloof en de niet-aflatende hoop van de kleine mensen wiens medestander hij voorgoed geworden is. ‘El Padre Tomate’ noemen ze hem ginder wat ondeugend, omwille van zijn blozende kaken…

En wij, toevallige passanten en bezoekers van één dag daar in Perquin, beseffen bij dat akkefietje met die ‘bril van Roger’ ineens en voorgoed: op weg gaan met mensen in armoede hier en in de Derde Wereld is je telkens weer afvragen: ‘Godver, waar is er ergens ne goeien bril? Dat ik klaar kan zien, dat ik de feiten juist kan lezen en er goed kan over oordelen, en dat ik adequaat kan handelen en blijven vechten voor recht..!’

 

 

 

 

Dit hebben de armen me geleerd:

  • Het is beter je hart te vullen met hoop,

dan met ontmoediging en wrok.

  • Het is beter dingen samen te doen,

dan elk voor zich.

  • Er is een negende zaligspreking:

Zalig de koppigaards

           die altijd voortdoen!

             (Roger Ponseele)

 

 

 

 

 
  1. Enkele lessen uit de leerschool van de basisgroepen.

 

 “Wees zelf de verandering die je in de wereld wil zien…”

Mahatma Gandhi – geweldloze verzetsstrijder, politiek en spiritueel leider

 

  1. Vertrek altijd bij de armen. Luister naar hen, denk mee met hen (of met hun verdedigers). Wat zij zien en ervaren dringt vaak onvoldoende tot ons door.
  2. Aan de vruchten ken je de boom. Stel altijd de vraag of een plan, een besluit, een politieke, financiële of andere beleidsbeslissing… een spoor van leven of eerder een spoor van dood achterlaat.

Wantrouw ten diepste de machten die boven alles winst en eigenbelang najagen. Ze beschikken over de mooiste woorden en de handigste verleidingstechnieken om hun visie als humaan en zelfs als christelijk voor te stellen.

  1. Heb geduld. Of liever: zorg voor een lange adem. Een wereld die goed en    rechtvaardig is voor de armen en kleinen zal nog niet voor een nabije toekomst zijn. Wie onrechtvaardig kapitaal en privileges verzameld heeft is meestal lastig te ‘bekeren’, en ook listig en meestal niet overgevoelig voor het leed van de slachtoffers…
  2. Maar ondertussen kun je toch erg zinvolle dingen doen. Bijvoorbeeld: mensen samenbrengen en informeren over wat er echt gaande is in de wereld veraf en vlakbij. En ook op kleine schaal levensnabije en bevrijdende initiatieven nemen of  ondersteunen. Ze bewijzen dat gewone mensen niet helemaal machteloos staan. Ze geven ook (zelf)vertrouwen. En ze maken je geloofwaardig tegenover de twijfelaars.
  3. Als er te kiezen valt tussen stoere verklaringen, grootse plannen en dergelijke… en geduldig samenwerken met de armen, kies dan maar voor het laatste. Steeds met deze vraag prioritair gesteld: waar is de kleinste en de zwakste, en waar is de gemeenschap het meest mee gediend?
  4. Laat je geregeld voeden door profetische figuren, groepen en bewegingen (van vroeger en van nu), waarvan je hart, je verstand en je geweten zeggen: die hebben gelijk (gehad).
  5. Een volwassen zingeving en spiritualiteit maakt sterker, corrigeert je, bewaart de hoop, weigert fanatisme en kiest altijd voor het leven.

             ‘Altijd is er iets om voor te leven…’

                   (met dank aan Jef Ravelingien, die mij ooit in deze leerschool introduceerde…)

 

 

 

 

  1. Het belang van de ‘kleine goedheid’.

 

            Een verhaal uit de concentratiekampen…

 

Tegen het einde van de oorlog werd een groep vrouwen uit Auschwitz verplaatst naar kamp Ravensbrück. Het laatste stuk van de reis gebeurde in open treinwagons waarin de vrouwen bovenop elkaar geperst waren. Eén van die vrouwen, Sara Przytyk beschrijft in haar dagboek hoe ze er in slaagde een verbindingsstuk tussen twee wagons te bereiken waar ze kon zitten. Maar ze had daar nog meer kou dan toen ze in de wagon vol lichamen verbleef.

