Advent komt van het Latijnse ‘adventus’, wat komst betekent. In de adventstijd zien we uit naar de komst van God die zich te kennen geeft in de figuur van Jezus. Het is de voorbereidingstijd op het Kerstfeest. Met de eerste zondag van de advent start ook het liturgisch jaar. Voor 2017-2018 is dat het B-jaar, waarbij we hoofdzakelijk uit het Marcusevangelie zullen lezen.
Het is niet helemaal duidelijk wanneer de traditie van de advent juist gestart is. Paus Gregorius de Grote was uiteindelijk diegene die ergens eind zesde eeuw bepaalde dat de advent 4 zondagen moest duren. De 4 zondagen staan dan symbolisch voor de 4000 jaar waarop de mensen vanaf de val van het aards paradijs op de verlosser hebben moeten wachten.
De advent heeft in tegenstelling tot de veertigdagentijd voor Pasen een variabele duurtijd. Dit kan tussen de 22 en de 28 dagen zijn. Dat komt omdat er altijd 4 zondagen in moeten vallen. De laatste zondag is altijd de zondag vlak voor Kerstmis. De advent kan daardoor ten vroegste op zondag 27 november en ten laatste op zondag 3 december beginnen. Dit jaar is dat laatste het geval, en hebben we dus de kortste adventstijd denkbaar, weliswaar vier zondagen, maar slechts drie weken, waarbij de laatste zondag de dag voor Kerstmis is.
Wie hoog bezoek verwacht, bereidt zich voor. Het huis wordt in gereedheid gebracht om de gast in optimale omstandigheden te verwelkomen. Hij zal aan kleine dingen merken dat hij verwacht wordt. In de Kerk is het niet anders. In de advent zijn de krans en de vier kaarsen in vele parochies en kerken het meest opvallende symbool van deze verwachting. De winterharde dennentakken staan voor het leven en de hoop. Het licht van de vier kaarsen wijst op de pelgrimstocht naar het volle licht van de kerstnacht. Gods Zoon, het licht van de wereld, komt met de boodschap dat niet de duisternis en de dood, maar het licht en het leven zullen overwinnen.
Advent is niet enkel een tijd van uitzien, maar ook van inkeer. Zo draagt de priester bijvoorbeeld in deze adventstijd een paars kazuifel. Paars is de kleur van bezinning, boete en bekering. In de advent wordt ook het 'Eer aan God' (Gloria) niet gebeden of gezongen. Dit vreugdelied zongen de engelen in Betlehem bij de geboorte van Jezus. Ook het niet zingen van dit lied is een teken van inkeer; zo klinkt het met Kerstmis weer als een nieuw. Dat nieuwe lied mogen we met Kerstmis met de engelen meezingen, vol blijdschap om de geboorte van Jezus.
De derde zondag van de advent wordt ‘Gaudete-zondag’ genoemd. Gaudete betekent ‘verheug U’ en is van oudsher de Gregoriaanse intredezang voor deze zondag. Op de derde zondag wordt de inkeer voor even gebroken en mag de vreugde van het naderende kerstfeest opklinken. Vandaar ook dat op deze zondag de priester een roze kazuifel mag dragen (wat een mengeling is van paars en wit) ook bestaat de gewoonte in bepaalde streken om als derde adventskaars een roze kaars te plaatsen, en dit als teken van de groeiende vreugde.
De eerste lezingen in de Advent zijn voor het merendeel genomen uit de profeet Jesaja, die Israël op weg zette om de Verlosser te ontvangen. Jesaja schetst verschillende beelden over Diegene die gaat komen. In de Evangelies komen we vaak de laatste grote profeet van het Oude Testament tegen, Johannes de Doper, de voorloper van Jezus. De Advent is liturgisch gezien ook 'Mariamaand'. Met Maria zien wij vol verwachting uit naar Jezus die naar ons toekomt.
pastor Gino