Lezingen van de Openbaring van de Heer: Jes. 60, 1-6 / Ef. 3, 2-3a.5-6 / Mt. 2, 1-12
Broeders en zusters,
Het bezoek van de drie wijzen aan de pasgeboren Jezus is een merkwaardig verhaal. Historici weten niet goed wat ervan te denken. Horen deze drie oosterlingen wel thuis in het Evangelie? Hebben zij zich niet van verhaal vergist? Ze brengen in het kerstverhaal van alles binnen - kleren, geschenken, gebaren - wat niet past bij de geboorte van een kind of bij de eenvoud van Maria en Jozef. Hun aanwezigheid contrasteert met de bescheidenheid en de verborgenheid waarin Jezus ter wereld komt. Ze contrasteert ook met de Joodse achtergrond en stamboom van Jezus. De drie bezoekers bieden het kind geen Joodse geschenken aan, zoals een tekst van de Thora, een zevenarmige kandelaar of een gebedsriem. Nee, ze hebben exotische geschenken mee, geschenken uit hun eigen cultuur: goud, wierook en mirre. Wat kan Jezus als Joodse jongen daarmee aanvangen? Kortom: de drie wijzen lopen door het kerstverhaal als vreemde buitenlanders. Of is dat misschien juist de bedoeling?
De lezer van het Evangelie is van meet af aan gewaarschuwd: Jezus is niet geboren voor één volk alleen, zelfs niet voor het Joodse volk alleen. Hij is geboren en bestemd voor alle volken.
Zijn zending is niet beperkt tot de identiteit van slechts één volk. Het Joodse volk mag Hem wel ontvangen, maar zal Hem ook moeten loslaten.
Geregeld hoor je vandaag vragen om een fellere bescherming en verdediging van onze eigen identiteit. We zullen het in 2018 nog heel vaak horen. Reden genoeg om nu al zorgvuldig over deze vraag na te denken. We voelen ons bedreigd in onze identiteit: in onze taal en cultuur, in onze waarden en normen, in onze gewoonten en rituelen, in onze onuitgesproken overtuigingen en verwachtingen. Bedreigd door wie? Door de globalisering van economie en industrie, door de opmars van het Engels als internationale voertaal, door een groeiend aantal medeburgers van buitenlandse oorsprong, door de aanwezigheid van andere godsdiensten en levensbeschouwingen, door de regelgeving van Europa en andere internationale instellingen,... Het is een wijd verspreide vraag: ‘wat zal er van ons nog overblijven?’ Maar wie zijn die ‘ons’?
Welk ‘ons’ voelt zich bedreigd? Dat is de vraag.
En ook: voor welk ‘ons’ willen wij opkomen?
Deze vraag houdt het christendom al bezig sinds het begin. Het bezoek van de drie wijzen uit het kerstverhaal is daarvan een illustratie. Hoezo? De drie wijzen komen volgens het verhaal uit het Oosten, uit de richting dus van het oude Babylonië en Perzië. Ze komen niet uit een regio zonder cultuur of identiteit. Wel integendeel. Babylonië en Perzië behoorden al eeuwenlang tot de sterkste politieke en culturele spelers uit de regio. De drie wijzen hadden zich kunnen opsluiten in hun regionale fierheid en thuis blijven. Maar neen: ze trekken naar een landstreek waar zij als trotse oosterlingen al eeuwen op neerkijken, namelijk naar het Joodse binnenland. Ondanks hun overwicht hebben zij de moed of de bescheidenheid om zich in een andere cultuur te wagen, op zoek naar de waarheid.
Wat kenmerkt wijze mensen? Ze weten dat hun identiteit niet samenvalt met de laatste waarheid.
En wij dan? Wij gaan er vlotjes van uit dat het christendom van ‘ons’ is en dat het deel uitmaakt van ‘onze’ identiteit. Dat is niet helemaal onjuist. Maar hoezeer behoren Jezus en het Evangelie wel tot ‘onze’ identiteit? Steeds meer voelen oprechte christenen zich bij ons als vreemdelingen onder hun eigen volksgenoten. Hoeveel moed of bescheidenheid vraagt het vandaag niet om je te bekennen tot Jezus van Nazareth, tot de kerkgemeenschap of tot de zondagse eucharistie? Op Jezus en zijn leerlingen wordt vandaag vooral neergekeken. Dat neerkijken is bijna een stuk van ‘onze’ identiteit geworden.
Wie vandaag eerlijk tot Jezus wil naderen, moet ‘onze’ identiteit durven te bevragen, meer dan haar te verheerlijken of te verdedigen.
‘Onze’ identiteit en het Evangelie zijn geen identieke uitdrukkingen. Ze zouden wel eens verder uit elkaar kunnen liggen dan wij denken. De drie wijzen konden daarvan meespreken.
Wat hebben de drie wijzen van hun ontmoeting met Maria, Jozef en het Kind van Bethlehem meegenomen naar Babylonië? Hebben zij later nog gevraagd wat er van Jezus geworden was? Hebben zij flarden van zijn woorden en wonderwerken opgevangen? Hebben zij gehoord van zijn dood en verrijzenis? Hebben zij ooit leerlingen of volgelingen van Jezus ontmoet? We weten het niet. Wat we wel weten is dit: dat heel vlug na de dood en de verrijzenis van Jezus, christelijke gemeenschappen zijn ontstaan buiten het Joodse binnenland, in gebieden met andere talen en culturen. Al snel ontstond een Syrisch of Aramees christendom, een Koptisch christendom, een Grieks christendom, een Latijns christendom. Al deze gebieden hadden een eigen identiteit: een eigen historische, culturele en religieuze identiteit. Wat heeft het jonge christendom adem en ruimte gegeven? Juist de kruisbestuiving tussen het Evangelie en zoveel verschillende identiteiten. Die geschiedenis is niet voorbij. Dat velen zich vandaag bedreigd voelen in hun christelijke identiteit is begrijpelijk. Alleen heeft het geen zin om rond onze christelijke identiteit een fortengordel te bouwen. De Eerste Wereldoorlog heeft afdoende bewezen hoe nutteloos een fortengordel rond Antwerpen wel kan zijn.
Monocultuur kan onze omgang met Jezus en het Evangelie slechts verzwakken en verarmen.
Met openheid, uitwisseling en dialoog hebben wij als christenen veel meer te winnen dan te verliezen. En die kans hebben wij, juist hier bij ons. Christenen en gelovigen met een andere achtergrond zijn in groot getal onder ons aanwezig. Wat een kans! Zij kunnen leren van ons en wij van hen. Zoals in de eerste tijd van het christendom.
Goede vrienden, het bezoek van de drie wijzen gaat over vandaag. Anders heeft het geen zin dat verhaal nog te lezen.
Waartoe is de Kerk en waartoe zijn wij geroepen? Om te doen zoals Maria: om Jezus te koesteren als ‘ons’ geliefde kind en om Hem te laten zien aan al wie Hem bezoeken wil.
Misschien werd Jezus daarom niet geboren in de herberg, maar in een stal, want - zo zegt een Vlaams kerstlied - ‘daar sloten noch vensters noch deuren’! Amen.