‘Alstublieft mevrouw.’ Een luid gefluister en geklop op de wand van de wagon vóór me bereikte me als door een mist. ‘Alstublieft, steek uw hand uit en pak de deken, snel’, hield de dringende stem aan vanuit de andere wereld. ‘Denk er niet over na. Steek alleen uw hand uit.’ Ik stak mijn arm uit en iemand uit de wagon gaf me een grijze kampdeken. Het bleek dus toch geen droom te zijn, die stem die ik hoorde… Er is iemand in de wagon die me écht wil helpen, dacht ik. Iemand wil dat ik blijf leven. Ik gooide de deken over mijn hoofd. Ik wikkelde hem om mijn rug en mijn borst en begroef mijn handen erin.

Nu klopte ik op mijn beurt op de wand. ‘Alstublieft, mevrouw. U hebt mijn leven gered. Ik heb het nu wat warmer. Hebt u de deken zelf niet nodig? ‘Nee’, fluisterde de stem terug. ‘We hadden twee dekens, mijn dochter en ik. We zitten nu samen onder één deken en we hebben het warm bij elkaar…’

Hoe is het mogelijk, dacht ik. Aan de ene kant al die beestachtigheid in zo’n concentratiekamp. En aan de andere kant zoveel haast onzichtbare menselijkheid, zoveel onzelfzuchtige aandacht en liefde voor een mens in nood. Ik kon het haast niet geloven…

Sara Nomberg-Przytyk – in ‘Auschwitz: True tales from a grotesque land’

 

Emmanuel Levinas zegt: Het enige wat levendig overeind blijft in de wereld is de kleine goedheid van het dagelijks leven. Ze is fragiel en voorlopig. Ze is een goedheid zonder getuigen, in stilte voltrokken, bescheiden, zonder triomf, gratuit, en juist daardoor eeuwig”.

Het zijn gewone mensen die haar verdedigen en ervoor zorgen dat ze zich telkens weer herpakt, ook al is ze volstrekt weerloos tegenover de machten van het kwaad. De kleine goedheid kruipt overeind, zoals een platgetrapt grassprietje zich weer opricht.

Ze is misschien wel ‘gek’ – het is een ‘dwaze goedheid’ – maar ze staat tegelijk voor het meest menselijke in de mens. Ze wint nooit, maar ze wordt ook nooit overwonnen!. Misschien is dit wel een spoor naar het goddelijke, het eeuwige in iedere mens.

 

 

Kleine goedheid

Is het een stem van ooit

die zindert in hun hoofd?

Door wat gedreven?

Zij, de wakenden,

die met de ogen van hun ziel

en handen nooit genoeg,

blijven omringen

dat wat zorg verdient

in deze wereld?

Zij toveren met tijd.

Zij breken hem in stukken

om steeds rond te komen.

Vertrouwd zijn zij,

als van nature,

met het oud geheim

 

 

Er is zoveel goeds in de wereld…

van gave en van gratuïteit,

die mensen openvouwt

en bijna grenzeloos doet leven.

Voor wat zij doen

bestaan geen titels.

Noem het de naamloze

en kleine goedheid,

die niet voor zichzelf bestaat.

Maar waarmee men

soms bergen kan verzetten,

zonder het te weten.

Kris Gelaude in TGL – jg. 71, nr. 4 – juli-augustus 2015

 

 

 

 

Mensen gaan.

Zij zorgen en koesteren.

Zij gaan

en gaan naar morgen

en overmorgen.

Er lopen wegen van trouw,

grenzeloos vlechtwerk van mensen.

Zij reiken verder

dan hun eigen bestaan.

 

(Roos Maes)

 

En overal zie je mensen,

die stand houden in het goed-zijn:

toegewijd aan elkaar:

koffie maken, een tafel dekken,

wonden verbinden, de moedeloosheid bezweren,

terugvechten, de dood weerstaan,

stille voortdoen, de ‘coerage’ niet verliezen…

 

En waar de een zegt: ''We kunnen niets meer doen ..."

zegt een ander: ''We kunnen nog veel betekenen."

