Hak mij niet om,
al bleef ik als vijgenboom reeds jaren zonder vruchten.
Gun mij nog vier seizoenen de tijd
dat ik mij naar het licht omkeer.
Een herfst vraag ik,
die mij van mijn eigenwaan geneest.
Een winter om te sterven als zaad,
gehoorzaam in de grond.
En als de lente komt,
bekleed mij dan met bloesems,
een witte mantel, even maar,
waarvan ik mij ontdoe
als Gij met zomerzon mijn goede wil beloont.
Pluk dan mijn vruchten één voor één
en vergeet het jarenlange wachten…