Jezus verkondigt met gezag en geneest een bezeten man. Hij doet wat Hij zegt.
Om een druk kruispunt veiliger te maken, ijverden buurtbewoners voor verkeerslichten. In de eerste dagen dat die stoplichten er stonden, was er politietoezicht. Eén van de eerste chauffeurs die door het rode licht reed, was de voorzitter van het buurtcomité. Zijn goede naam lag aan flarden. Hij deed niet wat hij zei.
Dat is bij Jezus anders. Hij geeft onderricht in de synagoge, op sabbat. De mensen zijn onder de indruk van zijn woorden, want Hij spreekt met gezag. Onmiddellijk daarna, op dezelfde plaats, geneest Jezus een bezeten man van wat hem gevangen houdt. De aanwezigen in de synagoge zijn buiten zichzelf van verbazing. Jezus’ gezag groeit nog meer. Hij doet wat Hij zegt.
Er is bij Jezus geen afstand tussen wat Hij zegt en wat Hij doet. Dat geeft hem een enorme aanhang. Het moet niet verwonderen dat zijn faam zich doorheen Galilea verspreidde.
Als volgelingen van Jezus zou dat ook bij ons zo moeten zijn. Onze woorden van geloof zouden één moeten zijn met onze daden. Of anders ligt onze faam aan flarden, zoals met de chauffeur die actie voerde voor verkeerslichten maar er zelf niet op lette.