 

Waar de een zegt: "Dit is het einde..."

zegt een ander: "Hier is een nieuw begin."

 

Zet meer komma's dan punten.

Er is meer licht dan je weet.

 

(Marinus van den Berg)

 

Er is zoveel goeds in de wereld.

Solidariteit en zorg, respect, mededogen, trouw.

Het gebeurt overal, ook daar waar je het niet ziet.

Je wéét dat het gebeurt, en je houdt je er aan vast,

desnoods tegen beter weten in.

Er is een groot onzichtbaar draagvlak, een netwerk van verbondenheid.

Daar moet je in willen blijven geloven – anders hou je het niet vol.

Voor wie goed toekijkt en alle 'kleine goedheid' die 'en toch' gebeurt zorgvuldig in de schatkamer van zijn geheugen verzamelt, moet het duidelijk zijn: "'t Es nog al nie naor de wuppe...' (Wannes Cappelle en Het Zesde Metaal) Dus: 'Doe maar voort...'

 

Want overal is sprokkelhout

van goede wil te vinden

om vuur te maken

dat warmte geeft

aan velen.

Kris Gelaude

 

Grappig overlijdensbericht wordt internethit

Het Nieuwsblad - woensdag 23 november 2011

Het overlijdensbericht van Mariëtte Lumbeeck (89) is goed op weg om een internethit te worden. De vrouw overleed vorige maand in het Antwerpse Kessel, maar haar overlijdensbericht wordt nu veelvuldig gedeeld op sociale  netwerksites.

Dit laat Mariëtte postuum weten aan de wereld in haar overlijdensbericht: 'Zoals ze zelf wou, zal er géén koffietafel zijn, noch rouwprentjes. Diegenen die koffie wensten, hebben volgens Mariëtte tijd genoeg gehad om die samen met haar te drinken.'

'Moeder wilde het absoluut zo', zegt dochter Désirée. 'Er kwam minder volk bij haar over de vloer dan ze eigenlijk wilde. De mensen die niets meer van zich lieten horen, wilde ze dus ook niet op haar begrafenis. Ze zag ook wel de dubbele bodem in het bericht, ze zag er de humor van in. Mijn moeder was helemaal niet bitter, ze zei gewoon waar het op stond. Ze was trouwens een vrolijke vrouw die graag lachte.'

Désirée wist al in 2004 dat haar moeder haar uitvaart zo geregeld wilde zien. 'Ze had in de krant een gelijkaardig bericht gezien. Dat had ze bijgehouden en op gezette tijdstippen herinnerde ze ons eraan dat haar overlijdensbericht er zo moest uitzien. Zo en niet anders.'

 

HET KLEINSTE WOORD VAN PASEN: ‘EN TOCH…’

Naar het schijnt had Felix Timmermans de gewoonte zijn boeken eigenhandig te signeren met een kleine tekening, en daaronder in zijn sierlijke handschrift ‘En toch’ te schrijven, plus zijn naam. Hij had nochtans een zware geestelijke crisis meegemaakt, wanneer hij zijn ‘Pallieter’ schreef, en had daar heel erg van afgezien – niet voor niets had hij enkele jaren tevoren het zwartgallige ‘Schemeringen van de dood’ geschreven…

Dat is sterk: spijts alles telkens weer ‘En toch’ kunnen zeggen en schrijven! Vanuit het ‘point mort’ in je leven  tòch altijd weer kiezen voor licht, voor liefde en leven, tegen de duisternis, tegen de wanhoop en de dood in. Ook als het helemaal donker wordt. Ook als je vreest dat je niet meer kunt bidden of hopen. Ook als de hemel en de aarde lijken te vergaan: de God van Pasen laat ons nooit in de steek. Het is bij momenten haast bijna niet te geloven dat je dit kunt geloven….

Wij weten niet wat ons nog allemaal te wachten staat in de komende tijd, niet in ons eigen leven, niet in de grote wereld om ons heen, en al helemaal niet voor wat de Kerk en het geloof betreft. Maar misschien is dat ook niet zo belangrijk. Même s’il n’ y a plus d’espoir, il reste l’ Espérance.

Dus ondanks alles – in elk ‘point mort’: ‘En toch’… De kortste samenvatting van de Paasboodschap.

 

Het moet ergens in 1989 geweest zijn – een hele tijd geleden dus. Op zes plaatsen in Vlaanderen werd de ‘Symfonie van de twee werelden’ uitgevoerd, een muziekstuk gecomponeerd door de Zwitserse dirigent Pierre Kaelin op tekst van Helder Camara. De fameuze ‘rode bisschop’ was vanuit Brazilië speciaal naar hier gekomen om tijdens die uitvoeringen zijn teksten persoonlijk voor te lezen. Ik werkte in die tijd als pastor voor de KAJ, en via-via hadden wij vernomen dat Dom Helder die hele periode te gast was in een Izegems klooster. En nog eens via-via hadden we kunnen bekomen dat wij vanuit de KAJ een hele voormiddag lang, van negen tot twaalf, met Dom Helder zouden mogen praten.

Het werd een onvergetelijke ontmoeting. We zaten daar in een kring, een tiental jonge gasten en ikzelf, vastbesloten geen woord te missen van wat de Profeet ons zou vertellen (ik mocht naast Dom Helder zitten, en beweer tot op vandaag steevast dat ik sinds die dag een profetische rechterknie bezit, omdat Dom Helder wel honderd keer op die knie geslagen heeft. En ook nog een profetische rug, vanwege de vele bemoedigende schouderklopjes waarmee hij mij tijdens het gesprek bedeelde…)

We hadden een hele vragenlijst opgesteld, met alles wat we van hem wilden weten over geloof en Kerk, evangelie en bevrijdingstheologie, Cardijn en de Paus, vechten tegen armoede en werken aan gerechtigheid, ginder en hier. Toen was het tijd om af te ronden. Dom Helder stond er op van iedereen persoonlijk en met een apart woordje afscheid te kunnen nemen. Zelf was ik de laatste in de kring, en terwijl hij zo zijn rondgang deed, loerde ik stiekem nog even naar mijn vragenblad, om uit te vissen welke belangrijke kwestie ik hem in allerijl nog kon voorleggen, nu we de kans nog hadden…

Dom Helder - tachtig jaar oud en niet meer dan een meter vijfenvijftig groot, schat ik - kwam vlak voor mij staan. ‘S’il vous plaît, Dom Helder, une petite question encore… Wil je nog even in een notendop proberen te zeggen waar het op aan komt in het ‘kajotteren’, en waar wij vooral bij de jonge gasten hier in Vlaanderen moeten blijven op hameren..?’

Hij ging op de toppen van zijn tenen staan, zodat wij elkaar recht in de ogen konden kijken. Met zijn verrimpelde handen haalde hij mijn gezicht voorzichtig wat dichter naar het zijne toe, en zei toen met pretlichtjes in de ogen en een brede glimlach op het gelaat heel eenvoudig maar beslist: ‘Il faut continuer..! Il faut toujours espérer et continuer..!’

 

Tachtig aan de buitenkant, van binnen hooguit twintig…

Dat je tachtig jaar geworden bent, en nog zo jong van hart kunt zijn. Dat je zoveel kwaad en tegenwerking, zoveel onrecht en dood in de ogen hebt gezien, ja zelfs aan de lijve  ondervonden. Dat je reeds geruime tijd ‘fin de carrière’ bent in je bisschopsambt. En dat je desondanks met zoveel vuur en warmte, met zoveel geloof en hoop zo’n eenvoudige ‘blijde boodschap’ kunt doorgeven aan de jeugd die generaties na je komt. Daarvoor moet je van binnen, in je ziel, in je hart en je geweten toch wel heel veel warmte hebben opgespaard…

Nu nog, hoewel die ontmoeting lang voorbij is en Dom Helder al zo lang is gestorven, zie ik soms, wanneer ik even de moed dreig te verliezen, zijn oprechte ogen die in de mijne kijken, en hoor ik zijn warme profetische stem die me telkens weer zegt: ‘Il faut continuer..!’

 

 

 

‘Op een keer waren alle dieren van het bos in een crisiszitting bijeen, omdat de ekster al een paar dagen spoorloos verdwenen was. Al vaak had de ekster gedreigd: “Ik ga weg en ik kom niet meer terug”, maar altijd was hij weer gewoon teruggekomen. Maar deze keer was het anders, hij was en bleef weg. Aanvankelijk hoopte iedereen nog dat hij misschien de volgende dag terug zou komen. Maar nee hoor: van de ekster was geen spoor te bekennen. De dieren spraken af om samen heel hard te roepen om de ekster, maar er kwam geen geluid als antwoord. Toen besloten ze brieven te schrijven om de ekster te vragen zo snel mogelijk terug te komen. De lucht zag zwart van de brieven, maar de ekster bleef weg.

Niemand had enig idee, hoe ze verder moesten komen in deze moeilijke situatie, tot de mier zei: “Ik stel voor dat we de moed opgeven”. Er ging een zucht van verlichting door de zaal omdat ieder dat een geruststellende gedachte vond.

Toen stond op de achterste rij iemand op die zei: “De moed opgeven? Daar ben ik tegen”.

Dat was de ekster.’

Een verhaal van Toon Tellegen

                                        

  1. ‘Leren-met-gezag’…
    1. ‘Opstaan en dienen’…
  2.  
    1. ‘Gemeenschap opbouwen’...
    • Kerk is altijd in beweging, en is per definitie ‘progressief’ en toekomstgericht.
    •  
    • God wil niet wonen in een tempel – Hij woont liever bij Zijn mensen in een tent…
    1. De ‘armen’ - in dit geval de vluchtelingen en transmigranten – wijzen ons trefzeker de plaats aan waar de ‘Kerk’ moet aanwezig zijn: in de modder, de el-lende, in de ‘jungle’ (dat is bijbels gesproken: in de woestijn en in het ‘tohoewabohoe’ van vóór de schepping)
    2. Zo’n kerkje van bordkarton is makkelijk verplaatsbaar. Het behoedt ons voor het status-quo van het ‘geïnstalleerd zijn’. Wanneer de ‘jungle’ van Calais ontruimd is, en ons gammele kerkgebouwtje mee met de mensen plaats heeft moeten ruimen: geen probleem: ‘inpakken en wegwezen!’ - er zijn plaatsen genoeg in de wereld waar modder is, en waar onmenselijkheid regeert. Laten we ook daar vlug even een kerkje optrekken in bordkarton! Want hoe dan ook: mensen zoeken altijd weer naar een schuilplaats tegen de ellende en de uitzichtloosheid…
    • Een persoonlijk ‘bekeringsmoment’ – de doopplaats in Filippi. Pleidooi voor een Kerk die afdaalt en in de stroming van het leven gaat staan…
    1.  ‘En toch’ blijven zeggen.
    1. ‘Il faut continuer’ – Dom Helder Camara.
    1. ‘De moed opgeven, daar ben ik tegen…’

Gepubliceerd door

Decanaat Kortrijk

Meer

Inspiratie

Deel dit artikel

Deel op Facebook
Deel op Twitter
Deel via e-mail

Lees meer

Hoe ondersteun je dementerenden? © Freepik
Lees meer

Ethiek van euthanasie bij vergevorderde dementie

icon-icon-evenement
Een gedeelde missie voor alle gedoopten
readmore

Gebedsintentie paus oktober 2024: voor een gedeelde missie

icon-icon-inspiratie
De pijn van de slachtoffers van milieurampen
readmore

Gebedsintentie paus september 2024: voor de schreeuw van de aarde

icon-icon-inspiratie

Recent bezocht

Bekijk je recent bezochte microsites, auteurs en thema's
© 2025 Kerk en Media vzw
Vacatures
Contact
Voorwaarden
YouTube
Twitter
Facebook